In ogenblikken van kalmte overdenkend wat zij anders nog verwachten kon zag zij zichzelve die zij werkelijk was: terug in Rome of in een andere stad, met de zorgen voor het kind die haar menige stonde van ledigheid zou laten, met de versmachting naar hem die voorbij was, met de hitte en de onrust in de borst. En zij zag hoe zij zijn zou na weinige jaren, gelijk de verlorenen van Ripa, of gruwelijker, gelijk Argentina, eenzaam, uitgebloeid. Had de maker van het schone leven het zo gewild dat aan het einde van al het nemen een afgrond doemde van ledigheid? De genietingen bloeiden inderdaad niet langer dan hun dag, zij lieten zelfs geen geur na, en kil, grauw was de herinnering. Naar het zonlicht daarbuiten, naar de lach, de zang, de beroering der mensen dreef haar het poperend bloed, en zij die zo roekeloos had genomen dat zij de ware schat verloor, wat anders kon zij nu verwachten dan de genietingen met de ellende der onvoldaanheid? En haar trots boog zich en zij ontwaarde de liefelijkheid der ontzegging. Gelijk hij in San Marco zou zij hier de ogen heffen, de heilige Moeder zou in het fluisteren van het verborgenste hunner harten verstaan wat zij baden voor een ander leven. Weinig was het waarmede zij dienen kon, maar het was haar schuld niet dat zij behalve de liefde, die niet meer bloeien mocht, niets bezat.
Vermoeid van de strijdige ontroeringen, van de kamp der gedachten, prevelde zij eindelijk niets anders dan de naam der lieve Vrouwe.
Wanneer de overste kwam om te onderzoeken hoe zij de proef doorstond knikte zij bij iedere vraag en toonde zich bereid. Maar innerlijk wist zij dat de sluier voor haar de strijd niet beslissen zoude, want zonder aandrang, zonder toewijding, zonder berusting zelfs zou zij nog lange tijd blijven vragen wat voor een vrouw, die de liefde zo groot in zich draagt, en daarbij de begeerte om al de zoetheid der wereld te omarmen, de rechte weg kon zijn.
Vasten en waken begonnen, de haren werden haar afgesneden.
Toen op een nacht, terwijl zij in de kapel voor het altaar lag, knielde Bianca naast haar neder. En zij fluisterde van een vrouw die aan de poort gevraagd had haar te spreken, de dag tevoren, maar de overste had geweigerd. Bianca vroeg of zij voor de wijding een beschikking had voor haar kind, zij was bereid die zelf te brengen. Zij antwoordde niet, zij staarde die ganse nacht