| |
| |
| |
Woorden
Iemand heeft opgemerkt dat de mensen in de zomer, wanneer het niet al te warm is, meer spreken, en dat hun woorden dan een andere klank hebben dan in een koud seizoen. Het moet verre van gemakkelijk zijn de juistheid dezer opmerking vast te stellen en het zal ongetwijfeld veel hoofdbrekens kosten een verklaring van het verschijnsel te vinden, want er dienen vele zaken bij overwogen te worden, één waarvan de woorden zelf betreft.
Er zijn woorden en woorden naarmate men ze beschouwt als kenner of als gebruiker. Er is nog een andere beschouwing mogelijk, van deze zeer verschillend. Evenals men een mens een tweevoetig dier kan noemen ofwel een banneling op aarde, zo kan men een woord bepalen hetzij als een middel der rede, een samengesteld geruis, hetzij als een beeld met eigen adem en geluid.
De kenners vergenoegen er zich meestal mede van het woord alles wat het onderzoek van zijn vorm en zijn betekenis aan het licht kan brengen, te kennen.
Sedert keizerin Catharina haar beroemd woordenboek deed maken, hebben grote geleerden nagenoeg alle eigenaardigheden van het woord beschreven, zodat men thans ter schole feilloos onderricht kan worden omtrent zijn doel en gebruik, omtrent zijn herkomst en ontwikkeling, omtrent zijn vorm, wortel, stam, zijn verwantschap, groei en verval. Men heeft goede woorden van slechte onderscheiden - hetgeen uitermate moeilijk was, daar bewezen is dat het woord slecht eenmaal goed betekende -, inlandse van uitheemse, fraaie van gemene; men heeft de eenvoud en de zuiverheid aangetoond van woorden die zonderling klinken, zoals godgeleerde, opperman - geenszins een nabootsing van Uebermensch -, pluimgraaf, kokhalzen. Er zijn lange lijsten opgemaakt van woorden die twee of meer betekenissen hebben, waarop dubbelzinnig het eerste is. Andere boeken, ettelijke bladzijden tellende, staan vol woorden die ongeveer dezelfde zaak beduiden. Wie van blade- | |
| |
ren houdt zal onwillekeurig talmen wanneer hij ziet dat, bijvoorbeeld, van de handeling van het voortbrengen van het woord, het spreken, minstens veertig synoniemen genoemd worden, van brallen tot veziken. Het is merkwaardig te leren hoe een naamwoord door een toegevoegd naamwoord plotseling verandert: een stout krijgsman, een stout meisje. Voorts, behalve van de ingewikkelde delen van de vorm, hebben de kenners een verklaring gegeven van het doel des woords.
In het algemeen heette dit het uitspreken der gedachte, en aangezien iedere mens over veel meer gedachten dan woorden beschikt, heeft men gemakshalve de woorden die de belangrijkste begrippen uitdrukten in groepen verdeeld, de voornaamste waarvan, gelijk bekend is, naamwoord, werkwoord en telwoord heten. Het spreekwoord, bij vroegere geslachten een geliefd middel om de jeugd wijsheid te leren, werd vervangen door het stopwoord, bij voorkeur aan een vreemde taal ontleend en gaarne in redevoeringen toegepast, en door het pakwoord, Anglice ‘catchword’, op straat geboren.
Evenwel, hetgeen de kenners over woorden te zeggen hebben kan slechts boeien wanneer men de jongenskiel nog draagt of wanneer men, geheel volwassen, romans verstaan en beoordelen wil. Doch het gebruik der woorden, volgens de gebruikers zelf, te beschouwen geeft immer nieuw genoegen.
Indien men bedenkt dat de mens gemiddeld over duizend woorden beschikt, kan men gemakkelijk narekenen, dat er duizendmaal zoveel woorden als mensen zijn. Een gewoon woord uit de mond van een klein kind heeft een geheel andere betekenis dan uit die van een scholier, uit de mond van een korporaal een geheel andere dan uit die van een maarschalk. Er zijn woorden die de hooggeborene uitspreekt alsof zij ze cursief gedrukt voor zich zag, terwijl zij van de werkster de rijke klank ener blijde mare hebben. Om een sprekend voorbeeld te geven: indien een kunstenaar het woord rekening verneemt, zal men een gebaar van afweer bij hem bespeuren, terwijl de boekhouder of de accountant het zal toelachen of het iemand ware die diep de hoed voor hem afneemt. En een ander: gasten zowel als bedienden in inrichtingen ter spijziging leggen in het woord boerenkool de klemtoon op de tweede lettergreep, warmoezeniers op de eerste, en het spreekt vanzelf dat met de klemtoon ook het begrip van deze kool verandert.
