van ongedroogd hennepdraad zou ik machteloos zijn. Toen verborg zij, op een andere dag, enige mannen in haar huis en spelenderwijs, of zij het uit scherts deed, bond zij hem met zeven koorden. Toen lachte zij en ging de kamer uit. Buiten riep zij met geveinsde schrik: Simson, de Filistijnen! Hij brak de koorden of het draadjes waren.
Enige tijd later herhaalde zij vleierij en vraag en weder gaf hij een misleidend antwoord: Als men mij bindt met touwen die nooit gebruikt zijn. Delila bond hem en om te tonen dat zij schertste riep zij dat er Filistijnen kwamen zonder dat zij er een in huis verborgen had. Toen hij de touwen brak lachte zij zodat hij haar teleurstelling niet zag.
Zij vroeg het nogmaals en ditmaal antwoordde hij schertsend dat de kracht in zijn hoofdhaar was: als zij de zeven tressen ervan met een doek samenvlocht en die doek aan de muur vastmaakte zou hij geen kracht meer hebben. Zij deed zoals hij gezegd had, zij riep: De Filistijnen! En Simson, die in slaap was gevallen, rukte de doek van de muur.
Toen weende Delila en zeide dat hij haar zeker niet liefhad, daar hij haar de waarheid niet wilde zeggen. En hij, die haar zeer liefhad, meende dat er genoeg geschertst was. Hij nam haar aan zijn borst, hij droogde haar tranen en troostte haar. En hij vertelde haar zijn geheim, dat hij van zijn geboorte aan een gewijde van zijn god was geweest en dat er nooit iets van zijn haar gesneden was.
Delila waarschuwde de hoofden der Filistijnen dat zij het geheim kende, zij kwamen met het geld voor haar verraad. En op een avond liefkoosde zij Simson, met de handen strelend over zijn haar. Hij was verblind door zijn liefde toen hij zijn hoofd in haar schoot legde en insliep. Zij wenkte een man achter het gordijn verscholen, die stil en snel de zeven tressen van de geweldenaar afsneed. Toen riep zij: De Filistijnen, Simson! Hij ontwaakte, denkend dat er vijanden waren die hij zou verslaan, maar de kracht van Jahweh had hem verlaten, hij was zo zwak als een ander mens. Daarom konden drie mannen hem gemakkelijk binden en wegvoeren. Hij riep, maar Delila hoorde hem niet.
Zij brachten hem in de stad Gaza, waar het volk toeliep, juichend en jouwend, zelfs kleine kinderen durfden stenen naar hem te gooien. Op de marktplaats, ten aanschouwe der menig-