| |
| |
| |
Derde hoofdstuk
Het waren die lente gouden dagen in de rozengalerijen van Giocosa, waar de meisjes, blozend van de vele ontdekkingen der jeugd, van nieuwe vragen en nieuwe gedachten over de wereld die voor hen verscheen, het vlieten der uren niet voelden in de overvloed der woorden, maar praatten en luisterden met een gestadige glimlach geboren uit de heimelijkste verwachting. Over vraagstukken die de jonkheid vindt en die de grijsheid onbegrepen weer nederlegt spraken zij met een schertsje, met een zuchtje, met een sierlijk gebaar van zekerheid, met dezelfde luchtige ernst als over kanten en koralen, maar de toon hunner stemmen, meer dan de woorden, leerde hun, want daarin openbaarden zij zichzelve en daarin vonden zij de kennis van het gemoed. En duidelijker zichzelve en elkander ziende ontwaarden zij hoe uit het gevoel dat hen tot elkander neeg de verschillen sproten die de ene van de andere onderscheidden. Dianora en Bianca waren vriendinnen reeds van enkele jaren her, Lionella had zich kortelings bij hen gevoegd. Al die jaren had de meisjesliefde het paar verenigd tot een tweeling en in hun dwepende aanhankelijkheid hadden zij geen van beiden ooit bespeurd dat het verlangen der ene dwaalde van dat der andere. Thans echter, nu Lionella hun vriendschap deelde en van haar wensen van de toekomst sprak, van vreugden waar zij nimmer aan hadden gedacht, voelden zij dat er een diepe oorzaak zijn moest waarom de jongste warmer en lustiger zich uitte en de oudste stiller in haar mijmering verzonk. Toch bleven zij innig bij elkander in het herdenken hunner dromen.
En uitbundiger werden de dagen van dartelheid en genot toen de jongelingen hen zochten, de broeders Palla en Braccio della Rena, en Taddeo Ricci die in de oorlogen reeds veel avonturen had gezien. De ganse morgen zaten zij te zamen met lachen en verhalen, met zang en lekkernijen, de ganse middag speelden zij door de tuinen met lonken en verholen strelen, en al het zoets waartoe de zinnen werden gewekt vloeide in de smachtende muziek der luiten. Maar de aangenaamste uren waren die | |
| |
der gesprekken. Dan sprong uit een verhaal van overmoedige daden een even overmoedige gedachte die nieuwe gezichten opende en in ruimten voerde waar de jonge geesten vrij zich heffen durfden tot begeerten waarvan zij niet geweten hadden, tot een gewisheid en een oordeel die hun de eigen krachten kennen deden.
Het waren eerst de jongelieden die zich waagden en de stoutste gedachten vonden, de meisjes namen ze bewonderend over en stelden ze tot waarheid op. De zeden der ouders, de regelen der deugd, der geheiligde beginselen van de godsdienst werden vernederd door die monden waar de adem van het jonge leven warm uit steeg, slechts het verlangen naar geluk, rood van zijn eerste vlammen, was hun werkelijkheid, ruimer, overvloediger dan ooit in de wereld bestaan had. Wat zij eruit grepen, geurende bedwelming der zinnen, ontstak de schittering in hun ogen en wekte in hun stemmen de galm der muziek, tintelend van vreugde over het heerlijk bezit dat door ouderen een waan wordt genoemd. Een schaterende lach, een lied zonder woorden, een vonk in het verborgenste der harten was de schat die hun bleef van het ogenblik. Maar in de tonen en in de houdingen vermoedde de jonkheid het innerlijk, gevoelend wat haar heil kon zijn, wat haar gevaren. Zo gebeurde het dat de een, lachend om een vluchtig gedachtenbeeld, in zijn binnenste verschrok terwijl de ander er onbegrepen beloften in ontwaarde.
Bianca werd ernstiger en stiller naarmate de uitbundigheid wies, haar antwoorden gaf zij moeilijk en soms stond zij op om alleen te lopen. En op een morgen, toen zij weder plotseling uit de rozengalerij was heengegaan, volgde Dianora haar en vond haar met stille tranen achter een haag. Zij zaten weder in elkanders armen, fluisterend van verdriet en vertroosting. Bianca wist niet waarom zij schreide, maar in de lange uren dat zij te zamen zochten vonden zij de klare harde waarheid dat de liefde, uit dezelfde oorsprong voortgekomen, met de gang der dagen in menigerlei wensen en driften openspringt die zo wijd uiteengaan, dat harten die verbonden waren elkander niet meer zien. En tranen baatten niet, noch konden woorden verhelen dat de begeerten der wereld de zielen scheiden. Zij zwegen ten leste, maar hielden elkander vast daar geen van beiden de innigheid der eerste vriendschap verliezen wilde.
