Jacob Brouwer, een zak vol geld in Amsterdam en treurigheid hier in het vreemde land.
Men kan soms zonderlinge dromen hebben. Brouwer werd eens verwonderd wakker en dacht lang over hetgeen hij in een droom gezien had: de Johanna Maria met twee blauwe ogen in de boeg, op een witte gladde zee, op het dek stonden mannen met de borst naakt, en hij was kapitein. Die witte zee, die blauwe ogen maakten hem zo week dat hij aan zijn kindertijd moest denken, de enige keer dat hij van iemand had gehouden.
Toen hij ruim een half jaar op de werf was geweest ontmoette hij kapitein Rasmussen, die verheugd was hem weer te zien en erop aandrong dat hij met hem zou varen. Hij antwoordde dat hij maar één schip kende waarop hij geheel naar zijn genoegen kon zijn en hij vertelde hem zijn wederwaardigheden; hij kon het aanbod alleen aannemen met de voorwaarde dat hij hem verlaten moest wanneer hij zijn schip tegenkwam, waar zij zich ook bevonden. Zij gaven elkander de hand en na zijn werk kwam Brouwer aan boord van de brik Morgenstjerne, Kristiania, waar hij met de kapitein en de stuurman aan het avondbrood zat.
Vele reizen deed hij met kapitein Rasmussen van de Oostzee op Engeland en Holland, als bootsman, hoewel hij het werk van een stuurman deed en er het loon voor kreeg. Een lustige maat was hij niet, maar niemand had zich over hem te beklagen en de brik werd bediend of zij een passagiersschip was, bekend om haar netheid in de havens waar zij geregeld kwam. Twee jaren, bij dag en bij nacht, keek Brouwer uit, op zee of voor anker. Een ieder wist wat hij zocht en wanneer er een schip in zicht kwam letten de matrozen op zijn gelaat waar een bruine gloed over schoot van de felle spanning, maar het werd dadelijk weer afgewend. Rasmussen stond soms des nachts met hem te praten over hetgeen hij doen wilde wanneer hij zijn schip terugzag; in het begin had Brouwer zijn heimelijke bedoeling verzwegen, maar de begeerte wilde uitgesproken worden en hij had gezegd dat hij het in het oog wilde houden tot hij het kon kopen. Rasmussen, zelf door het kluisgat naar de kajuit opgewerkt, begreep hem, zij werden vrienden die elkander hielpen, hoewel zij weinig zeiden.
Eindelijk, na bijna vijf jaar, hoorde Brouwer een bericht. Het