ten. Hier in de stille nacht, terwijl hij verre van haar was weggesloten en haar kind was heengevoerd zij wist niet waar, kon zij rustig uitzien naar de morgen omdat de klaarheid die haar omvatte van zijn geest kwam. Er bestond geen scheiding, de druk, de angst, de eenzaamheid had haar verlaten, zij kon heengaan van die plekken, zonder vrees dat verlokkingen haar deren zouden. De geur van een lente zweefde over haar, zoet als geluk van weleer, fris van komende beloften.
In de morgen kwam een vrouw met bericht van Argentina, die zonder een plaats te noemen haar vroeg als het donker was geworden de boodschapster te volgen. Toen de schemer viel ging zij, zij liep San Marco voorbij. Uit een stal buiten de poort bracht de vrouw haar muilezel en liet er Dianora op rijden, zijzelf liep voor met de teugel aan haar arm. Zij noemde de naam van het ruisend water aan hun linker, Terzolle, en vertelde dat zij het werk van haar man moest doen, een voerman die met het leger was. Na een poos, voorbij Careggi, nadat zij voorzichtig in het duister een smalle brug waren overgegaan, klommen zij door heesters een pad op. Zij traden binnen, het was een lage kamer, het kind sliep op de vloer en Argentina stond bij het vuur.
Daar bleven zij vele weken, wachtend op berichten over de krijg, of er een weg was waarlangs zij naar een andere streek konden reizen. De woning stond op een hoogte tussen de kastanjes, zij konden de beek Terzolle zien, maar zij waagden zich niet beneden, de ene of de andere bewaakte het kind.
Maar toen het voorjaar kwam en de vrouw vaak dagen met haar lastdier weg moest blijven waren zij genoodzaakt soms naar een der andere woningen in de omtrek te gaan om spijs en drank.
Gekoesterd door de geurende zoelten van haar eigen land ontwaakte Dianora uit herinneringen die de dagen innig maakten. En zacht als het gemurmel van de beek beneden vloeiden haar woorden, of zij uit een droom sprak, wanneer zij met Nannina in het licht bewogen lommer zat en haar vertelde van de tijd toen zijzelve klein was en speelde. Met de tedere handen in de hare voelde zij zich als een genootje, zij lachte met dezelfde klare lach, de adem van haar kind, dicht onder haar aangezicht, vervulde haar van een frisse weelde. Zij dwaalden langs de heuvelen, bukkend over het kruid of reikend naar de takken der