Meleager en Atalante
(1966)–Lukas Schermer– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 75]
| |
III. Bedryf.DE Ryksprins offert hier zyn buit aan Atalant;
Zyne ouders zoeken hem dit opzet af te smeeken:Ga naar voetnoot2
Doch hy volhart, terwyl Alkmeens verwoede hantGa naar voetnoot3
Haar medeminnares de hartaâr af wil steeken;
5[regelnummer]
Men keert dien slag, en bidt, om 't onheil te voorzien,Ga naar voetnoot5
Dat zy uit Kalidon en 's Erfprins oog wil vlien.
| |
[pagina 76]
| |
Derde Bedryf.
Eerste Tooneel.
| |
[pagina 77]
| |
675[regelnummer]
En brengen deezen buit ten blyke zyner daaden.
Men naad're nu de Goôn in reine feestgewaaden
Ten dank van zo veel heil, dat door het gantsche Lant
Het plechtig offer op 't geheiligde auter brandt;
Want zyn wy waardig, dat wy heden zegevieren,
680[regelnummer]
Voldoet den Hemel dan met hondert offerstieren.
Geen' Goden worde weêr hun offerhande ontrooft.Ga naar voetnoot681
Want hy verwachte vry den bliksem op zyn hooft,Ga naar voetnoot682
Al wie vermetel hen in 't aangezicht durft trotsen.Ga naar voetnoot683
Zo leit Enceladus verplettert door de rotsen,Ga naar voetnoot684
685[regelnummer]
Waar mee hy 't starrendak zo fier bestormen dorst,
Aldus straft Jupiter den ongastvryen Vorst
Likaon, en hervormt zyne eerelooze leden.Ga naar voetnoot687
Atheensche Aglauros, die Minervaas heilighedenGa naar voetnoot688
Ontdekte, wordt gestraft voor zulk een euveldaat.Ga naar voetnoot689
690[regelnummer]
Ik spreek van Penteus niet, die Bacchus macht versmaat,Ga naar voetnoot690
Van een gescheurt door 't heir der dolle Wynpriestressen.
Zelf Ceres, toen zy zou haar dorst aan 't hutje lessen,Ga naar voetnoot692
Verdraagt niet wraakeloos den laster van een kint.
| |
[pagina 78]
| |
althea.
Wat haalt gy and'ren op? Hoe droevig ondervindt
695[regelnummer]
Ons ryk Dianaas wraak, en vreeselyke slagen,
Die het niet onverdient zo lang heeft moeten draagen!
Wel aan men off're haar een hinde in 't heilig wout,
Een ieder toone door zyn' godtsdienst, hoe 't hem rout,Ga naar voetnoot698
Dat haare majesteit vermetel is geschonden,Ga naar voetnoot699
700[regelnummer]
Licht zalft zy wederom de straf om onze zonden,Ga naar voetnoot700
En licht zal Kalidon, zo lang in 't hart geknaacht,Ga naar voetnoot701
Zo lang door 't everzwyn in 't harnas uitgedaagt,
Weêr bloeien als voorheen: ja 'k zie reets met myne oogen;Ga naar voetnoot703
Hoe d'Akkerman, zo dik in zyne hoop bedroogen,Ga naar voetnoot704-711Ga naar voetnoot704
705[regelnummer]
Met overvloet van graan zyn' schuuren overlaat;
Hoe 't opgesloote Vee weêr zorg'loos graazen gaat,
En vrolyk huppelt in de klaverryke dalen.
Ik zie een' zegezon op onze landen straalen,
En, daar de doren in de lentehoven stont,Ga naar voetnoot709
710[regelnummer]
De roos en hiacinth ontspruiten uit den gront,
Waar langs de honig zal by droppen nedervloeien.
Dus zal de welvaart ook in hof en steden bloeien,Ga naar voetnoot712
De welvaart wordt gekocht voor eerbiet tot de Goôn,Ga naar voetnoot713
Die deeze zegenen, die straffen van hun troon,Ga naar voetnoot714
715[regelnummer]
Wier onbepaalde wil u d'eer heeft weg doen draagen;Ga naar voetnoot715
Dat zulk een monster door uw staal is neêrgeslaagen.
| |
[pagina 79]
| |
meleager.
