zijn vijanden zocht. Het was in de tijd toen San Bernardino rondtrok om eendracht te prediken en aandrong dat de mensen boven hun deur het naamteken van de Verlosser zouden zetten.
Vooral met de Bardi, die aan de andere zijde van de Brug woonden, had Buondelmonte gepoogd de geschillen bij te leggen, omdat zijn geslacht in het verleden met het hunne verbonden was geweest, en hij zou daarin geslaagd zijn, want ook Gherardo Bardi was een rustig en verstandig man. Maar hij had een zoon, even oproerig en strijdlustig als hijzelf in zijn jeugd, door wiens wilde streken elke poging faalde.
Ippolito reed ter jacht met jongelieden van zijn partij, de Nerli, de Rossi, de Frescobaldi, de Donati, de Scali, en als zij een valk zagen, opgelaten door de anderen, de Mammelli, de Uberti, de Amedei, de Malespini, de Bardi, namen ook zij de kap van een valk af, die natuurlijk groter was, en het werd daarboven een gevecht in plaats van jacht, weldra beneden nagevolgd, zodat sommigen van die jongelieden terugkeerden met de hand in een doek gewonden, wrokkend over een belediging. Zij die meenden gewonnen te hebben, en daartoe behoorde altijd Ippolito met ronde borst, snoefden en lachten op straat en in de herberg, de namen der tegenstanders verguizende.
De oude Bardi sprak met de oude Buondelmonte, en deze vermaande zijn zoon gestreng, maar wat vermogen de beloften van het jong verstand tegen de onstuimigheid van het jeugdig bloed? Er werd weder gevochten, weder vermaand, maar in dit geval antwoordde de jonkman, dat hij niet anders had kunnen doen voor de eer van de naam die hij droeg, en de vaders, weder ter overweging te zamen, vonden het rechtvaardig oordeel niet. De nachtwakers hadden zo vaak berichten van krakeel, waarin de naam van Ippolito werd genoemd, dat men hem voor de stokebrand begon te houden en de podestà zijn vinger hief. Ippolito heette de lastigste jonkman, die veel kwaad kon stichten en derhalve door de wachts met argwanende ogen werd nagezien, door de tegenpartijders met schimpende.
Nu gebeurde het dat hij zich met enige vrienden waagde in de kerk van Santo Stefano, waar hij nimmer kwam omdat zij in het gebied der vijanden stond. Het toeval wilde dat er van de Bardi, die in Oltrarno woonden en dus nooit hier ter mis kwamen, twee vrouwen aanwezig waren, Bianca, de zuster van Gherardo en haar jonge nicht Dianora. Met de eerste ontmoe-