alle andere stervelingen.
Kurvenal, op het paard gezeten, had het gezien, hij gaf de sporen en reed de weg af naar het strand, en hij vond zijn meester zuchtend dat God hem het leven had gelaten.
Vlucht heer, snel, hier is mijn ros, hier is uw helm en uw eigen zwaard.
Er is geen oord waar ik vluchten kan zo Isolde leed geschiedt, maar er is een burcht die ik verdelgen zal.
Ga, lieve meester, wacht ginder aan de weg, ik zal u tijding brengen hoe men aan de vorstinne doet en is het kwaad, ik zweer u, wat kracht mij is gebleven zal u bijstaan ter verdoemenis van Tintagel.
Tristan reed heen, Kurvenal ging de andere weg.
De tocht der koningin intussen was begonnen. En toen zij aan de straatweg kwamen sloop uit de menigte een barmhartig man tot haar die fluisterde de schone tijding van Tristans vlucht.
De brandstapel hadden zij zo hoog gemaakt dat zij Isolde langs een ladder moesten voeren om erop te staan. En de koning riep zijn baronnen aan zijn linker en aan zijn rechter: Edele heren, getrouwe vrienden, ziet hoe de eer van uw gezalfde koning gereinigd wordt. Schande is het verachtelijkst kwaad, vuur de zuiverste verdelger.
Blank en stil stond Isolde in het licht der zon, de knechten naderden met de vlammende houten.
Toen hoorden zij boven de zuchten en armelijke kreten een verschrikt gerucht, de menigte week en stoof uiteen. De leprozen, die daar in het woud hun schuilplaats hadden, kwamen met hun klokjes, hun hoofdman, Ywain geheten, die eertijds een geducht baron was, trad voor de koning en deed zijn kap af, zodat zijn gruwelijk aangezicht gezien werd.
Edele koning, sprak hij, wees ons ellendigen genadig. Deze vrouw wilt gij uit het aardse leven bannen, hoe dan kunt gij haar beter verstoten dan door haar aan de leprozij te geven? Zie, wij zijn stervelingen zolang wij hier gedoemd zijn, met sterfelijke behoeften. De stem van een vrouw, haar hand, haar gebaar, haar lach zal menige stonde van onze duisternis verlichten. Geef ons die vrouw, wij smeken u.
Isolde wrong de handen.
Genade, sprak zij, genade voor wie eenmaal koningin was over Kornewal, genade, beveel dat het vuur ontstoken worde.