| |
| |
| |
XII
Langzaam vergingen de uren der afwachting in het logement la Concepcion. De warande, waar gedurende de hete ochtenden de zeewind met de rusteloos bewogen bladeren der palmen en de klepperende blinden eentonig geluid maakte, was reeds vroeg verlaten daar de weinige gasten, officieren en voorbijtrekkende kooplieden, waren uitgegaan, maar in de eetzaal zocht Rose-Angélique het liefst koelte en schemer omdat daar somwijlen een bediende binnentrad die iets aan de tafel schikte, en zij een vraag kon doen om haar gedachten af te leiden. Frasquita, die haar verboden had uit te gaan, verliet haar zodra zij gekleed was en keerde eerst voor het middagmaal terug, bewegelijk, vrolijk, want, in Puerto d'España geboren, kende zij er nog vele mensen. Zij riep Rose-Angélique aanstonds mede naar haar kamer en gaf wat zij voor haar gekocht had, een versnapering, een bijzondere vrucht of iets nieuws voor het toilet, maar van het ene dat beider geesten vervulde werd niet gesproken. Aan tafel zaten zij naast elkander, Théophile diende hen. De jonge officier tegenover hen trachtte tevergeefs een gesprek te beginnen, want slechts Frasquita antwoordde en steeds in het Spaans. Jegens de andere officier, de commandant van het oorlogsfregat, werd zij vriendelijker sedert zij gehoord had dat hij berichten wist van de Fransen, dat zij niet op alle eilanden verloren hadden. En nadat zij eens, voor de siësta, met hem alleen aan een tafeltje de koffie had gedronken, was er tussen hen beiden een gemoedelijke welwillendheid ontstaan. Commandant Walton had begrepen dat de jongere dame een der krijgsgevangenen zocht, Frasquita harerzijds had gezien dat hij een ridderlijk man was.
Na de middagslaap zat Rose-Angélique weder alleen in de eetzaal, met haar herinneringen, haar vragen en twijfelende gedachten. De blinden klepperden niet meer, doch zwaarder drukte de vochtige hitte op de loomheid van het lichaam. Wanneer het naaiwerk van haar schoot viel strekte zij zich zuchtend uit op de bank. Sedert zij hier waren gekomen had zij een rus- | |
| |
tigheid over zich voelen dalen die het hevig opstandig smeken gestild had, en toen zij eenmaal zonder angsten de mogelijkheid had aangezien dat zij, na al haar streven en moeiten, het geluk van weleer nooit terug zou winnen, had zij ondervonden dat een blanke helderheid in haar hart achterbleef. Niet om te wachten op hetgeen voor eeuwig voorbij was gegaan, niet om te zoeken en te willen zou zij voortaan leven, maar om rustig te dulden tot er wellicht een stonde zou zijn waarin zij dienen kon met al wat zij had. In haar herinnering zag zij dikwerf het gebaar, toen zij hem smekend naderde ginds in Basseterre, waarmede hij haar verjoeg, verbijsterd van vrees, en telkenmaal met die herinnering verscheen haar haar eigen gelaat zoals zij het in die dagen in de spiegel gezien had, de ogen klein en donker, de mond gesloten maar ontspannen, met iets dat een glimlach geleek en haar deed denken dat zo het gelaat van haar moeder geweest moest zijn.
Twee gedachten hadden die beelden haar gegeven, de ene dat zijn hart te klein was om haar te verstaan, de andere dat haar jeugd voorbij was, gedachten droef in het eerst, maar die allengs de troost brachten dat ook de kranke smarten haar verlaten hadden. In die tijd toen hij als krijgsgevangene was weggevoerd en zij, in koortsen en verzwakking, erkend had dat zij zonder hoop en hulpeloos was, had zij naar Frankrijk terug kunnen keren, naar een onbekende en haar onverschillige toekomst. Frasquita was het die, zeggend dat de liefde soms door de dankbaarheid wordt gewonnen, haar het uitzicht had gegeven hem te bevrijden; Frasquita had het plan gemaakt en het middel gevonden om hier te komen, en zij ook deed thans het heimelijk werk, zodat haar, Rose-Angélique, niets overbleef dan de hulp die misschien het hart nodig zou hebben. En weldra ondervond zij dat zij de volkomen toewijding, die alleen waarlijk geëerbiedigd wordt, verloren had en dat de liefde haar niet meer beschermde.
