het hoofd van een liefste in het toortslicht gebogen, en zij voelde zich eenzaam. Niemand dacht aan haar. Slechts het gelaat aan het kruis waar het lampje voor brandde zag haar aan.
Zij kwam weer buiten onder het loof der platanen. Fel drong het moordgeschreeuw door de lucht, en boven de verwarring van hulpgeroep en klein geschrei in het paardegetrappel en het slaan van zwaarden op beukelaars stegen grote kreten die plots verstomden. En de lucht was rood van vuur, zwart van walm.
In de zaal legden zij Salviene weer op haar bed. Zij hoorden het geraas der krijgslieden die strijdend weken aan de poort beneden. De veldheer en zijn zoon gingen uit.
Lange tijd lag Salviene roerloos van zwakheid in haar zusters armen. Zij wachtten en spraken niet. De ochtend schemerde, de hitte van brand woei in rookvlagen door het raam. Ten leste, in het gedruis van vloekende mannen en brekend houtwerk, hoorden zij dat het ogenblik naderde. Zij zuchtten, glimlachten en zagen in elkanders ogen. Blidmonde hief haar armen op van vreugde, zij voelde in haar hart de wijding die zij daareven in de stilte der anderen gehoord had.
Toen werd de zaal vol van jammerende, krijtende slaven en slavinnen in wilde vlucht, de grote gebaarde mannen kwamen in de deur met hun woeste, schreeuwende vrouwen die de fakkels hielden, de zwaarden vielen, de vloer en de muren werden nat en rood. Salviene zag haar vader gewond, sprong op met uitgestrekte armen en viel. Florian zag haar vallen en viel. En de slaven schreeuwden en vluchtten.
Willeric hield de veldheer en beval de mannen hem te binden. Toen zag hij rond en ontwaarde Blidmonde over een dode knaap gebogen. Met een kreet trad hij nader, maar snel rees zij en vluchtte de zaal uit.
Zij liep de kapel binnen, waar de priester nog geknield lag en sprak enkele woorden tot hem. Hij stond op en volgde haar. De hemel blonk wazig over de gaarde, de morgenwind woei de rookwolkjes over de bomen. Zij kwamen aan de vijver waar de granaatbomen bloeiden en de bron murmelde, stil en koel. Daar deed zij haar kleed af en liep in het water tot haar haren rondom haar aangezicht dreven en luisterde naar het gebed van de priester die op de oever knielde. En toen hij haar gedoopt had in de heilige naam, steeg zij weer uit het water, kuste zijn