| |
| |
Wanneer men drie heren ontmoet van wie de een iets verklaart op zijn woord, de tweede op zijn erewoord en de derde op zijn woord van eer, kent men ze terstond, de een als een oprechte Nederlander, de ander als iemand die vaak in Duitsland gereisd heeft, de derde als een Hagenaar pur sang. Wanneer men in een andere kamer iemand hoort spreken die herhaaldelijk het werkwoord wezen gebruikt, kan men zeker zijn dat hij, al ware de stem nog zo zwaar, een vrouw is, vermoedelijk een die haar opvoeding op een kostschool ontving; dit werkwoord wordt door mannen zelden gebezigd, de dichter kan het voor het rijm nodig hebben, de matroos kent het nauwelijks anders dan uit treurige liederen. Er is, inderdaad, tussen wezen en zijn een even groot verschil als tussen vrouw en man. Vele woorden zijn er die de kunne des sprekers kenbaar maken; zulke romantische versterkingen en overdrijving als: schattig, dottig, griezelig, eng, komen alleen uit bekoorlijke monden, terwijl zulke als: geweldig, ontzettend, verbazend, oorverdovend woorden des mans zijn. De Italiaan beschikt voor deze overtreffende trap over de klassieke uitgang - issimo of wel over de aan de kindertaal ontleende vorm der herhaling: una signorina carina carina.
Het gebruik van woorden verandert gelijk klederdrachten en zeden. Wie zich ten huidigen dage zonder verbazing een heer hoort noemen, zou slechts enkele eeuwen geleden, evenmin zonder verbazing, naar de naam schalk geluisterd hebben, nog iets vroeger naar die van kerel. Dit woord kerel, oorspronkelijk een strijdbaar man, wordt thans in de verkleinde vorm gebezigd door een vrouw, wanneer zij met haar echtgenoot een appeltje te schillen heeft. Een minister, eertijds het tegendeel van een magister, zal tegenwoordig door een iegelijk terecht de meerdere van de meester geacht worden.
Woorden kunnen zo snel uit het gebruik verdwijnen of een andere betekenis erlangen, dat wie gisteren nog jong was, heden een taal spreekt die zijn kinderen niet verstaan: eerzaam, deugd, in trouwe, kent de zoon slechts uit het schoolboek, andere daarentegen, zoals leven en recht, kregen een nieuwe zin, welke de vader verborgen blijft. Het woord schoon wordt schaars gesproken of geschreven, tenzij als het tegendeel van onzindelijk; fraai heeft zelfs de algemene achting verloren, toch hadden beide in hun tijd een goede klank en een verdiende | |
| |
faam. Gelukkig zijn de woorden fatsoen en net nog in zwang, hoewel dit laatste slechts toegepast wordt op bedienden, men spreekt van een nette loopjongen, niet van een nette burgemeester; braaf hoort men nog wel zeggen in gezelschap van echtgenoot en huisvader, doch het is te betwijfelen of dit woord dezelfde klank heeft die een huisvader in de oude tijd erin placht te horen.
Ontwikkeling of verval van het gebruik der woorden heten verschijnselen der beschaving te zijn. Men spreekt niet meer van wijf, noch betaamt het iemand, die van soep en van wijn houdt, een zuiper te noemen. Eten wordt in verzorgde taal aangeduid als nuttigen of noenmalen.
Een zeker kenteken van beschaving is het gebruik van woorden in een andere dan hun eigenlijke betekenis. De schrijver die de eerste vrouw, in Genesis II vermeld, een ribbe noemde, bewees door zijn kennis der retorica zich even hoog boven de staat der wilden verheven te hebben als de Italiaanse of de Franse ridder die zijn geliefde donna of dame noemde, en hoger dan de Brit, die van lady sprak. Er is opgemerkt dat een volk, hetwelk de ruwe zeden ontwassen is, het eerst aan de vrouw een andere soortnaam geeft dan de taal haar in den beginne toekende; hoe meer een volk onderwezen is, zo meer bedient het zich van woorden die niet in de letterlijke zin verstaan mogen worden. Wat de landman noemde: een meid die voor haar kost werkt, heette onlangs bij de stedeling, beschaafder dan hij besefte, een onafhankelijke vrouw, en geen andere stedeling, evenzeer onderricht, zou bij deze uitdrukking gedacht hebben aan een vrouw, die niet afhangt. Volgens sommige taalgeleerden veranderde later de betekenis van dit overdrachtelijk woord.