Gy braave Ridders van het strytbaar Griekenlant,Ga naar voetnoot717
Die ooggetuigen zyt; dat deeze rechtehantGa naar voetnoot718
Het zwyn, in weêrwil van zyn kracht, heeft neêrgedreeven,
720[regelnummer]
Benyt my niet, gy hebt ook mede uw dierbaar leeven
Gewaacht, gy zyt in d'eere ook mede deelgenoot,
Gy, die het harnas aan uw' dapp're leden schoot,
Niet om uw ryk voor een verwoesting te bewaaren,
Als ik, maar om van d'aardt ten Hemel op te vaaren
725[regelnummer]
Als Halvegoden, door uw' Ridderlyke daân,
Gy wint meer roem, als ik, en meerder Lauwerblaân,Ga naar voetnoot726
Die maar alleen uit plicht met u heb moeten stryden.Ga naar voetnoot727
Ik bidde u andermaal, wilt my doch niet benyden,
O Helden, gy hebt ons door uwen dienst verplicht,
730[regelnummer]
En ach gebeurde 't my, dat gy met uw gezichtGa naar voetnoot730
Het binnenst van myn hart aanschoude, 't zou u melden
Eene eeuw'ge pooging, om uw' diensten te vergelden,
En eene dankbaarheit, die nimmer scheiden kan,Ga naar voetnoot733
Zo lang ik 't licht geniete. En gy Prinses, die van
735[regelnummer]
Den Hemel herwaarts koomt, o schoone Jagerinne,
Die, 'k twyffel, of gy zyt geen mensch, maar een Godinne,Ga naar voetnoot736
(Zo deeze twyfeling my vry staat) welk een loonGa naar voetnoot737
Wordt u begaafde van uw' Dienaar aangeboon:Ga naar voetnoot738
Gy hebt den lof, dat gy voor d'and're strytgenootenGa naar voetnoot739
740[regelnummer]
Met uwen werpschicht hebt het everzwyn geschooten,
Dat het zich ieder schaamde, en Anceus wiert verstoort.Ga naar voetnoot741
Bevallige gy hebt alleen my aangespoort.
Zo ras het my gelukte, en ik uw lonkende oogen
Aanschouwen mocht hebt gy door wonderlyk vermoogen
| |
[pagina 80]
| |
745[regelnummer]
Van my geheel en al u zelf meestres gemaakt
Gy naamt myn hart in, ja door u ben ik geraakt
Tot deeze zege, want gy hebt my kracht gegeeven
En zelf den zwynspriet uit myn handen weggedreeven.
Welaan Mevrou u komt de roem toe van dees jacht;
750[regelnummer]
Ontfang, behaagt het u, dees borstelige vacht:
Waar van ik meester ben door Jupiters behaagen:
En ach mocht ik u ook my zelf ten dienste opdraagen,
'k Schonk Meleager u. Maar wyl de Vorst my paartGa naar voetnoot753
Met myne nicht Alkmeen, zo bidde ik u aanvaart
755[regelnummer]
Dees versgewonnen buit, dien ik u geef ten teken
Van eerbiet, die nochtans my eeuwig schuldig reken
Aan uwe getrouwen dienst en Heldedapperheit.
atalante.
'k Heb nimmer zo veel eer door 't jaagen ingeleit,
Dat ik, een sterveling, met dees' onheilge handen
760[regelnummer]
Zou naasten 's Hemels buit, gy haalde op uwe landenGa naar voetnoot760
Veel zwaarder plaagen, als gy nu zyt doorgestreên.
Zoekt gy door offerhande en vierige gebeênGa naar voetnoot762
Dianaas ouden wrok te paajen, wil dan geevenGa naar voetnoot763
't Geen zy u afeischt om voortaan gerust te leeven.Ga naar voetnoot764
765[regelnummer]
Maar edelmoedige gy meent niet, 't geen gy zegt,Ga naar voetnoot765
't Is mooglyk dat gy my dees buit te vooren legt,Ga naar voetnoot766
Om myn vermetelheit te toetsen voor elks oogen,
Of wordt uw heuscheit wel tot deeze daat bewoogen,Ga naar voetnoot768
Om uwe Dienaaresse, onwaardig al deeze eer,
770[regelnummer]
Beschaamt te maaken, en stilzwygend meer en meer
Haar onvermogen in 't vergelden te betoonen.
