over hem na en deed toen weer de vraag: ‘Waar is vader?’ Letitia achtte hem te jong om hem te zeggen wat zij vreesde te geloven en gaf daarom hetzelfde antwoord: ‘Naar het land van overzee.’
Maar hij was er niet meer tevreden mede, want hij wist dit allang, daarom vroeg hij verder: ‘Waarom ga je hem niet halen?’ Zij antwoordde: ‘Omdat ik zo ver niet reizen kan.’
Een poos lang was dit antwoord hem voldoende. Maar weer later, toen hij een jaar of zes was en erover nadacht, deed hij na de vragen en antwoorden, die al zo vaak gehoord waren dat de buren ze kenden en er met medelijden over spraken, de nieuwe vraag: ‘Zal ik hem gaan halen?’
Zijn moeder antwoordde: ‘Als je groot geworden bent.’ Hiermede scheen hij tevreden, want hij vroeg niet meer en hij sprak er niet meer over, behalve bij zijn andere grootmoeder Vanna, aan wie hij dikwijls zeide dat hij zijn vader zou gaan halen wanneer hij groot was.
Wanneer Bella hem daar bracht, in een ander deel der stad, groette zij Vanna met een schimp op haar zoon, en als Vanna met gevouwen handen iets goeds van hem zeggen wilde of poogde iets ter verontschuldiging te vinden, voer de andere heftig uit over het verdriet dat hij haar dochter en haar berokkend had en er klonken scheldwoorden erger dan schelm of schurk. Vanna hield dan de oren dicht en schreide terwijl Bella met de vuist op de tafel sloeg. Alleen het kind begreep dat ook zijn grootmoeder Vanna verdriet had, want het zag de tranen, maar waarom ten leste ook zij uitgescholden werd, begreep het niet.
Opdat zij niet meer schreien zou, beloofde hij dan telkens weer dat hij zijn vader zou gaan halen.
Toen hij een jongen was, die al overal in de stad alleen de weg wist, kwam hij dikwijls bij haar en te zamen verdiepten zij zich in gissingen naar welk land hij zou moeten gaan, naar Venetië of naar Sicilië, naar Savoye of naar Calabria. Maar Vanna dacht dat het wel verder zou zijn.
Toen Cecco achttien jaar was nam hij dienst als knecht van een edelman die naar Napels reisde. Zijn moeder schreide omdat ook hij zo ver van haar weg zou gaan, maar hij lachte en bij het afscheid zeide hij dat hij niet alleen terug zou keren. Hij is nog een kind, dacht Letitia bij die woorden en zij wilde hem