Hij kwam zelden uit de kajuit, waar zij hem onder de lantaarn zagen zitten met grote vellen papier voor zich, maar niemand begreep wat hij deed. Na het avondeten bedronk hij zich in korte tijd en hij ging vroeg naar kooi. Het schip werd bestuurd door Perrin en Brouwer, en toen de stuurman bemerkte dat Brouwer aan dek bleef ook als hij geen wacht had, liet hij hem begaan, hoe langer zo meer, tot hij hem ten leste alles overliet wanneer er zwaar werk te doen viel. En dit gebeurde vaak op die tocht, eerst westwaarts naar de Gilberts, naar de Ellice-eilanden en naar de Tokelau. In zicht van het eiland Sophia kwam het schip in een orkaan waarin het zwaar overhaalde, de grote steng werd weggeslagen en twee man vielen overboord. Het waren toen de twee oudsten, Brouwer en Meeuw, die het schip door de moeilijkheid hielpen, terwijl de kapitein toekeek en Perrin als gewoon zeeman werkte.
Kruisende tussen Ellice, Tokelau, Apia, Hervey en Tahiti werd het grootste deel van de lading verkocht en nieuwe gevonden. Voor de terugreis nam de kapitein de koers noordoost naar de Paumotu, ofschoon dit een omweg was en men daar toch niet anders dan tripang en paarlmoer kon krijgen, en hij beval in die groep zelfs voor de kleinste eilanden te ankeren.
Toen zij van Takaroa zouden vertrekken, een laag eiland met enige palmbomen in het midden, toen de mannen al aan het ankerspil bezig waren en er zeil losgemaakt werd, beval hij Brouwer in de jol een kist gereedschap, die hij nog aan de inboorlingen moest leveren, aan wal te brengen. De avond viel, Brouwer roeide haastig. Aan land vond hij geen enkele inboorling, en omkijkende zag hij dat het schip zee koos en al over de branding was gekomen. Hij staarde en begreep niet wat de kapitein in de zin had. Het stuurboordlicht vernauwde in de nevel, maar hij kon nog onderscheiden dat zij bezig waren aan het groot bramzeil. Hij verstijfde, hij begreep. Hij schreeuwde en trapte op de grond, hij schreeuwde dat de keel hem zeer deed, hij hief de vuisten hoog op naar de hemel. En zo stond hij tot schip en einder verdwenen en de duisternis voor zijn ogen kwam.
Nadat hij de kist had afgeladen trok hij de jol over een smal rif, het water was stil, en hij zat in de boot met het hoofd in de handen heel die nacht.
Er woonden op het eiland tien inboorlingen, donkere sterke