Ach, vriend, spraken zij, wat mag het ons baten? Geen zwaard kon hem ooit bedwingen.
Waartoe heeft God mij de kracht gegeven? Waartoe heeft de koning mij het ridderzwaard verleend? Is het niet om te strijden voor die zwak zijn en verdrukt? En ware hij duizendmaal geweldig, het wonder is gezien dat onrecht door kleine kracht vernederd werd.
Hij riep zijn knaap, hij zond zijn handschoen tot de vreemdeling.
Als Morold hoorde wat het gerucht van Tristan sprak vreesde hij hem zeer. Doch hem ziende hoonde hij hem. In betamelijke woorden antwoordde Tristan hem en alle de baronnen bevestigden het, dat Kornewal deze last niet dulden wilde.
Heren, sprak hij, hoort naar wat ik met de kamp berechten wil: dat noch heer Morold, die hier staat, noch hij, die hem gezonden heeft, deze cijns ontvangen zal.
De derde dag daarna deden zijn dienstmannen hem zijn kostbare wapenrusting aan, en van zijn vriend Marke en de baronnen geleid schreed hij naar de kust der zee, want de kamp zou gestreden worden op een eiland niet ver daarvandaan. Morold was reeds heengevaren in een vaartuig met een scharlaken zeil, en Tristan volgde hem, nadat velen hem vaarwel hadden geroepen of zij hem nimmer weer zouden zien. Aan het eiland gekomen stiet Tristan zijn boot weer van het land, en als Morold, die daar stond, hem vroeg, waarom hij haar niet vastbond bij de zijne, antwoordde hij, dat slechts één overwinnen kon en derhalve één vaartuig genoeg zou zijn.
Laat ons, sprak de ander, liever in minne scheiden. Mijn recht op de cijns wil ik behouden, maar node zou ik u verslaan, want nimmer zag ik een ridder die mij meer behaagde.
Doch Tristan, van die smaad niet willende horen, hield zich vaardig voor de strijd. Geweldig reed Morold op hem aan, maar met gelijk geweld werd zijn speer teruggeslagen; zo reden zij en naderden elkander keer op keer met groeiende kracht tot de wapens in splinters braken, dan namen zij de zwaarden, die flitsten in het morgenlicht, en bij de eerste slagen werd Tristan diep getroffen door de ringen van zijn kolder heen.
Houd op, riep Morold, hieraan kunt gij zien dat niemand onrecht kan doen. Weet, Tristan, dat niets u redden kan, mijn zwaard is giftig, en niemand dan mijn zuster Isot van Ierland