| |
| |
| |
De professor en de witte vrouwen
Er was eens een professor in de leer der verschijnselen die op het hoogtepunt van zijn loopbaan een avontuur ondervond, dat hem een schokkende teleurstelling baarde, veel ongenoegen bovendien, maar hem tevens uitzicht schonk op een andere levensbeschouwing. Die kans liet hij voorbijgaan.
Voor Neuter, thans bijna vergeten, was bij zijn leven al in iedere stad een monument opgericht en het is niet overdreven te zeggen dat nog een eeuw lang de wetenschap onnoemelijke schatten uit zijn werken heeft geput. De stand der kennis van die tijd in aanmerking nemende, hield men hem met recht voor een wonder van geleerdheid, die hij verworven had, niet door inspiratie of een gelukkig toeval, maar door hardnekkige arbeid, door onafgebroken toewijding aan zijn vak. Zijn levensbeschrijver verhaalt dat hij reeds als knaapje van vijf jaar een opvallende belangstelling toonde voor sommige verschijnselen, eerst enkel van de natuur, weldra ook van de samenleving. Gelijk men weet heeft hij later geen onderscheid meer gemaakt tussen verschijnselen die wel en die niet afhankelijk zijn van de mens, maar zijn uitgebreid jeugdwerk, tot stand gekomen eer hij dertig jaar oud was, kenmerkte zich toch door dit onderscheid.
De werken van Neuter bestaan uit tweeduizend en vijf kloeke delen, waarvan er vijf nog lezenswaard zijn, terwijl de overige slechts door snuffelaars geraadpleegd worden. Begrijpelijkerwijze zijn zij thans voor de geschiedenis van zijn tijdperk belangrijker dan voor de wetenschap. Als men bedenkt, dat de mensen toen over gebrekkige middelen beschikten en zo goed als geheel afhankelijk waren van gering ontwikkelde zintuigen, verbaast men zich toch over de vernuftigheid en de nauwkeurigheid waarmede zo talrijke verschijnselen, hoe beuzelachtig ook, werden waargenomen. Neuter was vermoedelijk geboren met gave, gezonde zintuigen, die hij door een ordelijke levenswandel tot op hoge ouderdom van gebreken wist te vrijwaren; zijn enige hulpmiddelen bestonden uit de gehoortoestellen en klankvaten, welke zijn naam dragen, brillen, microscopen, verrekijkers en | |
| |
dergelijke museumvoorwerpen. Men vergete niet, dat de fenomenologie nog in haar kinderschoenen liep. In het eerste duizendtal delen vindt men, duidelijk geclassificeerd, een ontstellende verscheidenheid van verschijnselen vermeld en beschreven, gewoonlijk in vergelijking met andere, hetgeen de zwakke zijde van het werk is; verschijnselen van het weder, aardbeving en cycloon; van ontkieming, groei en bloei; van samenstelling en ontbinding, geboorte en sterven; van warmte en koude, aantrekkende en afstotende krachten; van maatschappelijke gebruiken, hoofdstukken vermakelijk en merkwaardig om te lezen, over bank en beurs, over geld en de handgrepen die nodig waren om het te gebruiken; van huwelijk, opvoeding, regering, oorlog, kortom van alles wat een ruime geest met beperkte zintuigen kon waarnemen. Het tweede duizendtal behandelde eigenlijk dezelfde stof, maar op bredere schaal. Zij werden samengesteld na de vijf delen, die deskundigen als een verschijnsel op zichzelf, een geestelijke afwijking noemden, die evenwel de fraaiste zijn het nageslacht achtergelaten.
Hoewel beroemd heinde en ver was Neuter, gelijk men dikwijls ziet bij begaafde en vlijtige lieden, een bescheiden man gebleven. Wanneer men hem prees kreeg hij een kleur. Vroeg men hem de verklaring van een door hem beschreven verschijnsel, dan haalde hij de schouders op en antwoordde: Dat is mijn vak niet, dat moet u mijn collega vragen die van alles de reden en de verklaring weet. Hij besefte dus de grenzen van zijn kennis en dat was misschien het prijzenswaardigst, want hoe menige geleerde dwaalde door de grenzen, welke hem gesteld waren, te overschrijden. De verschijnselen van het individuele fluïdum en van telepathie, om niet te spreken van de aantrekkingskracht die de innigste sentimenten verwekt, waren nog zo weinig waargenomen dat velen zelfs het bestaan ervan konden loochenen. Hoe zou een eerlijk en nuchter man als Neuter zich dan vermeten hebben er een verklaring van te geven? Jegens collega's, die dit wel poogden te doen, koesterde hij dan ook enig mistrouwen.
