| |
| |
| |
Siena
De onstuimige kracht, die de tijd naar zijn hoogste groei dreef, schiep verscheidenheden en tegenstellingen in verwonderlijke menigte, de uitbundige levensbegeerte maakte van gans een eeuw een prachtige strijd, waarin bloed, geest noch bezit werd gespaard. Een ieder streed, de arbeider en de koopman, de geleerde en de kunstenaar, de staatsman en de priester, een ieder voor zichzelf en zijn partij. Het was een gezond, rijk, hartstochtelijk leven. Een groot gerucht stijgt uit de trecento en de quattrocento: er gaat menigerlei geluid van frisse arbeid, bouwen, voortbrengen, verdienen; er raast het rumoer van zwaard en schietgeweer, weegeroep en soldatesk gebras; het herderslied jubelt er bij de fluit, de feestzang bruist uit de piazza, in de zachte nacht kwelen de gitaren van immer nieuwe liefde. Er is het krakelen, schelden, honen van filosofen, het schateren van gezellen van de boert, het klingelen van duizenden klokken, het loven van vrome monden. Het verlies van hetgeen hun vaderen bezeten hadden kenden de mensen nog niet, zij leefden zorgeloos, bevrijd van de schrik der middeleeuwen, duivel en wisse hel, zij konden vol genieten van het heden en het hier. En hoeveel er ook van het kwaad des harten, onwaardig of verdoemelijk, openbaar werd, dit althans onder zijn andere gaven had de oproerige tijd gebracht, de ruime kans voor iedere mens om te bereiken naar zijn vermogen. En daar er vuur brandde in het volk groeiden velen zijner zonen tot maten onevenredig vergeleken zowel bij anderen als bij hun eigen begaafdheid. Savonarola was een tegenstelling van de geest zijner tijdgenoten, maar tevens stond zijn verbolgenheid tegenover zijn liefderijk geloof.
Felle uitersten ook ziet men in partijen en in steden; wat deze betreft, naar de aard, meer in de democratisch dan in de oligarchisch of tiranniek bestuurde, hoewel ook steden waar de burgerij van dezelfde landstreek regeerde, zoals in de veertiende eeuw Florence en Siena, zozeer verschilden dat er innig gehaat en gestreden werd.
Siena is een bergstad, Florence ligt in een dal; de ene kon, we- | |
| |
gens de steile hellingen, de gotische bouw niet missen, de andere had, toen de behoefte aan ruimte kwam, grond genoeg voor brede paleizen; de ene werd de stad van behoudgezinde burgers, terwijl de andere, gedreven door de kracht der laagste klassen, gedurig naar nieuwe verhoudingen streefde. De gotische zin der Senese blijkt ook uit de torens die de edelen op hun huizen bouwden, veel hoger dan die hunner Florentijnse gelijken, en uit het werk der schilders dat immer iets van de duistere gloed, van de hemelse droom der middeleeuwen behield. Siena keerde zich laat tot de Renaissance, en aarzelde, en aanvaardde weinig van de jonge gedachten, want haar geest bleef mijmeren en verlangen toen overal in de Arno-vlakte de lust aan leven en schoonheid een sprankelende vreugde had gebracht.
Reeds vroeg trokken de kooplieden uit naar vreemde oorden, maar zij vergaten hun huis niet en de liefde tot de geboortegrond, ook thans een grote eigenschap in Italië, dreef hen al vroeg terug met de zware buidels. Dan bouwden zij hun hoge huizen en vervolgden met hun zonen het koopbedrijf.
Het bestuur hadden de burgers gemakkelijk verworven; er was zoveel strijd onder de edelen geweest, dat zij het beheer der stadszaken vrijwillig hadden afgestaan. Doch de voordelen, die uit de macht vloeiden, veroorzaakten weldra ook onder de burgers twisten, waarin partijders en wederpartijders elkander zo heftig bestookten, dat nu de edelen, dan de gezellen poogden de ondragelijke onrust te onderdrukken.
Het ging er woelig toe in de nauwe steile straatjes, van metten tot vesper vol gerucht. Gebral van knechts, in de kleuren van de Salimbeni of de Tolomei, de hazewinden hunner meesters aanhitsend; gekijf tussen belastinggaarders en koppige klanten, toegejuicht, of het een grap was, door bakkersmaat en ezeldrijver; een processie voor de droogte, met trompetgeschal en klokgelui; het aanhoudend geschreeuw aan de poort beneden van de dobbelaars bij de zara. Maar vaak was het een ander geluid waarom de mannen verschrikt aan de deur verschenen; dan snelden zij gewapend naar de Campo en vochten in blinde woede voor hetgeen gisteren onder de naam Guelf verfoeid werd en thans Ghibellijn heette.
Behalve twistziek, gelijk hun broeders in de vlakte van Toscane, waren zij ook arbeidzaam en pronkzuchtig. De rijkdom | |
| |
en de verering daarvan vertoont hun kathedraal, waar de toepassing van de gotische vorm het hoogste van zijn gedachte mist.
