| |
| |
| |
Tiende hoofdstuk
Ser Donato delle Colombe was gekomen, een oud, gebroken man, hij had zijn dochter weer in zijn armen gedrukt en alles toegestaan, wat hem gevraagd werd. Nadat zij toen met Taddeo was getrouwd had hij een huis voor hen gekocht, achter de Campo di Fiori, en zijn intrek bij hen genomen. Taddeo bezat thans een Berberpaard dat op de wedrennen prijzen voor hem won, en hij had nieuwe vrienden, zonen van de aanzienlijksten der stad, met wie hij in hun paleizen dobbelde en dronk. Chiarissima wandelde na de vroegmis met haar vader steunend op haar arm, of zij gingen zwijgend, met volle korven, naar de woningen hun door de dienaren van het Heilig Oratorium genoemd. In huis zaten zij bij elkander, beiden bleek, en praatten om hun gedachten te verbergen. Wanneer Dianora kwam, blozend, lustig, scheen het of Chiarissima nog kleiner en stiller werd.
Het eerste jaar nadat haar kind geboren was leefde Dianora rustig in het kleine huis in Trastevere, geheel voldaan in de bezigheid van menigerlei zorgen, in de verrassingen die een wicht geeft aan de borst of op de schoot. Doch toen het kind begon te lopen, na de eerste vreugde het langs de groenende wijnstokken te zien trippelen aan haar hand, toen het tandjes kreeg en begon te eten, keerden de gedachten weer aan wat er in de stad te genieten was. Zij ging er op een zondag met Landro heen om kledertjes te kopen, voor de winkels hingen de nieuwe uitstallingen van het jaar. In de Beer koos zij de uitgezochte spijzen en proefde weer de geurige muskadel, zij hoorde lachend toe naar een lied dat een gast in een luidruchtig gezelschap zong. Kort daarna, met carnaval, vroeg zij Landro haar te brengen naar de boerten die achter het Colosseum werden gespeeld, zij zat er gans de middag en leerde er de nieuwe wijzen, en in de avond weer dwaalde zij met hem door de stad om te kijken naar de fakkeloptochten en de vermomde benden. Al die vrolijke dagen waren zij op straat. En Landro zag hoe haar aangezicht veranderde en schoner werd. Sedert de geboor- | |
| |
te van Nannina had hij haar vaak in bewondering aanschouwd, haar ogen groot van een rein geluk boven de wieg, haar mond in een gestadige lach, en hij was soms dagen thuisgebleven om haar te tekenen. De nieuwe gloed echter die haar aangezicht kleurde en welig in haar ogen dartelde, de kracht die haar lichaam recht en fier maakte gaven haar de eigen ware schoonheid die hem verbaasde. Hij herinnerde zich hoe hij haar het eerst gezien had, aan de beek Mensola, toen haar gestalte een louter wonder voor de ogen was, te ver om aan te raken, en wat hem nu bekoorde was een weelde die hij heftig in zijn armen nam. Zij hoefde niet meer te vragen, hij was het zelf die haar voerde, bijkans iedere dag, daar waar veel mensen haar konden zien, hij was het zelf die alle vermakelijkheden voor haar zocht om te genieten van haar blos en lustigheid. Er waren ook Florentijnse heren die haar kenden, men begon in de stad van haar te spreken, er werden haar briefjes gezonden en kleine geschenken.
