Verzameld werk. Deel 1
(1976)–Arthur van Schendel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 85]
| |
InleidingIn de tweede helft der zeventiende eeuw leefde er in een klooster in het zuiden van Portugal een non, die een Frans officier liefhad met een zeer grote liefde en gelukkig was. Maar toen hem de lust in het spel verging, toen hij haar diepe ernst gewaarwerd en het verstandiger achtte zich uit de voeten te maken, vond zij zich alleen gelaten met haar grote liefde. Een oude geschiedenis. Maar deze vrouw, gelovig in het eerst, dan twijfelend en wanhopig ten laatste in haar eenzaamheid, schreef haar trouweloze minnaar brieven, die nóg gelezen worden en nog ontroeren, zij het ook andere harten dan de schrijfster begeerde.
Van haar uiterlijk leven valt weinig met zekerheid te zeggen. In 1669 verschenen de Lettres Portugaises, traduites en François, A Paris, Chez Claude Barbin. Sur le second Perron de la Sainte Chapelle. mdclxix. Avec Privilege du RoyGa naar voetnoot* In een kort voorwoord deelt de uitgever mede, dat de vijf brieven geschreven waren aan een ‘heer van rang’, wiens naam hij niet weet, doch wie hij in geen geval zou willen mishagen door de bekendmaking. In hetzelfde jaar, echter, kwam er te Keulen een herdruk uit der Brieven, waarin vermeld werd, dat zij oorspronkelijk gericht waren aan de Comte de Chamilly, later maarschalk van Frankrijk, en deze mededeling werd herhaald in de vele volgende Franse uitgaven zonder enige tegenspraak van Chamilly te verwekken, wie, trouwens, de Brieven luister gaven voor 't oog der hoofse kringen waar galante lectuur gezocht was. Evenmin schijnt de naam der schrijfster in die dagen een geheim geweest te zijn; in één der drie bekende exemplaren der editie van 1669 staat Marianna Alcoforado geschreven. De letterkundige Luciano Cordeiro bewees de identiteitGa naar voetnoot§, en de schaarse bijzonderhe- | |
[pagina 86]
| |
den omtrent haar leven is men verplicht aan zijn toewijding en onderzoekingen. Marianna Alcoforado was de dochter van een invloedrijk edelman in de stad Beja. Haar moeder was vroeg gestorven, en wijl Francesco Alcoforado, bijzonderlijk wegens de troebelen des lands, daar zelf geen zorg voor kon dragen, deed hij Marianna reeds op jonge leeftijd, te zamen met een zusje, in een klooster opvoeden. Portugal was in die dagen in oorlog met Spanje om zijn pas gewonnen onafhankelijkheid te handhaven, en de zuidelijke provinciën waren vol vreemd krijgsvolk. Lodewijk xiv, die nauw vrede had gesloten met Spanje, moedigde niettemin Franse officieren aan zich met hun manschappen in Portugese dienst te begeven. In dit huurleger, onder bevel van Schomberg, diende Noel de Bouton, die later als Comte de Chamilly grote krijgsroem won. (Hij verdedigde in 1674 Grave tegen onze stadhouder Willem iii). Het middelpunt der operatiën tegen de Spaanse benden was het stadje Beja, in de provincie Alemtejo. Daar lag kapitein de Bouton in garnizoen - en daar ook stond het koninklijk klooster van O.L.V. Ontvangenis, waarin Marianna zich bevond. Het klooster bestaat niet meer, maar het blijkt een groot gebouw geweest te zijn, waar wel ruimte was voor tweehonderd zusters. Behalve de gewone, in cellen afgeschutte slaapzalen, waren er zowel in het huis zelf als in de bijgebouwen kleine kamertjes, die door de nonnen gehuurd konden worden en waar zij zich konden afzonderen voor aandachtiger gebed. Alcoforado's dochter had zo'n kamer. En daar, van haar getralied balkon, zag Marianna voor het eerst Chamilly, terwijl hij met zijn dragonders exerceerde - en de veilige beschutting van het klooster, waar de goede vader op vertrouwd had, mocht al weinig baten. Cordeiro zegt, dat de religieuzen toentertijde zeer vele vrijheden genoten in Portugal, bezoeken van mannen althans waren niet absoluut verboden. En aldus is het te verklaren hoe Marianna weldra, door tussenkomst van een broeder, die ook in het leger was, kennis maakte met Chamilly. Men kan zich licht verbeelden, dat de chevalier, die aan het Franse hof geleefd had, aldra het heimelijk vlammetje in dat vrouwenhart bespeurende, het een welkom avontuur vond zich te koesteren in de weelderige warmte harer zich geheel gevende liefde. Hoe lang haar geluk duurde is niet bekend; het was 1665 toen | |