Vergelding heb ik niet, alleen kan ik u loonen
Met een' opregten wil, die, schoon hy zich verstoutGa naar voetnoot773
| |
[pagina 81]
| |
Te poogen, om al 't geen de werelt waardig hout
775[regelnummer]
Voor uwe diensten tot vergelding op te draagen,
In zyn begeerte wordt gefnuikt en neergeslaagen:
Zo dat my woorden zelfs ontbreeken, ik beken,
Om uit te drukken, welk een dank ik schuldig ben,Ga naar voetnoot1
Wil dan myn machtloosheit, goetaardig Prins, vergeeven
780[regelnummer]
En dat ik uwe gift met eerbiet moet weêrstreeven.
althea.
Met recht Mevrouw, schoon wy u alles zyn verplicht,Ga naar voetnoot781
Dit 's 't offer van Diaan, dat onze straf verlicht.
meleager.
Men paai de Jagtgodin met andere offerhanden.Ga naar voetnoot783
eneus.
Zie toe, men haalt dus weêr haar gramschap op dees' landen.
meleager.
785[regelnummer]
Ik heb het zwyn geslacht, dus stryk' het niemant meer,Ga naar voetnoot785
Dan deeze Jachtheldin, die, deelende in myne eer,
De Vacht geoffert wordt met eerbiet voor haar voeten.
Men nootzaak my dan niet, dat ik myn buit zou moeten
Een gryzen Tempelier in handen geeven, neen;Ga naar voetnoot789
790[regelnummer]
'k Begeer myn' wil noch macht in 't minste t'overtreên.Ga naar voetnoot790
plexippus.
Gy hoont de Goden en uw Vader door dees reden.Ga naar voetnoot791
| |
[pagina 82]
| |
meleager.
Een ander gespe dan het harnas aan zyn' leden,
Die zich kan troosten, dat, al 't geen zyn arm verwint,Ga naar voetnoot793
De vlam of 't offermes op 't slachtaltaar verslint.
plexippus.
795[regelnummer]
't Past u op zulk een wys den Goden te behaagen.
Gy stort u willens in de vreeselykste plaagen;Ga naar voetnoot796
Ja gy, die even voor de Goden hebt gepleit,Ga naar voetnoot797
Zyt d'eerste hoonder van de Hemelsche achtbaarheit.Ga naar voetnoot798
meleager.
Hy hoont de Goden, die met opzet zoekt te hoonen,
800[regelnummer]
Dus ben ik vry van schult.Ga naar voetnoot800-802
plexippus.
‘En ik zal 't schelmstuk loonen,
Meinedige, 't past my als vader, vol van moet,Ga naar voetnoot801
Den hoon van droeve Alkmeen te wreeken in uw bloet.
| |
Tweede Tooneel.
| |
[pagina 83]
| |
Uw hart beweegen: laat ik eens die vreucht genieten,
Dat ik, schoon zuchtende van ouderdom, myn LantGa naar voetnoot809
810[regelnummer]
In vrede bloeien zie, door Meleagers hant.
Dit bid ik, om de wil der kuische Jachtgodinne,Ga naar voetnoot811-813Ga naar voetnoot811
Dit bid ik, om my zelf, en om de Ryksvorstinne;
Dit bid ik, om uw bruit, de minnelyke Alkmeen,
En zelf, om dees Prinses, vergeet die spoorloosheên.Ga naar voetnoot814
815[regelnummer]
Of weigert gy hier in gehoorzaamheit te toonen,Ga naar voetnoot815
Zo moet myn Majesteit, die 't niemant past te hoonen,
U dwingen tot ontzag, op dat myn blank gemoet,
Gants onbevlekt van schult, Dianaas haat verzoet,Ga naar voetnoot818Ga naar voetnoot1
meleager.