Men mag gerust beweren dat de beschaving zo zeer gevorderd is, dat een Europeaan geen enkele zin kan spreken of schrijven die geen metafoor bevat. Wie met kinderlijk gemoed een boek van een letterkundige leest - het woord letterkundige heet zelf vaak een metafoor te zijn - en ieder woord in zijn ware betekenis aanvaardt, zal lachen of schreien over de dwaasheid. Wie daarentegen zulk een boek leest zonder deze betekenis te kennen, zal er idealen uit putten of wel een stut en een steun in ontdekken. Hieruit blijkt dat de metafoor een kostelijke aanwinst is bij het streven naar geluk en dat men, derhalve, de retorica meer behoort te tellen dan men doet. De metafoor | |
| |
bovendien heeft de taal verfraaid. Leest men in het dagblad dat, toen de politie ter plaatse kwam, de vogel gevlogen was en vat men dit zo op, dat de politie tevergeefs gepoogd had een vogel te vangen, dan is dit een bijkans onnozele opvatting van het woord, doch verstaat men het wel, dan vindt men zijn fantasie verrijkt met het beeld van een boosdoener plots veranderd in een kauw die heenvliegt, en men ziet de onthutste brigadier duidelijk voor zich. Zo is de macht van een woord.
Een jonge geleerde opperde onlangs in een geschrift, waarmede hij de doctorshoed verwierf, de mening dat de metafoor het beste bewijs is, dat het woord niet door de menselijke wil ontstaat, noch door hem veranderd kan worden. Het zou te ver voeren de staving dezer mening te volgen, het zij genoeg te vermelden dat daaruit bleek, dat letterkundigen noch leraars, degenen die de knapste kenners van het woord geacht worden, met al hun verstand en al hun oordeel niet het geringste in zijn betekenis en zijn vorm vermogen te wijzigen. Indien een letterkundige geloofde dat fraay fraaier was dan fraai, werd hij deswege niet tegengesproken, en het woord bleef fraai; indien een andere eiste dat de verbogen vormen van het lidwoord verbannen zouden worden, schonk men hem enige bijval omdat men toch al zoveel geleerd had, doch de woorden des, der en den bleven in het land. Aan willekeurige bepalingen van het menselijk vernuft konden woorden, die onder hogere wetten leefden, zich niet onderwerpen.
De vorm van het woord kan nagevorst worden tot zijn verste herkomst, de wortel, maar zijn geest is onnaspeurbaar en voor zijn betekenis een geldige reden te vinden, ligt buiten het bereik van de onderzoeker. Slechts kleine kinderen weten waarom een zeker ding een zekere naam heeft, doch helaas blijft hun kennis beperkt tot weinig woorden en missen zij bovendien lust en bekwaamheid om deze kennis mede te delen.
Het eerste woord dat zich de pasgeboren mens openbaart, wanneer hij voor de borst zijner moeder de eerste ontdekking doet, begint met een m, welke hij in zijn geestdrift herhaalt en daar zijn hart begint te gloeien door het woord, maakt zijn mond tussen de medeklinkers ruimte voor een klinker. De moeder die, over hem gebogen, het hoort is met hem de enige die weet wat het woord mam betekent en waarom - geen duizend delen fonetica, etymologie en filosofie kunnen dat beter | |
| |
weten. Hoe groot de heilige vreugde van het kind was toen het eerste woord tot hem kwam, begrijpt men pas als men bedenkt dat de eerste vorm, de m, in zijn beide handen gedrukt staat.
En waarom zou men menen dat het woord, de betekenis waarvan men overeenkwam de vader toe te schrijven, het woord dat met een p begint en eindigt, niet het eerste doch het tweede was dat het kind ontving?
De wijzen mogen daarover uitweiden en redekavelen, de woorden zelf zullen zulk een geheim niet verklappen.
Wie de grammatica leest krijgt de indruk dat mam tot de kinderkamer behoort en dat het oorspronkelijk woord moeder is en hetzelfde beduidt. Doch wie zich de moeite geeft met een open hart naar woorden te luisteren, weet dat twee namen voor twee dingen bestaan, die mogelijk gelijk, maar niet dezelfde kunnen zijn. Er is een tijd dat een kind zijn mamma moeder begint te noemen, een woord dat evenzeer als een openbaring tot hem komt. Met het nieuwe woord ontvangt het een nieuwe vreugde. Dat de naam er eerder was dan het ding wordt hiermede niet bewezen, maar wel dat het niet later kwam.
Trouwens, in de geheimste geschriften van woordontdekkers, in de bekentenissen van dichters kan men lezen dat zij, wel verre van ooit een woord uitgevonden te hebben, immer door een woord verrast zijn geworden. Het is, zeggen zij, of woorden uit de lucht komen, uit de hemel of uit een zeer ver land, een volk dat de ganse aarde zou kunnen vervullen en dat zij op wonderbaarlijke wijze de ziel binnendringen, waar zij onverwachts hun geluid doen horen en ieder hunner onthult een beeld.
Men ziet, er is over woorden zo veel gezegd en waarschijnlijk nog zo veel te zeggen, dat het veel moeite zou geven, zelfs wanneer zij volgens bovenvermelde opmerking overvloedig heten te zijn, hun zuivere aard te noemen en hen te loven naar hun eer en waardigheid.
|
|