Het gebeurde nu dat Landro tegelijkertijd door de hoogwaardige heer Gaetano en door zijn leermeester werd berispt; deze dreigde hem heen te sturen zo hij niet beter zijn werk verzorgde, gene, tot hem sprekend als tot een zoon, wees hem de gevaren waartoe ongemerkt het genot der wereld leidt, eerst de zorgeloosheid, de veronachtzaming der plichten, dan de verblindheid voor goed en kwaad, met de zonde in het gevolg. Landro biechtte, en toen de kardinaal zag hoe zuiver zijn liefde was drong hij aan dat hij doen zou wat hem geboden werd. De losbandigheid der herbergen moest hij mijden, hij moest iedere dag na de vesper in Santa Dorotea komen om te vernemen welke taak hem werd opgelegd. Hij liep te mijmeren een ganse avond, tot zichzelf gekeerd, luisterend naar wat zijn verlangen sprak. Zijn ziel verstond dat een macht haar trok groter dan het vuur dat haar brandde, dat haar diepste en haar laatste zucht steeg tot de bron waaruit zij was gekomen en waartoe zij zou wederkeren. Indien zij om in deze wereld te leven enkel nodig had een gebed, een goede daad, het werk ter ere van de hemel, waarom dan zou hij de nietigheden aanzien die voorbijgingen zonder hem te roeren? De wuftheden liep hij niet om zijn zelfs wil na, maar ook om harentwil kon hij niet toelaten dat zij hem dwalen deden van zijn weg. Hij besefte nog niet dat het vuur daarbinnen dat Dianora heette de kracht was die hem beheerste,
| |
| |
sterker dan de ongehoorde zuchten nog sluimerend in de duisternissen van het hart.
Hij sprak tot haar, zeggend dat zij de ledige vermaken niet meer moesten zoeken. Toen schoot de drift door het bloed van Della Rena, recht en donker van toom stond zij voor hem, zij had de minachting gevoeld die de geest heeft voor de zinnen.
‘Het is mijn recht,’ zeide zij. ‘De wereld is niet gemaakt om veracht te worden. Zingen en dansen ledig vermaak? Heb ik een stem gekregen om te zwijgen en moet ik de lach in mijn hart verbergen op mijn gezicht? Ik kan niet alleen aan de heiligen denken, ik wil niet altijd van de zonde horen, ik wil ook de mensen zien en met ze juichen en vrolijk zijn als ik mij gelukkig voel. Als het je hindert mee te gaan naar het toernooi of het schouwspel, ga ik alleen. Er wordt vanmiddag een nar gehuldigd, met lauweren, zegt men, voor het paleis van de Senator, ik ga erheen.’
Hij durfde niet te zeggen hoe schoon zij was in haar toorn, met de duistere schittering der ogen en de trilling der rode lippen. Vroeg kwam hij terug met een bloem, die zij in het haar stak, en hij vergezelde haar naar de nieuwste zotternij, de hulde aan de domste dichter van de stad, die in een witte toga, glanzend, op een kameel werd rondgevoerd te midden van als muzen verklede bombardiers. En toen er plaats gemaakt werd voor de Heilige Vader, die zelf kwam om toe te schouwen, zeide Dianora dat het hoogste gezag de zinrijkheid der vermaken beter kende dan een dromerige leerling.
Maar hij deed zo de kardinaal verlangde. Iedere avond na gebeden te hebben in Santa Dorotea ging hij met een Theatiner broeder om te helpen in de donkere buurten en wanneer hij thuiskwam hoorde hij nog de klachten en de liefelijke vertroosting; vaak ook zat hij in het ordehuis op Pincio en luisterde wat de wijze mannen zeiden over de gehoorzaamheid aan het evangelie. Zij spraken weinig thuis van wat zij dachten, zij voelden dat zij elkander niet verstonden en vreesden dat er twist zou zijn.