In de tijd toen Bianca, tot de liefste verrukking der jeugd ont- | |
| |
loken, haar zoetste hoop bezat was zij tot Dianora gekomen die nog onwetend voor de jonkvrouwelijke raadselen stond, en zij hadden de armen voor elkander geopend en met een glimlach en lichte ogen verenigd in de volheid hunner harten gestaard. Bianca, de oudere, had haar vriendin geleid in het zoeken naar het allerschoonste hunner wensen. Zij waren nog kinderen voor wie de kleine spanne die zij van de wereld kenden ondoordringbaar in helle schijn opdoemde, en na iedere ontdekking verhieven zij zich tot reiner begeren naar verder kennis. Blanke ochtenden waren het, in het huis Della Rena, ongestoord in de meisjeskamer bij elkander met hun luide verlustiging aan kleinodiën en fraaie klederen, met lange verhalen over wat zij gehoord hadden van de mensen. En dichter zaten zij bij elkander, terwijl de stemmen zachter werden tot gefluister, wanneer Bianca vertelde van de jongeling, hoe zij hem ontmoet had in de straat of in de kerk, hoe zij heimelijk hadden gesproken, hoe hij nog die ochtend langs haar huis had gelopen; dan van zijn voorkomen, zijn gestalte, zijn aangezicht, zijn haar, de mooiste, de liefste jongen van de stad. Bianca's wangen gloeiden en Dianora luisterde starend met glinsterende ogen. Toen kwam die winter dat hij heenging. Zij lazen te zamen de briefjes die hij had geschreven, niet om de woorden, want die kenden zij reeds lang, maar om daarin te lezen van het raadsel of er waarlijk een eind kon zijn aan hetgeen zij nauwelijks noemen durfden, ofschoon het woord wel duizendmaal in hun gedachten kwam. En als Bianca de briefjes had weggeborgen in haar kleed zat zij stil of zij wachtte, of zij luisterde wat er binnen in haar spreken mocht, en de andere droogde de traan die onverwachts van haar wangen gleed. Toen werd het een tijd dat zij urenlang te zamen zongen en speelden op de luit, en van de jongeling zwegen. In Dianora's hart was een stem ontwaakt die des daags van wondere beloften neuriede en in de stilte van de nacht plotseling vroeg en riep, en zij kon er niet van spreken. En weder was Bianca de eerste die een nieuwe verblijding vond. In de vastentijd had haar moeder haar meegenomen naar Santa Maria Novella waar zij Fra Benedetto had gehoord. Dat was in die dagen toen het hopeloos volk smachtend naar redding uitzag en de profeten weer kwamen om de weg des heils te wijzen. Deze prediker nu roerde de schare door de liefderijkheid waarmede hij haar bad de ogen te openen voor de waarheid dat het geluk alleen te | |
| |
vinden was in gebed en nederigheid. Dagenlang bleef Bianca in zichzelf getogen, mijmerend over wat de stem des priesters in haar ziel gewekt had, het schoon gelaat van de jongeling verging terwijl zij in het gebed gebogen lag. En zij vond rust in een menigte van liefelijkheden voor de gedachte. Zij sprak van de onthouding van genoegens om zuiver te zijn voor de zegen der heiligen, zij smeekte haar vriendin te zamen de zelfzucht en de ijdelheid te overwinnen, opdat zij met de gaven die de hemel hun had geschonken anderen konden dienen. Zij voelden zaligheid, ongezien en onbegrepen, terwijl zij in elkanders armen zaten, fluisterend van hoe schoon het zijn zou altijd en overal te gaan waar zwakken en kranken hulp behoefden, en de warmte hunner eigen goedheid was hun een bovenaardse koestering.
De lange maanden dat zij te zamen lazen van deugd en zelfverloochening en te zamen baden voor het altaar, werden jaren, het vuur der dweepzucht doofde, maar een milder glans lag bestendig over hen; zij kleedden zich zonder opschik, zij droegen hun sieraden niet, en het naaldwerk waaraan zij zovele zonnige uren hunner jonkheid offerden was voor het armenhuis of voor de leprozen. Dianora, van het pronkzuchtig geslacht Della Rena, leefde als een jonkvrouw die zich voor de sluier toebereidt.
Toen was Lionella tot hen gekomen, met klinkende stem, lachen en zang, met onstuimige vrolijkheid. Bianca had haar van de aanvang in stille verwondering aangezien, maar Dianora's ogen hadden geschitterd en haar lippen hadden zich geopend. Er waren weer nachten zonder slaap voor haar waarin zij luisterde naar een stem die smachtte. Zij gingen nu iedere morgen gedrieën naar Santa Maria Novella, en Dianora strekte zich om zo groot als Lionella te zijn, haar hoofd hield zij opgericht en haar borst welfde zich. Van de uren voor het werk bestemd gingen er vele in zang en luitspel heen. En Bianca mijmerde of het geluk waar zij van droomde niet voor haar genoot zou mogen zijn.
Het gebeurde toen dat zij haar vertelde dat Landro begeerde haar weer te zien, gelijk zij hem had beloofd. Dianora hoorde het met neergeslagen ogen en lichte blos, zij beefde innerlijk en begreep eensklaps de beloften van een warmere diepere vreugde waar haar hart des nachts naar luisterde. De andere bracht het antwoord duldzaam over, de jonkman kwam op diezelfde plek | |
| |
aan de beek Mensola, menige ochtend, hij vond er de drie vriendinnen en verhaalde hun van het schoons dat hij gezien had in de steden waar hij had vertoefd.