Gy kunt als Ryksvorst, en als Vader, my gebieden:
820[regelnummer]
Maar waan niet, dat uw wil zal met myn wil geschieden,Ga naar voetnoot820
Gewillig offer ik myn lichaam u ten straf,
Maar nimmermeer myn wil, al zwoert gy by uw staf
En elpenbeenen troon, dat ik naar Stix zou daalen,Ga naar voetnoot823
Gy zoudt van 't lichaam, maar myn wil niet zegepraalen.Ga naar voetnoot824
825[regelnummer]
Kom Vader, kom, stil uw geweten, door myn bloet,
Dring 't staal in myne borst, wat wacht gy doch? myn moetGa naar voetnoot826
Is immers groot genoeg myn boezem voort t'ontblooten,Ga naar voetnoot827
Of schrikt g'om zelf 't geweer door 't hart uws zoons te stooten,Ga naar voetnoot828
Kan 't Vaderlyk gemoet dees wreetheit niet begaan,
830[regelnummer]
Daar zyn wel beulen, die ten dienste u zullen staan,
Om my, die niet verdien de morgenzon te groeten,
| |
[pagina 84]
| |
Op 't hooge moortschavot te slachten voor hun' voeten:
De doot, die 'k nimmermeer gevreest heb, zal dan nu
Myn smarten eindigen, die ik, o Vorst, om u
835[regelnummer]
Als Vader met gedult zo lang heb moeten draagen.
Alkmene, ik schrik, ach dat myne oogen haar nooit zaagen,Ga naar voetnoot836-838
Zal 'k noch van deezen nacht, wat hartzeer my geschiet,
Omhelzen als myn vrouw! Ik veins nu langer niet,
Mits 't eenen troostelooze is voor een troost te houwen,Ga naar voetnoot839-840
840[regelnummer]
Zyn opgekropte smart in tyt van noot t'ontvouwen.
Eer ziet gy, dat Jupyn my bliksemt naar beneên,
Eer ik myn vryheit zal voor zulk een prys besteên.
Hoe schrikt gy Vader! ach myne Ouders, 'k moet betuigen,
t Is recht, door my valt al uw hoop en troost in duigen,
845[regelnummer]
Ik moorde u door myn rede, ik, 't eenigste overschotGa naar voetnoot845
Van uwe telgen, moet, o al te droevig lot!
U ongehoorzaam zyn, of ongelukkig leeven.
Hoe droevig het my valt u dus te wederstreeven,
Dat weet de Hemel, als getuigen van myn hart,Ga naar voetnoot849
850[regelnummer]
Maar, die geen balsem geeft, tot zalving van myn smart,Ga naar voetnoot850
Als gy Arkadische, gy schoonheit, die myn' zinnenGa naar voetnoot851
Door uwe Majesteit alleen hebt kunnen winnen.
Gy hebt myn quelling wel door d'eer van uw gelaatGa naar voetnoot853
Vermindert, maar my ook onschuldig in een staat
855[regelnummer]
Van 't dreigenste ongeluk geworpen door uw lonken,
En aan de ketens van uw liefde vastgeklonken.
Dit pynigt my, maar o hoe zoet is deeze pyn!
z'Ontziet geen stormen, zelf hoe vreeselyk die zyn,Ga naar voetnoot858
Zy tart de wreede doot, en schynt veel glori t'erven,
| |
[pagina 85]
| |
860[regelnummer]
Indien een Minnaar mag voor zyne liefde sterven.
Wel dan aanminnige Heldin, zo kloek van aart,
'k Bid andermaal ontfang dit offer, u zo waart,
Ontfang het als een merk van liefde uit myne handen.
Ach had ik zekerder en vaster minnepanden! ...
eneus.
865[regelnummer]
Hou op ontaarde zoon, wat razerny is dit?
meleager.
Verwondert g'u, dat een, die niet zich zelf bezit,Ga naar voetnoot866
Zyn zwakke driften in uw byzyn niet kan toomen.
atalante.
Ach edelmoedig Prins, wat hebt gy voorgenomen!
