haar borst zo vol zou zijn, had hij wat anders gedaan, want hij was goedhartig en hield van haar.
Toen de dag daarna de dienstvrouw witte klederen voor haar bracht, een sluier en een krans, en iets zeide dat zij niet verstond, was het Kriemp die haar lachend het nieuws gaf. Die ridder uit het huis van Pompe, zeide hij, is dommer dan ik dacht, het schijnt dat hij hier gekomen was niet alleen om te vechten, maar ook om ons het bruidje weg te halen. De zotte man. De markgraaf zal je aan een ander geven, aan onze sterkste ridder die gisteren gewonnen heeft.
Zij zeide niets, haar borst was leeg. Die nacht kon zij niet slapen en ook de volgende lag zij wakker. Zij dacht dat het beter was nergens meer te zijn, noch in de torenkamer, noch daarbuiten, dan die witte klederen te moeten dragen en gegeven te worden aan die sterkste ridder. Maar ook zou zij niet nergens willen zijn nu die ridder met de blauwe helm haar had aangekeken.
En Kriemp kwam weer van hem vertellen, hij zeide: Pompe is al even zot, hij schold mij vanmorgen en hij zei dat zijn ridder ons bruidje hebben wil en dat Pompe ook zorgen zal dat hij haar krijgt. Maar het bruine mannetje is slimmer.
Toen lag zij wakker met een wens, die haar zo vol maakte dat zij stilletjes lachte in het donker. Zij wenste dat die ridder van Pompe mocht komen om haar te nemen, zij dacht dat zij dan graag de witte klederen zou dragen. En toen zij 's morgens opstond, tro k zij ze aan en dacht dat haar wens zeker vervuld moest worden. Het kon niet anders. Er zijn wensen waarvan men vooruit weet dat zij vervuld moeten worden zonder dat men kan zeggen waarom, wensen sterker dan alle hindernissen van de hele wereld samen, en dat zijn wensen die juist uit de zwaksten komen. Daarom zeide men vroeger: Indien gij sterk wilt zijn, wees zwak.
De dienstvrouw vroeg waarom zij de witte klederen nu al aan had, het feest zou pas over zeven dagen zijn. En Kriemp vroeg hetzelfde. Maar zij antwoordde niet omdat hij toch maar lachen zou.
Zij stond in het wit voor die smalle spleet in de muur morgen en middag, en die ridder kwam niet. Toch was zij niet bedroefd, want 's nachts wakker liggend hoorde zij een nachtegaal in de bomen, die zong van haar wens, zo veel, zo lang, met zulke diepe