Toch hadden zij in Siena een gelukkige gave behouden, die elders reeds tot de oude tijd behoorde, de vroomheid, de lieve, eenvoudige, franciscaanse vroomheid.
In de waardering van hetgeen de menselijke geest gedurende de Renaissance heeft voortgebracht, wordt gewoonlijk het werk der gelovigen veronachtzaamd. Filosofen, die de vrijheid van de mens verkondigden; kunstenaars, die zijn schoonheid openbaarden; geleerden, die de ruimten der oudheid ontsloten; prinsen, wier voorbeeld de beheersing en het genot van het leven leerde; opstandelingen en werkers, allen worden naar hun verdienste bewonderd. En inderdaad, ook kerkvorsten, doch bij voorkeur zulken die uitblonken in humanisme of epicurisme. Wijdt men, in de beschrijving van de Renaissancetijd, evenveel aandacht aan S. Franciscus als aan Dante? evenveel aan Caterina Benincasa als aan Rodrigo Borgia? Toch leefden er gelijk met Boccaccio, met Lorenzo il Magnifico, mensen die door hun arbeid voor de toen niet genoeg gevolgde leer der christelijke liefde voor de beschaving niet minder dan zij hebben gedaan.
Vele steden in Italië bogen op heiligen die binnen hun muur geboren werden, maar Siena was bijzonder gezegend en thans nog verhaalt en zingt het volk de legenden van hun uitverkorenen. De eerste, S. Ansano, de jongeling die het geloof bracht en gemarteld werd, ziet men als een overwinnende Johannes de Doper in de Palazzo Publico afgebeeld. Van anderen, Pier Pettignano, Fra Ambrogio, schijnt alleen de naam gebleven te zijn. Een Bernardo van het geslacht der Tolomei verliet zijn verwanten en de ijdelheid, vestigde zich op de dorre heuvelen en maakte er, rondom zijn klooster, met het geduld van vele jaren olijfdragend bosland van. Giovanni Colombini was een rijke koopman, die zich van zijn goederen verloste om onbelemmerd te bidden; hij leefde eenzaam buiten de muur, maar toen de grote pest de stad bezocht, liet hij de gebeden en deed het werk der barmhartigheid zomer na zomer, tot hij zelf nederviel.
Het nuttig deel der godsvrucht vertoont B. Fra Filippo. Het is merkwaardig hoezeer in de religieuze zucht der Italianen de moraal de mystiek overtreft; het christelijk leven werd er niet | |
| |
slechts ter liefde van God alleen gevolgd, maar grotendeels ten bate van de mens. Fra Filippo Agazzari was prior van het augustijner klooster van Lecceto. Zelf predikte hij niet, maar hij zond zijn broeders uit met de leringen, die hij geschreven had - de Assempri -, bondige novellen ter kastijding der ondeugden. Gestreng, maar bevallig in de taal van zijn landstreek, bestreed hij de zonden, ook die van regulieren, het meest de hebzucht en de verkwisting. De mannen stapelen op, de vrouwen werpen roekeloos weg wat anderen onthouden wordt. Doch in het klooster leerde hij niet van de zwakheden.
Indien het de vrouwen van Siena een ondeugd gerekend mocht worden dat zij, meer dan men elders placht te doen, hun schoonheid met middelen der kunst verhoogden, getuigde het toch van gebrek aan kennis hen met de zwartste bedreigingen terecht te wijzen. Bernardino sprak zacht en won meer.
De grootheid uit de liefde geboren was in de zuster die het zwart-en-witte kloosterkleed droeg en heldhaftig haar werk in de wereld deed. Caterina, in een ander leven schouwend, breidde de armen uit voor het heil op aarde; zij had in haar hart de uitersten die, te zamen en verenigd, het zo verheffen, dat men het zegent, de vonk van het eeuwig geheim en de warme daad voor de mensen. Wat roert meer, haar vertroosting van de verachte vrouw, die zij haar zuster noemde; haar houding, die bede en bevel was, voor de zwakke paus in Avignon; haar eenvoud voor het woeste volk in Florence? Het nut dat S. Caterina deed vindt men in de terugkeer van het kerkelijk gezag in Rome, de rust in de christenheid die erop volgde.
San Bernardino werd geboren in het jaar dat zij stierf, 1380. Hij was de zoon van een aanzienlijke van Siena, bestuurder van een stadje bij de zee. Onbewogen en gemoedelijk is het verhaal van zijn leven. Drie brave tantes verzorgden zijn jeugd. Eens, toen hij een jongeling was, bemerkten zij dat hij iedere dag op hetzelfde uur uitging en stil, mijmerend terugkeerde; zij vroegen hem te zeggen of hij een liefste gevonden had, opdat zij hem raden konden, en hij bekende, maar durfde niets van haar te zeggen. Voor zijn welzijn volgden zij hem toen heimelijk, en zij zagen dat hij buiten de poort Camollia voor een beeld van de Madonna op de knieën bleef. In een zomer van pest werkte hij in alle huizen waar men om hulp belde en gunde zich geen tijd om zelf op bed te liggen eer men hem niet meer nodig had.
| |
| |
Hij bleef bij de laatste hoedster van zijn kindertijd tot ook zij stierf, daarna deed hij zijn gelofte. Hij voegde zich bij de observanten, die naar het voorbeeld van Franciscus leefden, en veertig jaren trok hij door het land, predikend en vrede stichtend.