Een vriend van Taddeo had haar eens aangesproken en zij hadden een andere vriend ontmoet die vertelde van een gastmaal bij een zeker edelman. En Dianora had gezegd dat zij wenste zulk een zeldzaam weelderig festijn te zien. Dat voorjaar gingen er weer vele boetpredikers om, op de pleinen ver- | |
| |
zamelde zich weer volk om de voorspellingen van rampspoed aan te horen, de stad leefde in angst en beroering van de vreselijke geruchten. Kort daarna ontving Dianora een uitnodiging van Bindo Spinelli, de vriend van Taddeo, om in zijn huis deel te nemen aan een plechtigheid ter afwering der onheilen. Zij voelde dat het verkeerd zou zijn om te gaan, zij sprak er niet met Landro over, maar een donkere drang van nieuwsgierigheid, genotzucht en ongekende begeerte verontrustte haar en dreef haar om eenmaal de onmatige lusten nabij te zien. En toen die bepaalde dag Landro vroeg was uitgegaan, besloot zij plotseling en kleedde zich in haar rijkst gewaad, het karmozijnen bruidskleed, de dolk die erbij lag stak zij weder in het keurs. Het huis stond aan de rivier naar Campo Marzo toe. Toen zij de voorhof binnentrad opende zich de deur voor haar, en daarbinnen ontving Spinelli haar die haar leidde in een klein duister vertrek waar zij stemmen hoorde en gestalten zag die zij niet onderscheiden kon. Een vrouw legde haar een bloemkrans op het hoofd. Na een poos, toen een doffe klok geluid had, riep Spinelli dat de tafel gereed was, een man naast haar nam haar hand en voerde haar mede. Zij kwam in een zaal waar een dichte wolk van wierook hing, de wanden en de zoldering waren met zwart damast bekleed, de vloer was met zwart fluweel belegd, en in de hoeken brandden lampjes verborgen binnen schedels zodat het licht uit de gaten der oogkassen scheen. In het midden stond een ronde tafel met rustbanken straalsgewijs ertegen, en voor iedere plaats lag een schedel met een licht erin. Er waren vier mannen, twee kardinalen in rode zijde, twee edelen in het zwart, en vier vrouwen, van wie er een een masker droeg.
Een der kerkheren sprak een kort gebed om vergiffenis te smeken voor aller mensen zonden. Dan legden zij zich neder ieder op een rustbank, en vrouwen, enkel in zilveren sluiers gehuld, begonnen de eerste gerechten rond te dienen, de kristallen bekers te vullen met velerhande wijnen, de schalen met reukwerk aan te bieden voor de vingers, balsem, civet en amber. Aan een der wanden openden de gordijnen en achter een gaas dat werd nedergelaten verschenen twee blanke knapen en twee vrouwen die om beurten dansten gedurende de maaltijd of in gebaren een liefdesspel vertoonden. De gasten zaten zwijgend, de dienende vrouwen maakten geen geluid. Een der | |
| |
kardinalen, een jong stoer man, sprak met een zware stem: ‘Laat het een klaagfeest zijn, een zoenoffer aan de goden. Venus, Bacchus, Mercurius, vergeeft ons de schuld onzer voorouders die u vergeten hebben. Veel hebben wij genoten, zoveel dat onze magen, lendenen en hoofden krank zijn, maar nooit, nooit genoeg, onlesbaar is onze dorst, eeuwig als uw beloften. Neemt onze kwalen van ons en verheft ons tot uw vreugde. Stort de geest van Santa Voluptas in ons bloed en ons merg, schenkt ons de genade opdat wij de diepten uwer gaven kennen mogen, tot deze lichamen zijn uitgebrand, en neemt dan ons vuur in uw boezem terug.’
Zij hieven de bekers en dronken in stilte. Dianora voelde aanstonds de gloed van de gekruide drank, zij voelde de tinteling in lichaam en gedachten, de angst beving haar en zij zocht hoe zij heen kon gaan. Zij wist dat zij at, zij zag de bewegingen der naakte gestalten achter het gaas. Het geluid van zuchten in de duisternis deed het bloed branden in haar aangezicht, het was haar of zij gebonden lag.
De vrouwen dansten niet meer, de lichtjes waren op één na gedoofd en de gasten zag zij niet toen zij plots uit de beneveling ontwaakte. Zij hield de dolk vastgeklemd en had ermee gestoken om zich te verdedigen, zij wist niet waarom of tegen wie. Snel rees zij, gereed om toe te stoten zo iemand haar mocht weerhouden. Dan zocht zij langs de wanden tot zij een deur vond en tastend in de duisternis kwam zij in een vertrek waar zij de andere vrouwen vond, die de gasten waren geweest en de beide danseressen, angstig bij elkaar. Te zamen braken zij het venster en de luiken open en klommen naar buiten. De gemaskerde voerde Dianora mede aan de arm, en, niet wetend van haar bedwelming, deed zij haar zweren nimmer te spreken van de schande die zij gezien had, want ook zij was onnozel enkel uit nieuwsgierigheid gegaan. En haar naam noemend verzocht zij Dianora haar te bezoeken.