Ter gelegenheid der viering van de dag waarop hij voor vijfentwintig jaar zijn ambt aanvaardde, de dag tevens waarop zijn duizendste deel het licht zag, vormde zich een commissie om hem te huldigen, bestaande, behalve uit de bekwaamsten in alle takken van de wetenschap, uit de voornaamste mannen van de sport, de handel, de nijverheid, de scheepvaart, de kunst en de | |
| |
letteren, waarvan de laatstgenoemden al zeldzaam werden. Het reusachtig feestgebouw was door de minister beschikbaar gesteld. Neuter kwam in de zilveren koets en omringd door de vooraanstaanden werd hij binnengeleid; de commissie bood hem de erewijn aan, het sein voor de maaltijd werd met trompetgeschal gegeven. Eerst na middernacht begon het bal. En nu ontmoette de professor zijn avontuur.
Zijn oog viel op een bevallige dame van klein postuur, met lichtblonde krullen en lichtblauwe ogen, zij was aan hem voorgesteld als dichteres. Daar zij de eerste letterkundige van het vrouwelijk geslacht was die hij ooit ontmoet had, schonk hij haar uit gewoonte tot waarnemen zijn bijzondere aandacht. Hij nodigde haar ten dans, ofschoon hij geen bekwaam danser was. Zij neeg en hij ontwaarde dat zij zijdelings, langs hem, in de verte tuurde. Het was een ouderwetse dans, vier passen voorwaarts, vier passen achterwaarts, waarbij de dansers nu eens het aangezicht, dan weer de rug naar elkander gewend hielden, terwijl de wijsvinger, voor de borst opwaarts gehouden, in trillende beweging bleef. Hij merkte op dat haar vinger minstens acht trillingen in de seconde maakte, terwijl hij er met moeite twee bereikte. Neuter had reeds ettelijke verschijnselen van fluïdum beschreven, zonder de materie zelf gezien te hebben. Nu zag hij de joviale uitstraling, maar de graat bleef voor zijn zwak gezicht verborgen. Aan de steeds sneller trillende wijsvinger van de dame slingerde het paarse vlammetje. Hij wilde haar staande houden om het te onderzoeken, toen zij met een ondeugend lachje zeide: Neen, professor, u mag mijn vinger niet vasthouden, maar kom eens met mij mee.
Neuter had twaalf vergroot- en verkleinglazen van gegradueerde sterkte, oud systeem, in zijn zak. Hij wist niet welk hij het eerst zou gebruiken, daarom besloot hij voorlopig op zijn bloot oog af te gaan. Hetgeen hij waarnam wordt hier volgens zijn eigen beschrijving weergegeven, opdat men beter het oordeel der deskundigen kan verstaan. In het preambuul vermeldde hij dat men, althans op een ereavond, niet nauwkeurig kan vaststellen uit welke stoffen spijs en drank bereid zijn, zodat men ook de gevolgen niet kan voorzien. Hij had matig gegeten en behalve de erewijn geen druppel van welk vocht ook gebruikt. De mogelijkheid van een dolkruid, cerefolium, misschien een anthricus, misschien hyoscyamus, bij vergissing in plaats van pieterselie aange- | |
| |
wend, achtte hij niet buitengesloten, ofschoon hij de smaak daarvan niet geproefd had. De commissie wenste later met deze mogelijkheid geen rekening te houden.
Dit was wat hij waarnam, beurtelings zonder en met glazen.
Het was nog voor de morgenschemer, ietwat nevelig, de dauwdruppels hingen aan de bladeren. Achter het struikgewas, immergroene heesters van het geslacht der laurieren, klonk geluid van fluisteren of van rustig vlietend water. Een slanke vrouw, in het wit gekleed, niet hoger dan tot zijn knie reikend, maakte een opening door het loof en trad hem tegemoet, vrijmoedig, met een uitdrukking van nieuwsgierigheid. Haar heldere ogen hadden de kleur van aquamarina.
