vaders, predikend van gebrekkigheid en vergeving der zonden, gaven al de goedheid die in hen woonde, doch aanvaardden zelve niet de volle maat der liefde; de wereldlingen namen gretig al wat geschonken werd, en spotten met de zonde, en brachten niets voort uit de liefde die hun gegeven was.
In gebed en gemijmer vond hij de rust der gedachten, maar het onbegrepen verlangen brandde in hem, hij wist dat hij niet zeer lang zou kunnen wachten tot zij tot hem werd teruggevoerd en dat hij eenmaal zou moeten gaan om haar te zoeken. Nochtans beheerste hij zich vele maanden en leefde met de geestelijken in hun eenvoud en regel, zijn liefste gedachte was aan haar, dat ook zij mocht bidden om de genade van hun zoete tijd.
En eindelijk schreef hij haar een brief om tot hem terug te keren en naar Venetië te gaan of naar een ander land, hij schreef dat hij niet komen durfde daar de Orsini gewis zich wreken zouden. De brief bereikte haar niet, hij wachtte in vergeefs geduld, week na week, in lange dagen van arbeid, lange nachten waarin hij de zonde peilde waarvoor met geen menselijke straf geboet kon worden.
Het voorjaar kwam. Hij ging in de stad onder de burgers en hoorde dat de keizerlijke benden die winter in Rome waren teruggekeerd en van de wandaden die zij er bedreven hadden. Toen zeide hij tot de prior dat hij iemand in Rome beschermen moest, hij nam haastig afscheid en toog op weg.
Het huisje in Trastevere vond hij verlaten, alleen de oude man was er, liggend op de vloer, ziek en ellendig. Van Dianora en het kind wist hij niets, hij had ze sedert de ramp niet meer gezien, maar haar koffer stond nog in de kamer.
Toen ging hij naar Pizzo Merlo. Bleek van schrik ontving Argentina hem, zij kon nauwelijks spreken en gaf verward en onduidelijk antwoord, zij zeide slechts dat zij Dianora in vele dagen niet had gezien. Het kleine kind werd binnengebracht, maar het kende hem niet en verschool zich achter de dienstvrouw, het werd weer weggevoerd want hij had geen andere vragen dan naar haar. En Argentina moest zwijgen, met een gebaar van onwetendheid, met neergeslagen ogen.
‘Spreek toch!’ riep hij eindelijk, de handen voor haar vouwend. Zij zag hem aan en sprak met zachte woorden.
‘Ik heb mijn best gedaan, ik kon niet meer. Zij is verloren. Na