[pagina 87]
| |
het Franse garnizoen in Beja kwam, en 1667 toen Chamilly plotseling verdween. De stadsoverheid had zich bij de koning beklaagd over de wandaden der vreemde ruiterij, en het is zeer wel te vermoeden, dat de gebeurtenissen in het klooster een van de redenen van misnoegen was, een van de voornaamste waarschijnlijk, want het kwaad gerucht, steeds verdraaiend en verergerend, sprak van de schandalen van het gehéle huis. Chamilly zag het gevaar in vervolgd te worden als kloosterschenner, verleider van een non, die de dochter was bovendien van een aanzienlijk man. En onder een of ander voorwendsel ging hij stilletjes naar Frankrijk scheep. Toen schreef Marianna haar brieven. In het begin kan ze niet geloven, dat hij zo wreed zou zijn haar voor immer verlaten te hebben en zoekt zij zijn gedrag te verontschuldigen; en als zij eindelijk inziet, dat haar enige hartstocht, dat is haar leven en haar godsdienst zelf, in eenzaamheid moet sterven, spreekt zij wél van zelfmoord, maar dieper uit zich haar wanhoop in de vastberadenheid waarmede zij voort wil leven zónder haar liefde. ‘Had ik u gevraagd mij eerlijk de waarheid te zeggen? Waarom liet gij mij mijn liefde niet? - Maar herinner u, dat ik mij een vreedzamer toestand beloofd heb, en dat ik die bereiken zal.’ En zij leefde voort, tot haar drieëntachtigste jaar. Het kloosterregister, haar dood vermeldende, gewaagt van haar voorbeeldigheid, van haar vriendelijkheid jegens een iegelijk, en van de gestrenge boete die zij deed - ‘grote gebrekkigheid droeg zij gelijkmoediglijk en begeerde nog meer te dragen.’ De H. Sacramenten ontving zij bij haar volle bewustzijn. Haar liefdesgeschiedenis had men toen in Portugal reeds lang vergeten, terwijl in Frankrijk haar brieven door velen werden gelezen.
Na zijn terugkeer beroemde Chamilly zich, zoals te verwachten was, op zijn verovering in het vreemde land, op de ‘grootste liefde ter wereld’, die hij had ingeboezemd, en Marianna's brieven liet hij lezen aan vrienden en kennissen - een zeer onbescheiden daad, waarover vele tegenwoordige lezers, en lezeressen vooral, terecht verontwaardigd zijn. Men bedenke echter, dat het mode was in de Parijse wereld der zeventiende, en het begin der achttiende eeuw, om vooral tedere intimiteiten tot onder- | |
[pagina 88]
| |
werp van gesprekken te hebben, en inderdaad, men vond niets onbescheidens in de gewoonte om avonturen, waarover mensen van nu zich liefst niet uitlaten, glimlachend te vertellen en over te vertellen. Interessante brieven werden gekopieerd en gingen van hand tot hand. Op deze wijze kwamen de vijf brieven van Marianna bij de uitgever Barbin, die ze publiceerde. Zoveel succes had de uitgaaf, dat binnen korte tijd zelfs het woord ‘portugaises’ een synoniem werd voor ‘minnebrieven’. De minnaars van galante literatuur waardeerden om 't zeerst de diep-ernstige uitingen der verlaten non, en weldra zag men imitaties, Nieuwe Brieven, gefingeerde Antwoorden en Nieuwe Antwoorden, zowel als talrijke vertalingen, zelfs in rijm, ten overvloede verschijnen, tot het begin der negentiende eeuw toe.
Een Portugees criticus zegt, dat zo de Brieven al niet het enige mooie werk zijn van het Portugal der zeventiende eeuw, zij zekerlijk het mooiste zijn. En dat zij, ondanks hun betrekkelijke onbekendheid en hun literaire onschuldigheid, nog voortdurend bewonderd worden, is zeer natuurlijk. Marianna Alcoforado is al lang dood en haar passie voorbij; maar die passie leeft voort in zinnen zó roerend, dat zij niet nalaten oprecht-liefderijke, menselijke gedachten te wekken in wie ze lezen.
Voor de tekortkomingen in de volgende vertaling wordt de toegeeflijkheid van de lezer verzocht; zowel Cordeiro's uitgave als Edgar Prestage's voortreffelijke bewerking,Ga naar voetnoot* die vaak geraadpleegd werd, moeten zich menigmaal tevreden stellen met gissingen naar de juiste betekenis van het Frans der uitgaaf van 1669. Deze onduidelijkheid hoeft niet noodzakelijk te wijten te zijn aan de onkunde van de eerste vertaler, want waarlijk, de wanhopige schrijfster, met haar oproerig hart, waar ze duizenderlei schakering van emotie hoorde in de stilte van haar kamertje, zal vaak zelve niet geweten hebben welke woorden zij schrijven zou om zich verstaanbaar te maken. |
|