Die jonge officier had ontdekt dat zij een Franse vrouw was en hield haar voor de echtgenote van de chevalier. Hij kwam in de middag in de eetzaal of in de warande haar eenzaamheid storen met bedoelingen die zij niet begreep, omdat zij er vele jaren voor behoed was geweest. Zijn aanwezigheid was haar onwelkom maar hinderde haar niet, tot hij duidelijk sprak en de voorwaarden noemde op welke hij brieven voor haar wilde over- | |
| |
brengen. In de hardheid zijner tanden, in de glinstering zijner ogen herkende zij de felle laagheid der wereld waarin zij terug moest keren en de afschuw der omgeving van voorheen, toen zij een dame was in Parijs, viel overstelpend over haar. In haar kamer, met geheven handen en betraande ogen, vroeg zij waar zij een plek kon vinden om ongestoord alleen te zijn met haar leed en verlangen.
Toen zij Frasquita het geval vertelde ried deze haar voorzichtig te zijn en liever te glimlachen, want Jarvice was een valsaard, de commandant zelf had haar gewaarschuwd. En de eerste die de gevolgen zou ondervinden was de chevalier. Voortaan bleef Rose-Angélique zitten wanneer de officier bij haar kwam en luisterde en zweeg, starend naar de wuivende bladeren der palmen. Wanneer hij aandrong en nader boog, wendde zij glimlachend vermoeidheid voor en ging haastig naar haar kamer waar zij achter de gegrendelde deur vrij kon schreien. Zij wist dat de machtige bescherming van haar geloof haar verlaten had en voelde zich klein in haar angst.
Des avonds voerde Frasquita haar mede naar het huis van een oude vriend, waar ook andere bekenden kwamen. Er werd slechts Spaans gesproken en wanneer de bedienden de tafeltjes en de kaarten hadden gebracht ging Rose-Angélique in de galerij en verder in de duisternis onder de bomen om te luisteren naar de zang der negers in de bijgebouwen. De woorden kende zij niet, maar zij verstond de weemoed en het droevig smachten in de liederen. Wanneer de tonen der gitaar verstorven waren hoorde zij het ruisen der bladeren, de kreet van een uil. Zij verbeeldde zich hoe hij in een ander huis bij zijn lotgenoten onder de lamp zat, maar het was een nevelig beeld waarin zij zijn aangezicht niet meer onderscheiden kon. Dan vloeiden plotseling de tranen en voelde zij haar eindeloze eenzaamheid in de nacht onder de menigte der sterren. Bij de roep van een mens in het donker strekte zij de handen uit. Ginds in het toortslicht voor de lage woningen bewogen gedaanten, hoofden, schaduwen, soms steeg een scherpe gil, een rauwe lach. En zij week en schreed langzaam terug, terwijl achter haar weder een lied bij trillende snaren werd ingezet, en uit het duister steeg zij de treden op tot de kamer vol bedwelmende reuk van vruchten en likeuren, tot de mensen die, bleek, voorovergebogen, om de tafeltjes zaten.
Op een middag verzocht commandant Walton enkele woor- | |
| |
den tot haar te mogen spreken; zij ging naast hem mede naar de tuin achter het huis, daar waar zij vaak naar de spelende kinderen ging kijken. Toen zij zaten zeide hij, haar recht aanziende: Ik heb een dochter die haar man verloor toen hij krijgsgevangen was. De chevalier is in de officierskantine en mag er niet uit omdat hij zijn woord niet heeft gegeven. Maar ik heb met Lady Fitzwilliam gesproken; zij nodigt u uit vanmiddag na de rust met mij in Government House te komen. Misschien kan zij u helpen. Wat mij betreft, mevrouw, reken op mij.
Rose-Angélique, door de eenvoud geroerd, aarzelde niet.
Ik weet niet of de chevalier mij zien wil, zeide zij.
Dat zou vreemd zijn.
Ik ben niet mevrouw d'Alard.
Even keek de commandant verbaasd rond, dan drukte hij haar hand, zeggend: Ik begrijp het. Des te moediger om zo ver weg naar Puerto d'España te reizen. Dat zijn dingen waar wij vroeger in liedjes van hoorden. Op mijn eer, ik zal u helpen, mevrouw. Maar in Government House moet ik u brengen onder de vlag van mevrouw d'Alard.
Met Frasquita vergezelde zij hem die middag. De vrouw van de gouverneur ontving hen met hoffelijke vriendelijkheid en nadat zij de thee had aangeboden en een poos gekeuveld zeide zij, dat de gouverneur tot zijn spijt de heer d'Alard niet had kunnen bewegen zijn erewoord te geven, zij het voor een middag slechts, om zijn echtgenote te ontmoeten. En daar hij zo hardnekkig bleef weigeren werd hij onder verscherpt toezicht bewaakt. Lady Fitzwilliam kon haar niet helpen, maar drong aan dat zij haar vaak zou bezoeken.
