| |
| |
| |
Forlì
De legende van Forlì is het verhaal van een vrouw, die helse kracht had, engelachtige schoonheid, onlesbare wraakzucht.
Het gebeurt in de Romagna, waar de populieren met hun guirlandes van wingerdloof als ten dans gereid langs de akkers staan, dat een boerenknaap haar gezien heeft in de nacht, hoe zij, met de gouden lokken over het harnas, het zwaard geheven, uit de zwartheid van een bouwvallig slot kwam gereden, terwijl daarbinnen gehuil steeg als van wild gedierte. Het zijn de geesten, zegt men, van hen die, door de Indiavolata ten feest genodigd, verraderlijk vermoord werden, hun gebeente in de putten roept om wraak. Aldus leeft de herinnering aan haar onder het volk van die streken. Anders toont haar de legende, die reeds tijdens haar leven aan de hoven verteld werd en later in boeken herhaald: hoe zij op de muur van haar Rocca, toen het opstandig volk haar gebood zich over te geven indien zij niet voor haar ogen haar vijf kinderen onthalsd wilde zien, schaamteloos haar kleed openend terugriep, dat haar nieuwe kinderen geboren zouden worden. Er is van haar gezegd, dat zij zich hoog boven haar tijd verhief; te groot klinkt deze lof, maar indien men een toonbeeld wenst van de laatste kracht van het Italiaanse volk in die dagen, zie men Caterina Sforza aan, machtig boven haar zusteren, die de rechte weg van haar wil ging en, of het een voorteken ware, zwichtte enkel omdat de geest, die Renaissance heet, haar land verliet.
De arbeid der eeuwen had de mensen rijkdom aan gedachten en aan goederen gewonnen en menigvuldige mogelijkheden tot ontwikkeling. Er werden vorsten- en koopmanspaleizen gebouwd, geen kerken meer; portretten geschilderd, geen heiligen. Slechts de onnozelen kenden nog de vrede uit het geloof aan zaligheid na dit leven. Zij die dachten, beheerden, streefden, vonden het geluk in lust of verzadiging, in heerschappij of roem, slechts enkele uitverkorenen in evenwicht of berusting. Voor de vrouwen, wier heil de liefde is, had de wereld de keuze tussen het gezin en een ijdel spel, want het huwelijk was geen | |
| |
bond van twee harten, maar een zaak van waarde en beding. Er leefden nochtans velen in de aanzienlijke huizen, die de moederzegen derfden en vertoon of tijdverdrijf verwierpen, en voor haar brachten dichters en filosofen een balsem, de liefde van de geest, van de droom.
Hoe aan het hof van Elisabetta Gonzaga, de deugdzame en zachtmoedige, die liefde de hoogste geprezen werd, heeft Castiglione vermeld. Haar zuster Isabella d'Este in Mantua werd zeldzaam door de zon beschenen; zij had sterke kinderen, zij bezat antieke beelden en kunstige kleinodiën, de bekwaamste meesters en muzikanten deden haar behagen, en ook zij had haar deel aan dichtwerk dat sprak van schoonheid niet met de ogen te zien. Caterina Cornaro, eertijds koningin, hoorde in haar bescheiden lusthuis Pietro Bembo zelf over de leer van Ficino betreffende de liefde die niet hier is waar de zede gebiedt, maar daar waar zij op vleugels zweeft. Van die liefde zong, na de zorgen over haar kinderen, Veronica Gambara in lieflijke rijmen. En hetgeen later Tullia, een bastaard, een kortezane, die fier de naam van Aragon droeg, in haar brieven noemde, wat was het anders dan een weemoedige echo uit Athene? Zij evenwel, wier gedachten over deze dingen het meest bekend waren, en die door haar tijdgenoten boven allen geëerbiedigd werd, Vittoria Colonna, zocht, na vele jaren van gedachtenis aan wat beloofd was en niet vervuld, haar laatste heil niet bij Plato, maar eenvoudig voor een altaar.
Doch ook onder de laatste sterke geesten van het tijdperk was een vrouw, Caterina Sforza, die, ofschoon haar kracht nauwelijks meer begrepen werd, ontzag gebood en een blijvende faam verwierf. Zij was een kleindochter van de condottiere Francesco, die onder de geduchte bijnaam Sforza hertog van Milaan werd. In die tijd toen bijna alle kleine tirannieën bij machtiger staten werden ingelijfd wist zij, gelijk een leeuwin wakend over haar kinderen, een gering gebied enkel door haar beleid te behouden. Slechts voor het geweld van het Franse leger moest zij wijken en haar naam verdient de lof, dat zij tot de zeldzamen behoorde die niet slechts voor eigen belang, maar voor hun land tegen de vreemdeling streden.
Haar kracht, haar hartstocht en haar moed toonde zij vooral bij drie gebeurtenissen van haar leven.
