Verzameld werk. Deel 1
(1976)–Arthur van Schendel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 102]
| |
Vierde briefHet schijnt mij dat ik de gevoelens van mijn hart het allergrootste onrecht ter wereld aandoe te trachten ze je te doen kennen door schrift. Wat zou ik gelukkig wezen zo je ze beoordelen kon naar de hevigheid van je eigen gevoelens. Maar ik moet er je niet over spreken ofschoon ik niet na kan laten je te zeggen, weliswaar veel minder dan ik het voel, dat je me niet zo kwalijk behandelen moest met dat vergeten dat mij wanhopig maakt en dat zelfs schandelijk is voor jou. Het is niet meer dan billijk dat je duldt dat ik mij beklaag over het ongeluk, dat ik wel voorzag toen ik bemerkte dat je besloten had mij te verlaten. Ik weet nu wel hoe ik mij bedroog toen ik dacht dat je eerlijker zou handelen dan men gewoonlijk doet, wijl de overmatigheid van mijn liefde, geloof ik, mij boven alle mogelijke argwaan plaatste en wijl zij meer getrouwheid verdiende dan men gewoonlijk vindt. Maar de zin die je had mij te misleiden kreeg de overhand op de rechtvaardigheid die je verplicht was aan alles wat ik voor je gedaan had. Zelfs zo je me liefhad omdat ik jou liefheb zou ik nog ongelukkig zijn. Ik zou alles te danken willen hebben aan je eigen genegenheid alleen. Maar daar ben ik zoverre van af, dat ik zelfs geen enkele brief van je ontvangen heb sedert zes maanden. Ik schrijf deze ongelukkigheid toe aan de blindheid waarmede ik mij geheel aan je verknocht heb. Had ik niet moeten voorzien dat mijn vreugde eer zou eindigen dan mijn liefde? Kon ik hopen dat je je hele leven in Portugal zou blijven, dat je je carrière en je land vaarwel zou zeggen om alleen aan mij te denken? Niets kan mijn leed verlichten en de herinnering aan mijn vreugde overstelpt mij met wanhoop. Wat, moet dan al mijn verlangen ijdel zijn en zal ik je nooit weer in mijn kamer zien met al de vurigheid en al de passie die ik eens van je zag? Maar ach, ik bedrieg mij en ik weet maar al te wel, dat alle gevoelens die in mijn hoofd en in mijn hart waren in jou alleen door genot werden opgewekt en daarmee ook ophielden; in die al te gelukkige ogenblikken had ik mijn verstand moeten ge- | |
[pagina 103]
| |
bruiken om de noodlottige overmaat van mijn gelukzaligheid te temperen en om mij alles te voorzeggen wat ik thans lijd,... maar ik gaf mij geheel aan je en ik was niet in staat te denken aan wat mijn vreugde had kunnen vergiftigen en mij beletten volop te genieten van de vurige uitingen van je liefde. Ik vond het al te heerlijk mij in je bijzijn te voelen om te bedenken, dat je eens ver van mij zou zijn. Toch herinner ik mij je soms gezegd te hebben dat je mij ongelukkig zou maken. Maar die angstigheden waren dra verdreven, en ik was blij ze je te kunnen offeren en mij over te geven aan de bekoring en de onwaarheid van je betuigingen. Ik zie wel wat het geneesmiddel is voor al mijn kwalen en ik zou er ook spoedig bevrijd van wezen als ik je niet meer liefhad, maar helaas! wat een geneesmiddel! Neen, ik wil liever nog meer lijden dan je vergeten. Maar ach, hangt dat van mij af? Ik kan mijzelve niet verwijten dat ik één enkel ogenblik gewenst heb je niet te beminnen. Jij bent meer te beklagen dan ik, en het is beter alles wat ik lijd te lijden dan de lauwe genoegens te genieten die je Franse minnaressen je geven; ik benijd je je onverschilligheid heel niet, ik heb medelijden met je. Ik tart je mij geheel en al te vergeten, en ik vlei mij je in zo'n toestand gebracht te hebben, dat je maar onvolmaakte vreugde kunt hebben zonder mij. En ik ben gelukkiger dan zij, wijl ik meer bezigheden heb: men heeft me hier kort geleden poortresse van dit klooster gemaakt; een iegelijk die mij toespreekt gelooft dat ik gek ben, ik weet niet wat ik antwoord. En de zusters moeten wel even zinneloos wezen als ik om te geloven dat ik in staat ben voor iets te zorgen. O, ik benijd Emanuel en FrancescoGa naar voetnoot* hun geluk; waarom ben ik niet voortdurend bij je zoals zij? Zeker zou ik je met meerder toewijding gevolgd zijn en gediend hebben, ik wens niets anders in deze wereld dan jou te zien. Herinner je mij ten minste, ik ben er tevreden mee dat je je mij herinnert-maar ik durf zelfs daar niet zeker van zijn. Toen ik je alle dagen zag beperkte ik mijn hoop niet tot je herinnering, maar je hebt me wel geleerd mij te onderwerpen aan al wat je wenst. Niettemin heb ik gans geen berouw dat ik je aangebeden heb, ik ben blij dat je mij verleid hebt; je afwezigheid, hoe | |
[pagina 104]
| |
wreed ook, en misschien voor eeuwig, maakt de hevigheid van mijn liefde in 't minst niet minder. Ik wil dat iedereen het weet, ik maak er volstrekt geen geheim van, en ik vind het heerlijk dat ik alles gedaan heb wát ik voor je gedaan heb tegen allerlei welvoeglijkheid in. Ik heb geen andere eer en geen godsdienst dan jou met heel mijn ziel lief te hebben mijn hele leven. Ik zeg je al deze dingen niet om je te noodzaken me te schrijven - o, dwing je zelf niet, ik wil niets van je dan wat uit je eigen hart komt en ik weiger al je liefdesbetuigingen die je zou kunnen beheersen. Ik zal blij zijn je te kunnen vergeven, omdat jij misschien blij zult zijn de moeite om mij te schrijven niet te hebben, en ik voel een diepe neiging je al je schuld te vergeven. Een Frans officier was zo goedhartig om deze morgen gedurende drie uren met mij over je te spreken; hij vertelde mij, dat er vrede was in Frankrijk. Als dat zo is, zou je dan niet bij me kunnen komen om mij naar Frankrijk mee te nemen? Maar ik verdien het niet, doe zoals je goeddunkt, mijn liefde is niet langer afhankelijk van de manier waarop je mij behandelt. Sedert je vertrek ben ik geen enkel ogenblik gezond geweest, en mijn enige vreugde is je naam duizend keren op een dag te noemen. Enige zusters, die de treurige staat waar je me in gebracht hebt kennen, spreken dikwijls van je. Ik verlaat mijn kamer zo weinig mogelijk, waar jij zo dikwijls kwam, en ik staar voortdurend op je portret dat mij duizendmaal liever is dan mijn leven; het geeft me vreugde, maar het geeft me ook wel verdriet wanneer ik denk dat ik je niet zal weerzien, misschien nooit. Waarom moet het mogelijk wezen dat ik je misschien nooit meer terug zie? Heb je mij voor altoos verlaten? Ik ben wanhopig, je arme Marianna kan niet meer, ik zwijm wijl ik deze brief eindig. Adieu, adieu! Heb medelij met mij. |
|