En Rose-Angélique keerde er weder, allengs vaker, daar zij de eenzaamheid en de bezoeken in de eetzaal vreesde. Zij liet zich mevrouw d'Alard noemen, glimlachend bij vragen welke zij niet zonder veinzen beantwoorden kon, vragen naar verwanten, naar kinderen, naar heden in Parijs die haar gastvrouw kende. Soms verbaasde zij zich over de sluwheid waarmede zij, zonder zich te bezinnen, een leugen vertelde. Met een dwaas gevoel van afkeer en zelfverachting kwam zij in het logement terug. En eens, toen Lady Fitzwilliam zich medelijdend over haar boog, begon zij zacht te snikken en wendde zich van de liefkozingen af. Eindelijk, zich weder oprichtend, zag zij de andere aan in de heldere blauwe ogen. Zij vroeg vergiffenis, en zo teder vouwde | |
| |
zij de handen, zo zacht klonk haar stem omdat het de hemel was wie zij vergiffenis smeekte voor al wat zij had gedaan; zij sprak van al haar begeren en rusteloos zoeken naar het ene doel alleen, en de andere luisterde met vochtige ogen. Haar kind had zij verlaten omdat zij hem volgen moest. En toen hij was heengegaan had zij niet begrepen waarom. Zij was hem gevolgd tot in deze verre oorden, niet om zijnentwil maar om de smartelijke ledigheid van het hart. Lady Fitzwilliam stilde haar droefheid. Terwijl zij haar naar huis geleidde echter zeide zij, nadat zij nadrukkelijk gevraagd had of Rose-Angélique voor de chevalier een middel zocht ter ontvluchting, dat zij haar dan niet in Government House mocht ontvangen, hoe gaarne zij ook helpen wilde.
Er volgden dagen dat zij haar kamer sloot en niet wilde dat de luiken geopend werden. Niet het verdriet omdat zij werd uitgestoten, dan hier, dan daar, hetgeen tot het einde haar lot zou zijn, deed haar schreien, maar de vruchteloze, onophoudelijk wederkerende vragen wat haar hart toch begeerde of verwachtte. Het geluk, dat Eugénie en anderen deed blozen, was licht te vinden, een liefde die gelijk een jaargetijde komt met de geuren van een dag en gaat met de tranen van een nacht, en was zij niet lieflijker dan het leed dat zij hardnekkig bleef dragen zonder uitzicht? De anderen hadden stralende ogen omdat hun behoefte aan warmte vervuld werd, haar toonde de spiegel immer de duistere fonkeling die niets beduidde dan een onbegrepen versmachting. Vermoeid van schreien zonk zij in het kussen met de lang bekende zekerheid dat zij niet anders kon dan wachten tot de gloed die haar dreef gedoofd was.
Commandant Walton, die haar bij iedere maaltijd gadesloeg en ieder keer de ogen rood en geloken zag, ontfermde zich.
Er komen geen dames in de kantine, mevrouw, zeide hij, maar u, een vreemde, zou de eerste kunnen zijn. Kom met mij mede en vergun dat ik u weder teruggeleid. Maar ik zal u met de chevalier niet alleen mogen laten.
Langer dan gewoonlijk talmde zij bij het kleden. Voor zij ging gaf Frasquita, met de vinger op de mond, haar een briefje.
Toen zij het hek binnentrad zag zij hem, in de galerij tegen een pijler geleund, turend naar de horizon der baai. De zon straalde over de palmen. Walton verliet haar, er was niemand anders.
Een poze stond zij stil, wachtend tot het kloppen van het hart | |
| |
zou bedaren. Er was geen vreugde in het wederzien, want duidelijker dan zij geweten had ervoer zij dat hij die daar stond behoorde tot een wereld buiten haar, een ander dan die zij zocht. Toch schreed zij nader en de glimlach week niet van haar gelaat toen zij zag dat hij verschrok.
Ik kom je hier zoeken, zeide zij en gaf hem het briefje.
Geen ander woord werd gesproken, want toen hij gelezen had kwam de commandant weder uit de deur. Toen begon de chevalier luid te praten met dezelfde stem, die zij kende wanneer hij van de genoegens met zijn vrienden placht te vertellen; hij uitte dankbaarheid en vreugde en noemde haar mevrouw d'Alard. De commandant knikte slechts en zij hield haar ogen op de schittering der baai gericht. Er werd overeengekomen dat Rose-Angélique wanneer zij wenste onder geleide van Walton het bezoek zou herhalen. Bij het vertrek reikte zij haar hand die hij kuste.
