voor hem op en vroeg hem of hij wel wist hoe zijn vader voor die erfenis gezwoegd had. Pekaat legde zijn vuist op de toonbank: Geen schuld zal mijn naam bezoedelen of mijn geweten drukken.
Daar hij aan zijn beginsel vasthield moest hij zich hoe langer hoe meer bekrimpen, tot hem op onheuse toon werd medegedeeld dat hij geen dukaten meer, maar slechts stuivers van de bank kon krijgen, soms bijgeval een paar schellingen. Hij besloot toen ook geen boeken meer te huren. Hij keek uit het venster naar de voorbijgangers, zich vergenoegd de handen wrijvend dat er daaronder geen enkel liep die zich zijn schuldeiser kon noemen, zij die onder elkander allen schuldeisers en schuldenaars waren. Ik, zeide hij tot zichzelf, heb tenminste aan die ongerechtigheid niet meegedaan.
Het toeval wilde dat een van de voorbijgangers opkeek, een bejaard heer met een rood gezicht, en staan bleef en toen recht naar het huis van Pekaat liep. Hij belde aan, hij kwam de trap op. Het is een fortuin dat ik u herkend heb, zeide hij, ik ben Blasens, u weet wel, winkel in schrijfbehoeften, al dertig jaar opgedoekt. Ik heb nog een rekeningetje voor u en ik hoor dat u altijd betaalt, het is maar twintig dukaten. Ziehier, voor griffels, potloden, schriften, rode en groene inkt, alles gekocht voor u nog vijftien jaar was, u had toen krulhaar. Ik dacht wel dat u het vergeten had.
Na lang peinzen herinnerde Pekaat het zich. Maar daar hij niet over twintig dukaten beschikte verzocht hij de man het bedrag in gedeelten te mogen voldoen. Het werd afgesproken. Voortaan kwam Blasens tweemaal in de week om stukjes van de vergeten rekening te innen en Pekaat at de helft van wat hij gewoon was te eten. Toen de laatste stuiver voldaan was wreef hij zich de handen. Hij nam zich voor niets dan het hoognodige te kopen omdat hij haast niets meer betalen kon en in geen geval zo dwaas wilde zijn als de anderen om onder de last van schulden op aarde rond te lopen. Hij keek in de spiegel en voelde zich tevreden.
De klok van de toren had tien geslagen toen er werd aangebeld. Pekaat deed open voor een oude gebogen vrouw, die de trap opkwam, vriendelijk knikte en even wachtte voor zij begon te spreken.
U weet dat niet meer, zeide zij, want het is al bijkans vijftig jaar geleden. Uw vader zaliger en mijn man zaliger, die landbouwer was, dat weet u misschien nog wel, dat waren grote vrienden.