De lente werd lichter voor Dianora, voller klonk haar stem. Zij begon te zien dat zij zich afneeg van haar vriendin en van het geluk dat zij haar had gewezen, zij voelde dat de gedachten, die haar zo lange tijd liefelijk waren geweest, verkilden en verstarden. Zij vond behagen in sieraden en rijke klederen, zij verlangde naar genoegen, naar beweging en warmte. Het bloed kon de banden van zelfbeheersing en onthouding niet verdragen, het hart geloofde niet wat het niet begeerde. Meer dan voorheen zocht zij het gezelschap van haar broeders, jongelieden vaardig in de vermaken der edelen, en wanneer zij terugkeerde van het balspel of van een jachtrit met de vogel en in haar kamer Bianca rustig over het naaldwerk vond, ergerde zij zich en durfde nauwelijks te spreken uit vrees voor harde woorden. Zo verging de innigheid uit hun samenzijn en zo scheidden zij reeds voor zij het wisten; doch zij bleven zoekend bij elkander, want beiden voelden dat zij die tederste genegenheid, die de harten argeloos geopend had, nimmermeer zouden vinden.
Maar Dianora was rijp voor de gebeurtenissen die beslissen. En op een ochtend vertelden haar broeders haar wat haar vader nog verborgen hield: de edele Spina Venturi, die zij reeds vaak in het huis had zien komen en die haar reeds tweemaal had toegesproken, had met haar vader een verdrag gesloten waardoor zij een der rijkste vrouwen van de stad zou worden.
Zij ging in haar kamer om het te overdenken. Venturi was niet schoon; zij wist niet wat haar terugstiet in zijn blik die fel en recht iets scheen te willen. Maar zij besefte niet dat hij de man was die over haar lot beschikken zou, haar gedachten, vlug en wakker, raakten de vele mogelijkheden van de verandering in haar leven aan en wekten verbeeldingen van velerlei genot, van de weelderige zaken die zij bezitten zou, van de blijde gelaten die zij zou zien rondom.
Zij rees van de rustbank en staarde over het loof der bomen. Het zonlicht lag er stil. Zij voelde hoe vreemd het was dat één gelaat duidelijk voor haar stond en haar aanzag, ofschoon zij eigenlijk geen gelaat herkende en slechts voelde dat het diep in haar zag. Zij meende dat het haar zo nabij was omdat deze lente, met de hoge stille uren aan de Mensola, zo heerlijk was | |
| |
verschenen dat zij haar meer dan vorige liefhad, en aan de beek had zij dit gelaat gezien. De lucht die zij ademde tintelde van geuren, haar boezem werd breed en vol, daarbinnen murmelde het van rijkdom en verwachting, en zij zat roerloos met een lust die zij nimmer had gekend.
Toen eindelijk haar vriendin kwam ontwaakte zij en vertelde opgetogen van het nieuws. Maar Bianca antwoordde dat zij niet begreep hoe het haar verblijden kon, immers daar zij Venturi nauwelijks kende. En dit was waar en toonde Dianora duidelijk hun scheiding, want niet het vooruitzicht van het huwelijk was het dat haar verblijdde, maar de ontdekking van een ander geluk dan waar de strenge gedachten van Bianca haar zoveel jaren hadden heengedreven. Zij voelde dat het kil werd tussen hen. En de volgende dag ging zij alleen met Lionella naar de oevers van de beek.
Zij vermoedde wel waarom Landro niet met woorden sprak van hetgeen zij het liefst zou horen, want zij had vernomen van de vijandschap tussen haar huis en het zijne. Maar het waren slechts zoete nevelen die haar hart omhulden, wat daarbinnen wachtte kende zij niet, en zijn enkele aanwezigheid, een blik van hem was genoeg om haar de dag helder te maken en van geheimenissen rijk de duisternis van het bed. In twee warme verwachtingen leefde zij: van het huwelijk dat haar in de heerlijkheden van het leven zou voeren, en van het ander waar zij geen naam voor wist, dat zij slechts voelde of een hand haar binnenin had aangeraakt. Het een zou haar het lachen, het dansen en het juichen geven, het andere de warmte zelf, het licht zelf en de stilte. Die voorjaarsdagen begonnen vroeg met een geruis langs haar venster, met het eerste gekweel der vogels en het eerste vragen of er iets gebeuren zou, en duurden lang met zonneschijn en spel en lach en de bestendige tinteling van komende lusten.
En een van die dagen wierp zij van zich wat haar kindsheid had bekoord. Bianca berispte haar dat zij voortging de jonkman te ontmoeten, ofschoon zij de verwachtingen die zij zo verwekte niet vervullen kon. Toen voer zij plotseling uit met zulk een kracht dat de andere schreiend het gelaat verborg om het verschrikkelijke niet te zien. De hartstocht juichte in haar toorn, zij slingerde al de donkere banden der zelfverloochening terug,
| |
| |
zij joeg de vriendin die haar kon tegenhouden heen, en in de zalige gloed van de hartstocht stond zij voor het zonnig bloemveld bereid voor alle vreugden die haar gegeven zouden worden.
|
|