van het kerkplein riep eensklaps haar naam, Bruuntje, en dat zij het werkelijk was bleek uit haar knik en haar lach. En het eerste wat de heraut van de burchtpoort verkondigde, was dat de landsvrouwe uit dankbaarheid voor de goede gaven die zij hier ontvangen had, opdat er in de stad geen armen meer zouden zijn, aan alle burgers geschenken uit liet delen. De kreupele man, vooraan onder de omstanders, riep: De ondankbare! geschenken hebben wij van haar niet nodig! Hij weigerde ook het goudstuk dat hem werd aangeboden, hij ging grommend heen.
Toen de landsvrouwe ervan hoorde zeide zij: Hij heeft gelijk, voor mijn vrienden van het kerkplein geen beloning.
En dit was haar wijze om hun haar dankbaarheid te tonen.
De rijke burgers zagen haar niet op het feest met veel flambouwen. In het stilste uur voor de avond, toen achter het kerkplein de mussen hun nachtplaats zochten, ging die oudste vrouw naar de bank, daar zat zij onder de donkere bladeren, mompelend en soms terzijde kijkend. En toen zij weer terzijde keek zat er een gestalte naast haar.
Kind, vroeg zij, waar ben je zo lang geweest? Je zal wel honger hebben, wacht, ik ga wat voor je halen. Zij stond op en ging zo langzaam omdat zij haast niet meer lopen kon, dat het al schemerde toen zij terugkwam. Zij bukte zich over Bruuntje, streelde haar wang en gaf haar een stuk brood. Kind, zeide zij, ga niet meer weg, ik zal zo lang niet meer kunnen geven. Nu ga ik danken dat je terug bent. En langzaam liep zij naar de kerkdeur.
Zij was daar nauwelijks binnengegaan toen er geluid naderde van krukken, stampend op de grond. De kreupele man liep achter de kerk heen en weer, turend in de duisternis van de boompjes. Eindelijk zag hij de gestalte en met twee lange schreden was hij bij haar. Godlof, zeide hij met een grote zucht, het was toch maar bedrog dat je rijk geworden was. Maar loop niet meer naar andere straten, hier bij ons op het plein krijg je vast genoeg. Hier heb je brood, en nog een penning om iets te kopen, en als het koud wordt krijg je een halsdoek.
Hij ging heen. Uit een deur kwam een vrouw met een kaarsje, zij zeide: Waarom sta je hier achter de kerk, in donker? Ik kon je haast niet vinden. Ga morgen weer onder de portiek, daar zie ik je liever en daar waait het niet. Ook zij gaf iets.
De volgende morgen stond Bruuntje onder de portiek en een voor een kwamen de oude mensen uit hun deur en staken het