Wat vergt gy my, 't geen gy te laat beklaagen zult;
870[regelnummer]
Zal ik onschuldige, dan torsen al de schult
Van 't onheil, dat u dreicht, zal ik den haat dan schraagenGa naar voetnoot871
Van uwe Bruit, die ik heb nimmer haat gedraagen;
Zal ik uw Oud'ren zyn een voorwerp van verwyt,
En Prins Plexippus, die my reets in 't hof benyt
875[regelnummer]
Om zyne Dochter. Welk een ongeluk van boovenGa naar voetnoot875
Stort tevens neder, om myn blytschap weg te rooven!
Wat baat myn glori nu, door 't jaagen ingeleit,Ga naar voetnoot877
Myn schoonheit is een straf voor myne dapperheit,
Die nu vermetelheit en reukloosheit zal heeten.Ga naar voetnoot879
880[regelnummer]
Geen schult nochtans doorknaagt myn zuivere geweeten;
Daarom, o Majesteit, gaat u myn smeeken aan,
Vergeef my 't geen ik u heb buiten schult misdaan.
eneus.
Laat af, Mevrouw, voor ons uw onschult te betoonen,
Die niet misdoet, hoeft niet, dat and'ren hem verschoonen.
| |
[pagina 86]
| |
885[regelnummer]
Ontfang geen' mindere genegentheit van my,
En 't gantsche Hofgezin. Alleen verzoeken wy,
Vergeef ons, dat wy u de vacht van 't zwyn ontrekken,
Op dat w'ons niet weêrom met nieuwe schult bevlekken:
Help ons veel liever van d'onsterfelyke Goôn
890[regelnummer]
Afsmeeken, dat zy doch myn spooreloozen zoonGa naar voetnoot890
De rechte indruksels van zyn' dwaasheit willen schenken.Ga naar voetnoot891
meleager
Noem my vry spooreloos, en wat gy kunt bedenken,Ga naar voetnoot892
My ongelukkige, die, onder Venus macht
Geboogen, als verhart uw grimmigheit verwacht.
895[regelnummer]
o Febus, die 't heel alGa naar voetnoot1 doortintelt met uw' straalen,
Hebt deernis met myn leet: gy, die langs berg en dalen
Van 't hoog Tessalië, daar Peneus oude stroomGa naar voetnoot897
Al nedervlietende den groenbewassen zoom
Van 't bronryk Tempe schuurt, uw minnewont liept klaagen,Ga naar voetnoot899
900[regelnummer]
Toen schoone Dafnes liefde u was om 't hart geslaagen;Ga naar voetnoot900
Waarom weêrstont gy niet den schicht vermogent Godt,Ga naar voetnoot901
Den schicht van Venus zoon, die, u alleen, ten spotGa naar voetnoot902
Van uwe dapperheit, die Pithon neêr kon vellen,Ga naar voetnoot903
Wou zonder wedermin met liefdeprikk'len quellen,
905[regelnummer]
Maar zegt gy, wie weêrstaat Kupidoos groote macht?
| |
[pagina 87]
| |
En ik, een sterveling vol zwakheit, zou, zyn' kracht
Alleen verachtende, myn' driften overheeren,Ga naar voetnoot907
Die zelf de groote Apol onmoogelyk kon keeren.Ga naar voetnoot908
Hebt dan meer deerenis, myne Ouders, met myn smart,
910[regelnummer]
Dan gramschap. Ach was ik doch meester van myn hart,Ga naar voetnoot910
Ik schonk het aan Alkmeen, om u myn dienst te toonen!Ga naar voetnoot911
Gena myne Ouders, wilt doch uwen zoon verschoonen,Ga naar voetnoot912
En denk, dat ik u niet maar Venus zelf misdoedt,
Die telkens meer en meer myn' minnevlammen voedt.
| |
Derde Tooneel.
| |
[pagina 88]
| |
Eer ik verdraagen zou, dat 't voorwerp van myn haat,Ga naar voetnoot926
Alkmeen belachende, op den marm'ren troon zou praalen:
Eerst zal 'k haar leeren, hoe een maacht de heete straalen
Der wraak kan sling'ren in haar baat'lyk aangezicht.
