De dag daagde, na een lange nacht, grauw en koud. Sprakeloos liep Tristan met de teugel aan de hand, ellendig in zijn gescheurde rok. Sprakeloos zat Isolde op het paard, zij durfde niet te wenen. De wind woei hoog in het geboomte en joeg de dorre bladeren warrelend om, de wolken doemden in grijze drommen uit het noorden, zwaar van hagel of regen.
Vriend, neem mijn mantel, ik heb schuts genoeg.
Neen, schone, de wind zal kouder worden, bedek uw hoofd.
En toen zij van verre de stroom zagen, daar waar in menigte de vaantjes der baronnen wapperden, stond het paard stil, en Tristan zag tot Isolde op.
Ik wil nog één woord tot u zeggen, sprak zij, hoor, wacht een wijle tot ik spreek. Tristan, dit kan de plaats niet zijn om te scheiden, zie de donkere hemel, zie de waaiende bomen. Tristan, gedenk de zee waar wij dronken van die drank. Tristan, waarom moet ik immer aan de spaanders denken? Tristan, er zijn duizend, duizend vragen die ik niet vragen mag. Maar hoor mijn éne vraag, God zal niet toornen: ga niet ver, kom eenmaal weder om te scheiden, ik zend u Paraneïs als bode.
Gelijk gij wilt, vrouwe, zal ik doen.
Het paard ging voort, zij kwamen aan de stroom voor het wed. En aan de andere zijde nam heer Dinas van Lidan de teugel van Tristan over. Koning Marke schreed nader.
Goede neef, sprak hij, hier is uw zwaard. Gij weet, er zijn daden geweest die vergeten moeten worden. Neem uit mijn schatkamer zoveel goud gij wilt en keer terug op Tintagel na jaar en dag.
Marke, ik breng u uw gade weder. Beter dan goud is mijn zwaard, zie hoe het gevest zich in mijn handen klemt. Is hier een heer die de hoge Isolde, of koning Marke, of Tristan smaden wil, hij werpe de handschoen.
Maar er was geen gerucht. Dies groette Tristan zijn koning en zijn koningin en keerde over de stroom.
Het kapittel had van de bisschop de raad vernomen dat koning Marke na Kerstmis in de stad Lud een concilie bij een zou roepen van al zijn groten, geestelijk en wereldlijk, om te beraadslagen over de reiniging van het blazoen. In de stad Lud dan aan de stroom Tamise, aan des bisschops hof, vergaderden vele heren, machtigen, wijzen. De koning stond voor zijn zetel en na-