onder de warrigheid, zij had geen andere gedachte dan hoe de afstand bij iedere schrede kleiner werd.
Plotseling rees een gestalte voor haar, een zware stem vroeg of zij de vrouw was die Ordelmonti zocht. Zij dankte de hemel en zij voelde geen vermoeienis meer toen zij een andere krijgsman volgde die haar de weg wees. Aan een donkere deur klopte hij, Landro zelf deed open. Alleen de groet van de soldaat klonk in de stilte.
In het schijnsel van het lampje op de tafel stonden zij bij elkander. En voor hem nedervallend en zich aan zijn knieën klemmend vond zij haar woorden: ‘Je ogen hebben mij altijd aangezien, je hebt mij zelf uit al mijn dwaasheid, uit al mijn verdriet teruggeroepen. Ik kan niet spreken van wat ik gedaan heb, ook niet van mijn eenzaamheid, mijn tranen, ik behoor je toe, ik kan niet van je scheiden. Wij zijn beiden teruggekeerd omdat wij hier gelukkig moeten zijn. Ik verlaat je niet, ik wil niet dat de oorlog je van mij zal nemen. Nannina zal eenmaal een vrouw zijn en het leven hebben dat haar gegeven wordt, maar ik heb geen andere toekomst, ik heb je nodig, ja, voor mijzelf.’
Hij nam haar in zijn armen. Het was zwoel en stil, zij hoorden het ritselen in de bomen.
Dat werd een lange nacht van eindeloos gefluister, van raadselen die eindelijk gevonden, geheimen die eindelijk uitgesproken werden. De liefde die eenmaal de zielen verenigd had voerde weder de handen en de lippen te zamen en uit dieper geluk bloeiden de kussen op.
De hanen kraaiden, de dag begon. En toen er luid op de deur geslagen werd maakte Landro zich van haar armen los, en zij beefde en schreide, want zij wist opeens dat er onheil rondom hen waarde.
Kort daarna keerde hij terug om helm en halskraag en zwaard. Toen droogde zij haar tranen en vroeg om een dolk om zich te verdedigen, zij bond hem aan haar gordel. En zij vergezelde hem tot waar de krijgslieden stonden te wachten en het hem gaan zonder groet. Dan liep zij tussen de mannen, die ruimte voor haar maakten, recht terug naar de woning en zette zich voor de deur om te wachten. Andere vrouwen, die met het leger medetrokken, kwamen tot haar, pratend, starend met moeilijk verborgen onrust.
Aan de overkant was een stal en door de bomen erachter