930[regelnummer]
o Schoone Jachtgodin, wat zyn wy u verplicht?Ga naar voetnoot930
Door Meleager hebt gy 't everzwyn verslaagen,
En daarom is door hem de vacht u opgedraagen,
Daarom durft gy in 't hof met zulk een fierheit treên,
En noemen u Prinses: elk waant het: maar o neenGa naar voetnoot934
935[regelnummer]
'k Heb die gedachten niet. Gy zyt in een der dorpen
Van 't arm Arkadië door een' boerin geworpen,Ga naar voetnoot936
Uw Vader liep op weg zyn lantheers ossen na,Ga naar voetnoot937
Of dolf om 't sober kosje in 't aartryk met de spaa.
O welk een Prinslykheit! noch durft g'u hier vertoonen,
940[regelnummer]
En trots zyn op den glans van geblankette koonen,
En valsche vlechten, zo bevallig, dat gy 't oog
Van Meleager tot zyn ondergang bedroog.
Zie daar uw einde.Ga naar voetnoot943
meleager.
Hou! wat wilt gy doen verwoede?
alkmene.
Myn wraaklust boeten in uw Atalantes bloede.
945[regelnummer]
Hoe, wat ontrukt gy my meineedige dees dolk!Ga naar voetnoot945
Dat u der Goden straf volg tot den jammerkolk.Ga naar voetnoot946
althea.
Laat gy u dan geheel door wanhoop overheeren?Ga naar voetnoot947
| |
[pagina 89]
| |
eneus.
Kunt gy, door wraak verblint, niet tot u zelve keeren,
Dat gy d'onschuldige durft stooten, naar het hart?
950[regelnummer]
Bedaar Alkmeen.
alkmene.
Ziet daar, de Vorst lacht met myn smart,
En hy is, my ten spyt, dees vreemde mee geneegen.
ô Wankelbaar geluk wat loopt g'Alkmene tegen!
atalante.
Ik achte my gehoont Prinses, bespeurde ik niet,
Dat gy door razerny u heel vervoeren liet.Ga naar voetnoot954
alkmene.
955[regelnummer]
Ja zulk een razerny, die daag'lyks u verbolgen,
Met geesselzweepen van haar wraaklust, zal vervolgen.
meleager.
Uitzinnige koelt gy niet eerder uwen moet,Ga naar voetnoot957
Voor gy u hebt gepaait in Atalantes bloet,Ga naar voetnoot958
Die onbevlekte, die onschuldige van leeven,Ga naar voetnoot959Ga naar voetnoot1
960[regelnummer]
Wil Meleager eer den wreeden dootsteek geeven,
Hy heeft uw wrok verdient, mits hy uw trouw versmaat.Ga naar voetnoot961
Kom offer hem terstont aan uw vervloekten haat,
Daar is uw staal weêrom, ik ben bereit te sterven,
Mag ik hier door de rust van dees Prinses verwerven.
alkmene.
965[regelnummer]
Helaas! aan d'eenen kant worde ik tot wraak gespoort,
Aan d'and'ren kant verbiet de liefde my dees moort.
| |
[pagina 90]
| |
althea.
Kom gaan w'Alkmene, laat ons in den hof wat rusten,Ga naar voetnoot967
Daar 't koel prieel ons in den lommer kan verlusten,
By 't ruisschen van een bron, wyl 't pluimgedierte fluit,Ga naar voetnoot969
970[regelnummer]
Dus bant men licht de zorg ten angen boezem uit.Ga naar voetnoot970
eneus.
En gy myn zoon, ga heen, 'k heb dees Prinses te spreeken.
meleager.
o Goden! kunnen myn gebeen uw harten weeken,
Zo ziet d'ellendigheit van Meleager aan.
| |
Vierde Tooneel.
| |
[pagina 91]
| |
Orakels spreeken op zyn Vaderlyken troon,Ga naar voetnoot986
Wyl hem Alkmene in 't hof des avonts met verlangen,Ga naar voetnoot987
Vermoeit van heerschappye, in d'armen koomt ontfangen,
Zyn zorg verpoozende, met lieffelyke reên,Ga naar voetnoot989
990[regelnummer]
Met kusjes, lonkjes en met duizent tederheên;
Maar onbedachte hoop, hoe hebt gy my bedroogen!
Nu my voor blytschap niet als droefheit komt voord'oogen.Ga naar voetnoot992
atalante.