Het was na middernacht. Het kind sliep, Landro was uitgegaan om haar te zoeken. Haastig ontkleedde zij zich en borg het gewaad in de koffer weg. Toen zij ontwaakte zat Landro met het aangezicht in de handen. Zij schaamde zich en knielde bij hem neder om vergiffenis te vragen. Dan vertelde zij van het gastmaal bij heer. Spinelli, van de zonderlinge weelde, maar, ofschoon zij geen bedrog bedoelde, verzweeg zij de bedwel- | |
| |
ming en hetgeen zij slechts vermoedde. Landro, geërgerd dat zij zich met anderen had vermaakt, dat zij voor anderen gelachen had, bleef thuis die dag en verzuimde zijn avondwerk. Ongevraagd beloofde zij niet meer zonder hem uit te gaan.
Soms keerde hij vroeg terug om met haar te wandelen, soms nam hij haar mede wanneer er iets fraais te zien was, een optocht of een spel. Eenmaal zag hij dat een bekende kortizane haar met een vriendelijk lachje groette, zij was van degenen die bij Spinelli was geweest, maar hij wist niet hoe zij Dianora kende, en toen hij het hoorde, verschrok hij en verzweeg de eerste argwaan.
Na een poos moest hij haar vergezellen naar Taddeo, en weder na een poos ging zij alleen. Landro verweet haar niet, en zij bemerkte niet dat hij vaak zijn ogen afwendde wanneer zij hem aanzag.
In de zomer, toen de pest heviger begon te woeden, verlieten vele aanzienlijken de stad en die bleven zochten in teugelloos genot hun angst en wanhoop te vergeten. En het volk, dat van morgen tot avond de eentonige treurklokken hoorde en in iedere straat de broeders van barmhartigheid met hun somber werk zag, nam de roekeloze stemming over, het geraas van krakeel en uitspatting klonk overal, er waren geen wachters genoeg om de misdadigers te grijpen.
In het huis van Taddeo werd iedere avond gebrast, Dianora schitterde er in haar schone lustigheid, terwijl Chiarissima stil en bedeesd naast haar zat. Landro bedwong zich en verkropte zijn ijverzucht en ergernis, tot hij eindelijk uitbrak in de eerste twist.
Naar huis kerende, door twee jonge heren begeleid, had zij op de Sixtijnse brug bemerkt dat hij achter haar liep. En toen zij hem wenkte, kwam hij, maar hij voer zo heftig tegen de jongelieden uit, dat zij zich met een scheldwoord omkeerden en heenliepen. Toen sloeg zijn woede uit, hij verweet haar meer en erger dan zij ooit gedaan had, en hard gegriefd gaf zij hem felle woorden terug. Het eindigde met schreien en bitter zwijgen, het was de eerste nacht dat zij elkaar niet kusten. De een vroeg zichzelve wat zij misdaan had en kon het kwaad niet vinden in een schuldeloos vermaak, de ander verweet zich dat hij zelfzuchtig en ruw geweest was, maar wilde het niet beken- | |
| |
nen uit vrees voor iets dat hij niet verstond. En beiden voelden dat er een strijd was, die hun wil niet beheersen kon.
Landro was het die troost en steun behoefde. Hij zeide tot meester Andrea dat hij niet in de werkplaats komen kon zolang er vele kranken in de stad geholpen moesten worden, hij ging in het grauwe hemd met Sciarra door de armelijke straten en trad de huizen in, zij verzorgden de ellendigen en droegen ze naar de gasthuizen of naar de graven buiten de stadsmuur. En hij bleef van huis, wekenlang, uit vrees dat hij er de kwaal zou brengen, hij sliep in het ordehuis bij San Felice.
Zij zag hem soms wanneer zij langs de winkels liep en wilde tot hem gaan, maar hij weerde haar. En hij zond haar bloemen en lekkernijen en kwam vroeg in de morgen langs het huis om haar en het kind te zien. Dianora zat in smachten en dromen, tot zij weer gezelschap zocht en in zang en scherts haar liefste begeerte vergat.
|
|