Caterina, aan een hertogelijk hof opgevoed, werd op haar | |
| |
tiende jaar toegezegd en op haar veertiende uitgehuwd aan een zelfzuchtige, drieste, kleinmoedige dorper, Riario, een gunsteling van zijn oom de paus, die hem de steden Imola en Forli tot een staatje schonk. Daarheen moest hij zich, vermits hij zeer vele vijanden had, terugtrekken toen er een andere paus regeerde, die ook naar een staatje voor een neef rondzag. Deze neef was een Cibò, een schoonzoon van Lorenzo il Magnifico, die een dure vendetta aan Riario had wegens de moord op zijn beminde broeder Giuliano de' Medici. Van de stonde dat Caterina haar palazzo in Forlì betrad wist zij, de haat jegens de Riario kennend, dat het goud en de dolk van de vijand, in dit stadje zonder voldoende bescherming, weldra zouden zegevieren. Op haar raad dong haar gemaal naar de genegenheid der burgers, maar liet hij tevens de Rocca opnieuw bouwen en versterken. Moordenaars, spionnen slopen rond, sommigen werden gehangen. Overtuigd dat Riario vallen moest, besloot Caterina voor het recht van haar kinderen te staan en zich als een Sforza, zuster van Milaan, te doen eerbiedigen. Op een lenteavond drongen de samenzweerders, betaald door Florence en Rome beide, in het palazzo, het werk werd snel gedaan. Caterina had nog tijd een dienaar met bericht te zenden naar de bevelhebber van de Rocca. Voor de muur van het slot, waar de oproerlingen eisten dat zij de slotvoogd zou gebieden de poort te openen, speelde zij behendig; na zijn herhaalde weigering sprak zij: Laat mij binnengaan, ik zal hem gewis tot gehoorzaamheid overreden, gijlieden intussen behoudt mijn kinderen ten pand dat ik uit de veste terug zal keren. Men liet haar gaan, terwijl men haar ter waarschuwing het mes op de keel der kleinen toonde. Maar zij vreesde niets, zij zette zich ten maaltijd en legde zich daarna te ruste. Het is waar dat de bevelhebber haar verre hield van het rumoer daarbuiten, maar een betere reden voor haar moed was dat zij een zesde kind verwachtte en voor de anderen haar vertrouwen in de hemel stelde. En twaalf dagen moest zij de onzekerheid over hun lot verduren eer zij ontzet werd door de troepen van Milaan. De moordenaars waren gevlucht, maar hard viel de straf op hun verwanten; de vader van de belhamel, meer dan tachtig jaar oud, die de misdaad had afgekeurd, maar toen zij eenmaal geschied was met juist oordeel geraden had het ganse nest uit te roeien, werd door een rennend paard voortgesleept en stukgescheurd.
| |
| |
Daarna heerste Caterina als een wijze landsvrouw. In tijd van schaarste kocht zij met haar juwelen mondvoorraad, in andere noden hielp zij met eigen hand.
De mare van haar verdediging ging tot alle hoven, waar zij als de grootste Virago werd geroemd. Zeker bewonderde zij de mannendeugden, zoals blijkt uit hetgeen zij later schreef: ‘En indien ik verliezen moest, zou ik, hoewel een vrouw zijnde, wensen mannelijk te verliezen.’
En nochtans had zij in grote mate de bekoringen der vrouw, veel tederheid voor haar verwanten, een roerende moederzorg. Velen beminden haar die niet zonder liefde kon. Haar houding was niet platonisch en niet bandeloos, maar overeenkomstig de wetten van de Kerk. De bevelhebber van een harer burchten, Giacomo Feo, een welgemaakte jongeling, huwde zij, in het geheim echter, om het regentschap voor haar zoon niet te verliezen. Het geheim betekende dat degene, die van het huwelijk durfde reppen zeer pijnlijk werd gestraft, gelijk de kroniekschrijver zelf ondervond. Feo, in de stallen opgegroeid, speelde weldra de meester, zonder nijd en wrok te achten, en dreef de aanmatiging zo ver, dat hij eenmaal de knaap Ottaviano, de rechtmatige heer, een oorvijg gaf. De samenzwering der trouwe dienaars rijpte. Op een avond van de jacht kerend, achter zijn gade en meesteres, werd hij van het paard gerukt en na ettelijke dolkstoten in het slijk geworpen. Het bericht kwam tot Caterina op de piazza, zij zag de voldoening in de ogen harer jonge zoons, zij steeg af en gebood hen allen in de Rocca op te sluiten. En toen nog geroepen werd dat zij zelve de aanstichtster was, beving de waanzinnige wraaklust haar. Zij gaf haar beul verlof zijn werk te doen naar zijn begeerte, en voor beul koos men gemeenlijk een bloeddorstige geweldenaar. Het verhaal van de hecatombe van Forlì werd een fabel van gruwelen. Te veel bloed viel er en te veel gejammer klonk er voor de kleine piazza, en niemand durfde meer toeschouwen hoe moeders met de zuigelingen geworgd werden en aan de galg gehangen, omdat een verwant een der schuldigen het pad voor de vlucht had gewezen. Een burger maakte een lijst waarin de slachtoffers werden opgeteld: idem twee mannen, een vrouw, twee kinderen, te zamen vijf; idem - enzovoort; hij boekte er meer dan honderd. En zeer lang duurde de wrok, want Caterina liet een halfbroeder van haar kinderen, die haar tot matiging | |
| |
had willen bewegen, een jaar lang in de kerker. Voor een vrouw, die immer een rustig verstand en hoge moederlijkheid toonde, vaak ook bewonderde rechtvaardigheid, moet zulke verbijstering uit een diepe wonde zijn voortgekomen.