Ja schoon 't d'orakelstem van Delfos hadt voorspelt,Ga naar voetnoot993
't Scheen ongeloofelyk, dat nu den Vorst ontstelt.Ga naar voetnoot994
eneus.
995[regelnummer]
Wat raat Mevrouw, hoe raakt men uit dees' holle stroomen?Ga naar voetnoot995
Hy maakt zich 't onheil waart, die 't niet zoekt voor te koomen,Ga naar voetnoot996
MenGa naar voetnoot1 blust een kleene vlam, eer dat zy verder gaat,
Maar dwaas is hy, die wacht, tot zy het dak uitslaat.
Kom zalven wy de wont, eer zy door lang te marrenGa naar voetnoot999
1000[regelnummer]
Wordt ongeneeselyk, 't is tyt dien draat t'ontwarren.
Gy weet Prinses, met welk een zucht tot uw persoon,Ga naar voetnoot1001
w'U hebben in ons hof gastvryheit aangeboôn,
Ja zelfs genoodigt om dees zegedagh te vieren:
Maar wyl wy menschen met gedachte een ding bestieren,Ga naar voetnoot1004
1005[regelnummer]
Daar d'uitkomst dikwils leert, hoe 't nootlot ons bedriecht,Ga naar voetnoot1005
Zo moeten wy ook zien dat onze hoop vervliegt;
| |
[pagina 92]
| |
Schoon gy onschuldig zyt, nochtans uw lieflyk weezen,Ga naar voetnoot1007Ga naar voetnoot1007-1009
Van Meleager voor Alkmenes veer gepreezen;Ga naar voetnoot1008
Is 't fundament, waar op dees rampspoet is geleit.
1010[regelnummer]
Misschien, indien gy u van Meleager scheit,
De tyt, waar door men ziet dat alles wordt versleeten,
Zal hem allengskens ook zyn liefde doen vergeeten.
Licht raakt die duist're wolk van Kalidon dus weg.Ga naar voetnoot1013
Vergeef Prinses dat ik u dit te vooren leg':Ga naar voetnoot1014
1015[regelnummer]
Ik word door noot geperst, uw heuschheit ons gebleekenGa naar voetnoot1015
Zal 't niet misduiden, noch stilzwygend tegenspreeken;
Dit dunkt my 't veiligst tot behouding van myn kroon.
atalante.
Zo het den Vorst behaagt, 'k ontvlie zyn' dapp'ren zoon.
eneus.
Zo zal 'k u dan terstont lyfwachten gaan bezorgen,
1020[regelnummer]
Op dat gy heimelyk heen trekken moogt op morgen,
Gelyk uw staat vereischt: Prinses, ik bid verlof.Ga naar voetnoot1021
| |
Vyfde Tooneel.
atalante.
ZO bant men u dan weg uit dit ondankbaar hof,
Rampzaalige Atalante, is dit uw dienst beloonen,Ga naar voetnoot1
Neen; 't is u, onder schyn van een beleeftheit hoonen;
1025[regelnummer]
U, die tot rust van 't ryk geweigert hebt een gift
Van zulk een waarde hant: u, die Alkmenes drift
| |
[pagina 93]
| |
En schennis met gedult verachtte: u, die van binnenGa naar voetnoot1027
Een liefde voedende, niet mooglyk t'overwinnen,
Toen gy den Erfprins zaagt, ontvonkt in wedermin,
1030[regelnummer]
Dien grooten hartstogt moest verbergen tegen zin.
Wat raat getergde maacht? zal ik, vol liefdequaalen
Myn jeucht verquynende, door Griekenlant gaan dwaalen,
En sleepen overal myn' minneboeien mee?
Neen; 'k zal noch, eer Apol neerstruikelt in de zee,Ga naar voetnoot1034
1035[regelnummer]
Myn' hoopelooze min den Prins te kennen geeven,
En dien beroemden buit niet langer tegenstreeven,Ga naar voetnoot1036
De noot maakt hier een deucht, schoon het de deucht verbiet,Ga naar voetnoot1037
En my 't gevaar reets dreicht, een' dappere acht het niet.
Einde van 't derde Bedryf. |
|