Ja, dat zeg je maar, en wat is mijn taak dan zo laat nog? Heel alleen met niets dan donkere lucht en donker land voor de ogen? Regen, regen, altijd regen, of het nog niet nat genoeg is op dat land, geen mens gaat er voorbij op zo'n dag, je ziet zelfs de kraaien niet. Wat is die zwarte vlek daar op de lucht, die langzaam aankomt?
Dat is de avond, kind, ga nu maar weer naar bed.
En weer een dag, met stijfheid in de leden, het vroor al hard, zei de bakker. Je kon een wagen al een eind weg horen. De kachel brandde flink. En die stem begon weer.
Daar zit je nu, maar het is nog zo kwaad niet in een verwarmde kamer. Toen je oudste zoon nog leefde, kon het 's winters ook zo vertrouwelijk zijn. Je oudste zoon, had je die ook vergeten?
Ik vergeet niets, antwoordde zij, tenminste hierbinnen niet. Waarom praat je toch van dingen die al zo lang voorbij zijn? Ik weet het heel goed, ik heb zes kinderen gehad, en een man, en een broer, en twee zusters, en een vader en een moeder, maar dat is al lang voorbij, die zijn ergens anders, waarom daarover praten?
Als je liever niet van vroeger hoort, dan zwijg ik maar. Ach, oudje, denk toch ook eens aan de dag van morgen.
Jawel, de dag van morgen, kan het dan nog donkerder zijn?
Hier bij je venster, ja, de dagen korten nog. Maar ik zie de dag toch komen, dat het lichter wordt. Die streep daar aan de lucht, achter de molen, dat is geen brand, dat is de zon, als die zo rood wordt, dan zijn wij dicht bij Kerstmis en je weet wel, dat er dan een licht geboren wordt.
Ik zie het niet, dat daar achter de molen? Dat is een vlek, nog donkerder dan de rest.
Je bent moe, kind, ga naar bed.
En toen zij weer in de kamer kwam, en de kachel opstookte en ging zitten, zag zij dat het land, tot ver weg achter de molen, achter de kerk, helemaal zwart was en de klok van de toren luidde vrolijk. Wat zou dat zijn? dacht zij. Is het Kerstmis op aarde? Waarom dan al dat zwart?
En die stem begon weer: Ja, het is Kerstmis, dat hoor je goed. En het heeft vannacht gesneeuwd, het hele land ligt dik eronder. Kijk maar naar buiten en vouw je handen en luister goed naar de toren. Je wordt te oud voor deze wereld. Nog een ogenblik, straks zie je dat licht.
Zij hoorde hoe de torenklok luidde en achter de molen werd