Wel, Neuter, sprak zij met een stemmetje in sordino, wat kom jij hier doen?
Een zekere letterkundige, mevrouw, antwoordde hij, heeft mij uitgenodigd haar te volgen.
Het vrouwtje lachte en zeide: Wat een malle woorden zeg je toch.
Toen floot zij, het klonk als een miniatuur flageolet. Uit het struikgewas schreden achter elkaar, in het wit, met slepen van ongeveer driekwartel, andere vrouwen, gelijk aan de eerste, maar zonder krans op het hoofd, langzaam, in gedachten verzonken, of zij in een processie liepen. De optocht ging in bochten en slingers en toen Neuter, die nederwaarts had toegeschouwd, het hoofd ophief, ontwaarde hij zover hij zien kon een menigte van witte vrouwen in langzame beweging en het geruis, dat hem thans duidelijker aan stromend water herinnerde, was sterker geworden. Zij die naast hem was blijven staan, was gegroeid en reikte nu tot zijn borst. Zij opende de mond. Hij zag een dunne nevel, opaliserend, daaruit in kronkels voortkomen terwijl hij een vreemde, enigszins wrange, afstotende geur rook. Zijn trommelvliezen werden ingedrukt zodat hij de geluiden gedempt hoorde. De nevel, in sterker glansen en kleurspelingen, had zich verspreid en hing laag over de menigte die nu, met het omringende struikgewas en de schimmen van enkele hoge bomen in de verte, als het ware door een wolk ingesloten was. Viermaal drie paren naderden en vormden een kring om hem en de eerstverschenen witte vrouw, thans maar twee duim kleiner dan hij. Zij reikten elkaar de hand en met plechtige schreden begonnen zij een rondedans. Hij had de indruk, dat hun bewegingen opzette- | |
| |
lijk vertraagd werden om hem in staat te stellen hen waar te nemen. De voeten waren bloot, welgevormd, te klein naar verhouding, maar hij kon geen tenen onderscheiden, zelfs met de sterkste bril niet. De gestalten nauwkeuriger beschouwend vroeg hij zich af of het wel vrouwen waren die hij voor zich zag; de gewaden, de bevalligheid der bewegingen en enkele eigenaardigheden gaven hun weliswaar een vrouwelijk voorkomen, maar de afwezigheid van zekere andere kentekenen wekte zijn twijfel. Terloops zij opgemerkt, dat Neuter, ongehuwd, niet uitblonk als kenner van vrouwen.
De witte vrouwen, steeds in de ringdans, grepen elkander om het middel, twee aan twee, zij openden de monden, van sterke tanden voorzien, of zij elkander zouden bijten. De koningin naast hen floot weer, zij sloten de monden en zetten de dans ordelijk voort onder een dof eentonig geneurie, dat hem deed denken aan een begrafenisritus bij de Basoetoes. Het geneurie zwol aan tot gedreun, want heel de menigte deed mee. De danseressen werden beurtelings klein en groot, zonder dat hij erin slaagde de verandering waar te nemen. Wel zag hij dat hun bewegingen allengs van aard veranderden. In de lendenen ontstond een deining tot de gewaden, van de heup tot de voeten, begonnen te trillen. Eerst scheen hem dit bevallig, maar toen de deining toenam van geringe, crescendo, tot hevige schokken, terwijl de oogholten donker en gloeiend werden, maakte hij onwillekeurig de vergelijking met de kermispret van beschonken boeren en zeelieden. Het toppunt in dit stadium van de dans vond hij zelfs zedenkwetsend en zijn wangen gloeiden van schaamte. De koningin, scheen het hem, deelde zijn gevoel, want zij zag hem meewarig aan.
Zij floot. Allen stonden stil in de houding waarbij de beweging werd afgebroken. Zij kwam zo dicht bij hem dat hij haar adem kon ruiken, iets van alsem, dacht hij, en iets van zeewier, onaangenaam voor zijn reuk.