Zij herinnerde zich dat zij zeer langzaam en vermoeid was teruggekeerd en op haar weg vele zwarte aangezichten met lachende monden had gezien. Haar borst was zwaar van zuchten zoals zij het vroeger gevoeld had in de eenzame hoge kamer voor zij gesnikt had. Céline, die haar ontkleedde, zag haar gedurig aan en scheen ieder kledingstuk zorgvuldiger dan ooit neder te leggen. Dikwerf ontwaakte zij uit de lichte slaap, dan hoorde zij het geruis der bladeren die niets te zeggen hadden. Op haar vingers voelde zij de kus die niet voor haar was.
Zij vroeg Frasquita waarom zij weder naar de kantine zou gaan of langer in Puerto d'España blijven, daar immers de chevalier hier veilig was voor de gevaren van de oorlog en zich met de officieren vermaakte. Doch Frasquita lachte en knipoogde met een gebaar alsof zij haar niet geloofde. En achter in de tuin, terwijl zij de zwarte kindertjes die rondom kwamen staan telkens verjoeg, sprak zij fluisterend: Ik heb de rechte man gevonden, een die het doet omdat hij de Engelsen haat. Over drie dagen als de nieuwe maan begint. Wees dan moedig, alleen Théophile komt met je mee; wij wachten daar, op de plaats die ik je zeggen zal. Ga vandaag niet, maar morgen of overmorgen als je weer een brief kunt brengen. Ik zweer dat je gelukkig zult zijn.
Zij bleef alleen en wachtte, zonder geloof in het vermoeid gemijmer. Drie dagen had Frasquita gezegd, drie dagen zou zij wachten, daarna zou zij zichzelf verlossen en terugkeren naar | |
| |
Basseterre, naar Frankrijk. De drie ochtenden en middagen onthaalde zij de kleine kinderen op suikerwerk en vruchten en speelde met hen; soms nam zij er een op haar schoot om het aan zich vast te drukken en te kussen. Céline wees verheugd naar de blos op haar gelaat.
De commandant geleidde haar weder naar de kantine en zij gaf het briefje. Bij het afscheid noemde hij haar bij de naam, en het scheen haar of zij een vluchtige warmte van zijn lippen voelde toen hij haar hand nam.
In haar kamer vond zij slechts haar reiskleed van grijze taffetas en haar mantel, Céline zeide dat zij de andere klederen had gepakt omdat Théophile de koffer weg moest brengen. Later kwam Frasquita die haar nauwkeurig zeide wat zij die avond te doen had, zijzelf ging vooruit met Céline naar de afgelegen plantage.
Na het eerste gerecht stond Rose-Angélique van de maaltijd sop en groette Walton met een handdruk. Haastig verkleedde zij zich, dan ging zij in de tuin waar Théophile haar wachtte. Er was geen enkel licht op het pad langs de achtererven der woningen. Eindelijk beduidde de neger haar stil te staan; zij hoorde dat hij een slot openbrak en terstond daarna vernam zij een zware ademhaling en de fluisterende stem van Robert, die haar bij de hand greep en voorttrok. Buiten de stad, waar het langs de rots uitgehouwen pad begon te stijgen, bootste de neger een nachtelijk geluid na, een antwoord klonk verder. Daar werd Rose-Angélique geholpen een muildier te bestijgen, zij reed voort en voelde de hand van Robert op haar knie. Toen zij een steile helling waren afgedaald en uit het duister van struiken en rotsen kwamen zag zij plotseling een ster met de lange streep der weerspiegeling in de zee. Hand aan hand daalden zij verder. Beneden, waar de kabbeling van zwakke golfjes aan hun voeten murmelde, hoorden zij stemmen van mannen. Tegelijkertijd klonk een schot, hevig krakend in de nacht, door vele echo's herhaald. Rose-Angélique werd door sterke armen opgenomen en op de bank van de boot nedergezet; naast zich voelde zij de hand, de borst van Robert. Met volle teugen ademde zij de zwoele reuk van kruit in, terwijl de boot schommelde, de riemen plasten, zodat de weerspiegeling van de ster werd gebroken. Plots ging er een vlijmende steek langs haar schouder, Robert viel kermend in haar armen, van vele kanten flitsten de | |
| |
vuurstralen en verschrikkelijk knalden de schoten. De zeelieden roeiden regelmatig voort en een briesje voerde telkens een vleug van kruitdamp aan. En Rose-Angélique opende haar armen en nam hem tot zich vast aan haar borst. Toen zag zij tegen de hemel de gedaante van een vaartuig vanwaar een rustig diep hallo hen aanriep. Zij naderden de veiligheid. Een gloeiende vreugde stroomde over haar en voor zij zich liet opnemen om aan boord gedragen te worden fluisterde zij een heilige naam over het hoofd dat zij in haar armen hield.
|
|