Zij werd stil na deze gebeurtenis en zocht vrede aan de bidstoel; ook blijkt haar berouw uit daden jegens nabestaanden der slachtoffers. Doch haar kracht begaf haar niet. Met vaste hand heerste zij in dagen toen het steeds moeilijker werd stand te houden. Voor haar zwakke zoons wist zij gunsten van de paus te verwerven, voor de kleinere hoopte zij Imola en Forlì te behouden. En een nieuwe hoop ontbloeide na haar - eveneens geheim - huwelijk met Giovanni de' Medici en de geboorte van Giovannino, die later, il gran diavolo, een held van Italië zou worden.
Maar haar grootste strijd en haar roemrijke val naderden. Men kan niet zeggen waar het einde van Italië's grootheid en pracht, de quattrocento, begon, maar zeker nam het verderf gedurende het stadhouderschap van Alexander VI een noodlottige snelheid. Nepotisme werd ook onder vorige pausen bedreven; zo echter als Cesare Borgia het toepaste - Valentino di Francia liet de kardinale avonturier zich ook noemen - werd het landverraad. De paus had een staat nodig voor Cesare, niet een kleine, maar een die gans Italië bevatte, en daar de Romagna de zwakste was, moest hij beginnen met deze landstreek te nemen. De Franse staatkunde zag er voordeel in Spanje en de keizer van het Vaticaan te weren. De eerste veldslag om de macht werd in Forlì geleverd en het was een vrouw die voor Italië trad. Hoezeer in het volksgeloof, boven het persoonlijk belang, de landsliefde van Caterina Sforza gold, blijkt uit een lied dat haar doet zeggen: Ik ga verliezen in de slag en met ere sterven, maar om Italië doet het mij zeer, om iedere hertog en gebieder.
Caterina, wetend dat er geen genade zou zijn, had haar kinderen en haar zuster in de hoede van de raad van Florence gezonden. Met haar broeders en krijgslieden, en voorraad voor lange tijd, sloot zij zich in de Rocca. Imola, de burchten van het gebied, Forlì zelf werden weldra genomen door de benden van Fransen en andere soldeniers, en het gevecht begon om het geslacht Sforza zelf te vangen. De Fransen hadden zwaar geschut, maar uit de Rocca vielen de kogels zo geducht, dat de mannen hun grootste kanon de naam gaven: madame de Forlì. Zodra | |
| |
het geraas der bombarden klonk reed Borgia, generaal der Kerk, schielijk naar de stad terug, terwijl Caterina Sforza, met mannenharnas toegerust, haar krijgslieden gebood. De strijd was ongelijk; zo hevig werd geschoten, dat de muren stortten; toch duurde het nog vele dagen eer de vijanden binnen durfden dringen en toen zij moesten, vielen zij bij honderden. De laatste dag liet Caterina de lont in het buskruit steken en in de uiterste nood zocht zij de overwinnaars door vuur te weerhouden, maar de wind dreef de rook naar binnen. Zij liet het zwaard vallen en toen een Franse soldaat haar greep verzette zij zich niet.
De zestiende eeuw was noodlottig voor Italië begonnen. Forlì werd de voorbode van rampen, van de vernedering van het land en de verduistering van zijn roem.
Uit woede dat hij wel de leeuwin, maar niet de welpen in zijn macht had, mishandelde Borgia de vrouwe Sforza laaghartig. Zij werd in Castel S. Angelo gesloten en langzaam uitgehongerd, maar zij weigerde afstand van haar rechten te doen. Toen anderhalf jaar later een Franse krijgsoverste haar smaad vernam, dreigde hij de paus zijn troepen naar Rome te voeren om haar te bevrijden.
Met vergrijsde haren reed zij naar haar kinderen in Florence. Daar leefde zij geëerd en bemind wegens haar vroomheid en weldadigheid. Haar kinderen Riario gaven haar luttel vreugde, de glorie van haar zoon Medici aanschouwde zij niet. Zij werd te ruste gelegd in het klooster le Murate, thans gevangenis.
Later, tijdens de inquisitie, ontstond haar kwade faam uit de herinnering aan het bloedbad en haar verzet tegen de paus. De tijdgenoten echter gaven haar de grootste eer. In de Klacht van Caterina laat de dichter haar spreken: De vreemdeling zal lachen, maar o kleinmoedige Italianen, zo gij mijn geschiedenis hoort, zult gij bezield u wapenen om eer en roem te winnen.
Er gingen vele zulke liederen. Caterina Sforza was onder de edelvrouwen de enige die door het volk bezongen werd, omdat zij de liefde had voor haar land.
|
|