Neuter, sprak zij, je bent een raar soort creatuur. Een hond, een pad, een vlieg heeft zuiverder en fijner zintuigen dan jij. Maar je hebt zonderlinge hersens, ik denk dat een hond, een pad, een vlieg daar niets van begrijpen zou. Je hebt hier veel waargenomen, maar niets gezien. Ik ken honden, padden, vliegen, die de verschijnselen beter zien dan jij. Bij alles wat je hoort, ziet, ruikt, proeft, denk je aan iets anders en door die zonderlinge dingen raak | |
| |
je in de war. Wat je van ons hebt waargenomen en wat je van ons denkt, zal niemand begrijpen. Neem er de proef mee bij je soortgenoten, schrijf op wat je hier verschenen is, en let op wat zij van je zeggen. Vergeet dan niet dat wij je niet erger dan een raar soort creatuur hebben genoemd. Breng Neuter weg.
Hij had een gevoel of hij met een buigzaam, zwaar voorwerp een slag op de nek kreeg, zoals, dacht hij, de straatrovers met een zakje zand plegen te doen. Een bleke bediende, vermoeid van het waken, vroeg of hij een rijtuig wenste.
Toen Neuter geslapen had zette hij zich aan het werk en hij schreef van de ochtend tot de nacht tot hij de bovenvermelde vijf delen ter perse kon dragen, waarin hij haarfijn en met onovertrefbare uitvoerigheid zijn bevindingen bij de witte vrouwen openbaar maakte. Zelfs de toespraak, eveneens uitvoeriger dan hier weergegeven, schreef hij nauwgezet op, ofschoon zij het een en ander bevatte dat zijn gevoel van eigenwaarde krenken moest.
In wetenschappelijke kringen werd een ontroering gevoeld of men van een ramp had vernomen. Reeds een maand na het verschijnen van deze delen benoemde de kanselier een commissie, belast met de taak zowel het werk als Neuter zelf te onderzoeken. Deze commissie was niet zo uitgebreid als die welke hem gehuldigd had, maar zij bestond uit personen die ook daarin zitting hadden gehad. Het onderzoek duurde een jaar, in welk tijdsverloop Neuter in een glazen gebouw vol tropische planten werd gehouden, waar hem de gelegenheid werd gegeven rustig voort te werken. Op alle vragen gaf hij heldere, schrandere antwoorden. Op één vraag echter bleef hij altijd het antwoord schuldig. Zij werd beurtelings door alle leden gedaan.
Professor, wij zijn niet bevoegd te spreken over de door u waargenomen witte vrouwen. Maar wij zouden van u willen weten hoe u ertoe kwam ze te bezoeken, ze te aanschouwen. Het was omstreeks drie uur dertig voormiddag toen u het laatst in de feestzaal werd gezien. De twaalfde dans van het programma werd uitgevoerd. Enige aanwezigen hebben verklaard dat u opstond en door de zaal liep alsof u iemand wilde aanspreken. In uw voorwoord verklaart u dat u aan die dans deelnam met een dame, wier naam u zich niet herinnert, volgens uw mening een letterkundige. Geen enkel der aanwezigen heeft deze dame gezien en u herinnert zich niet wie haar aan u heeft voorgesteld. Herinnert u zich waarheen u zich met die dame begaf? Want om drie uur | |
| |
vijfendertig kon men u niet meer vinden. Een bediende zag u om vijf uur dertig. Wij vragen u niet hoe u die twee uur van uw afzondering heeft doorgebracht, maar wij vragen u waar die letterkundige is gebleven. Het is uw plicht van mens en van geleerde hierop te antwoorden.
Neuter dacht en peinsde. Inderdaad, hij had haar vergeten. Hij wist zelfs niets omtrent haar, behalve dat zij hem verboden had haar vinger vast te houden. Verder kwam hij met zijn antwoord niet en de commissieleden keken elkander aan. Neuter herhaalde wat hij dacht van de mogelijkheid van ondergeschoven valse pieterselie, maar de commissie zweeg daarover.
Het geval werd niet verder onderzocht en de professor zette op loffelijke wijze zijn werk voort, dat groeide tot nogmaals duizend delen. Soms vroeg hij zich af of zijn geest gedwaald had. Soms vroeg hij zich af of er verschijnselen waren ver buiten het gebied van zijn zintuigen.
Voor het nageslacht bleven de vijf delen aan de witte vrouwen gewijd toch nog lezenswaard.
|
|