Bernardino is onder de groten van zijn tijd een zeldzaam voorbeeld van evenwicht, bilancio, zoals hij het zelf noemde. Zijn leven geleek de bekentenis van zijn eerste liefde: hetgeen tussen hem en de hemel bestond, noemde hij niet, of een enkel maal schertsend. Alleen van het welzijn zijner hoorders sprak hij, niet tot berouw en boete manend, maar tot hetgeen zij voor elkander behoorden te doen. Zijn hart, dat zich in al wat hij zeide volkomen gaf, maakte van iedere predikatie een levend werk, waaraan niets was toe te voegen, en de eenvoudigste ziel begreep dit. Ook de wijze waarop hij sprak was zijn eigen gave. Vele predikers gingen er wier welsprekendheid door heidense geleerden geroemd werd, door het volk echter niet verstaan; anderen trokken met vertoon door het land en verspreidden verslagenheid door hun ontzettende beschrijvingen van de hel. Bernardino hoorde er zelf zo een en vond toen zijn weg. Hij sprak als een vriend, die men kon tegenspreken, nu tot de een, dan tot de ander onder zijn hoorders, met verscheidenheid van middelen om te boeien. Hij vestigde de aandacht op één der omstanders: Vrouw, waar is je man? In zijn winkel! Ga hem dan halen. Neen, zijn werk kan hij straks wel doen. Je plaats? O, die zullen ze wel voor je openhouden. Wel, dan zal ik wachten tot je terug bent, maar breng je man mee. - Of zo: Hei daar, niet weglopen, ik heb juist iets voor jou te zeggen. - En iedereen kijkt, en de man blijft, en het mager broedertje vervolgt zijn verhaal.
Twee eenvoudige middelen had hij om de mensen te binden, het verhaal en het plankje. Bernardino wist dat zij te zeer aan hun belangen hingen om ter wille van de waarheid naar zijn leer te leven, maar hij achtte het al winst hun trouw te hebben. Evenals niet de stad, maar haar banier hen tot geestdriftige strijd wekte, zo was Jezus de eenvoudigen te hoog, maar zijn teken trof hen in het hart. Bernardino gaf hun dit, hij hief het plankje met het monogram I.H.S. voor hen op, bad een ieder die letters boven zijn deur te griffen en te denken aan de betekenis. Dan, zoals volksvertellers deden, begon hij met een verhaal, opdat zij ziende luisteren zouden: Kom, ik zal jullie een geval ver- | |
| |
tellen dat hier in Siena gebeurd is. Of: Hebben jullie ooit dat verhaal gehoord van de ezel van de drie steden? - Daarna verklaarde hij en vermaande, zachtmoedig, behalve als hij sprak over de dingen die hij haatte, partijgeest, woeker en laster. Tegen Guelf en Ghibellijn: O partijman, je bent als iemand die de razernij heeft, die niemand onderscheidt, hij zou zijn vader en zijn moeder vermoorden zoals hij een beest slacht. Jullie zijn erger dan de wolven, want die verslinden elkander niet. Grote zot, die voor je waan jezelf en anderen het hoofd afslaat.
De woeker haatte hij, omdat hij de armoede zag. Dan klonk in zijn woorden de heilige barmhartigheid: Je geeft je kind aan iemand tot vrouw, en van hem die haar neemt weet de vader en de moeder niet waar hij al zijn goed vandaan heeft. Als zij verstandig waren hadden zij eerst moeten denken: van waar komt al dat goed, van waar al die kleren van het bruidsgeschenk? Want dikwijls, ja, heel dikwijls van diefstal, van woeker, van het zweet van boeren, van de broodkruimels van weduwen en wezen. Als je een van die lange gewaden wrong en uitperste zou je er bloed van mensen uit zien komen. Ach, bedenk je niet hoe wreed dat is, je te kleden met kleren die een ander verdiend heeft, en hij vergaat van kou.
Bernardino werd overal geroepen. Bernardino grazioso moest overal raden en vrede brengen. Hij weigerde wat hem geboden werd en eerst toen hij krank van de arbeid was, aanvaardde hij een ezel om van stad tot stad te reizen.
Sterke strijders verwierven de roem voor hun bevrijding van banden die een andere tijd behoorden; van de stille strijders voor de goede banden weet de nazaat niet anders dan dat zij eens bemind waren, en wie schat de liefde, die zij verwekten? S. Bernardino was een van hen, die met geheel zijn hart de naam van zijn God noemde en voortgaf.
|
|