werden zacht en sierlijk van bloemen menigerlei, het schoonst van alle de weide waar de jonkvrouwen speelden met bal en groene slingers, want waar de voet van een jonkvrouw had getreden, daar repte zich om te ontluiken madelief en lenteroos en het blauwe bloempje dat de maagd haar eerste minnaar geeft.
Op het kampveld fladderden de ontelbare baanders in de wind, de koene ridders reden er tegen elkander, dat was het vrolijkste van het feest om te zien waar de zon met de rustingen speelde en de rossen, kostbaar getuigd, snuivend en hinnikend draafden dat de aarde dreunde. De sterkste, de behendigste van allen was heer Riwalin, die iedere tegenstander of hij een knaapje ware met zijn machtige speer uit het zadel lichtte, en bij iedere overwinning daverde het veld van de kreten en allen die hem zagen prezen hem de schoonste der ridders. Bloemen vielen over hem als hij reed langs de tenten der vrouwen, daar was gelach en liefelijk gefluister en menig teder oog staarde hem na, hoe wel stond hem zijn rok, hoe waardig hield hij zijn hoofd, hoe zoet was al zijn gebaar.
Daar zat ook koning Markes zuster, de goede Blancheflour. Terzelfder stond dat hij voor haar oog verscheen gewon hij haar, in het hart dat zij hem opende nam hij scepter en kroon, bevend hield zij de sluier om het hoofd om de blos te verbergen.
Als het toernooi ten einde was kwam hij voor haar gereden. Salut, la belle! riep hij.
Merci, sprak zij, ach, rijk God, waarom moet ik dit onrecht dragen? Aan mijn vriend, de beste die ik heb, hebt gij misdaan.
Hij bezon zich of hij onwillens iemand van haar huis had gekrenkt, hij wist niet dat haar hart verslagen was.
Schone, ik wil niet dat gij door mijn schuld treuren zult, richt zelf, wat gij gebiedt, dat doe ik.
Ik zal overdenken, sprak zij, hoe gij mij boeten kunt, terwijl haar hart sprak: ach lieve vriend, God zegene u.
Hij neeg en reed voort. En peinzend wat hij misdaan mocht hebben sloeg hij haar gade, onder de linde of aan de boog van het venster, hij merkte haar zuchten, haar ogen die de hemel smeekten, haar handen op de borst of zij het klagen daar stillen moesten. Toen ontstaken zijn zinnen, zodat zij opstonden en Blancheflour namen en droegen in Riwalins hart, daar gaven zij haar de liefste der kronen, de liefste heerschappij.
Bij der jonkvrouwen spel in de gaarden werd Blancheflour