Meleager en Atalante
(1966)–Lukas Schermer– Auteursrechtelijk beschermd
Regelnummers proza verbergen
| |||||||
II. Meleager en Atalante1. Uitgaven (1710, 1711 en 1712)Van Schermers treurspel kennen wij drie uitgaven:
A. Meleager / en Atalante, / Treurspel. / door L. Schermer. / [vignet met drukkersspreuk ‘Sicut lilium inter spinas. Cant. 2.’] / Gedrukt by Wilhelmus van Kessel, 1710. / Een exemplaar in de Gem. Univ. Bibl. te Amsterdam. Aan het titelblad gaat een prent vooraf, dezelfde als in Poëzy aan het begin van het derde bedrijf: Meleager biedt Atalante de jachttrofee, de kop van het wilde zwijn, aan. De uitgave bevat een Voorrede aan den Leezer en een Copye van de Privilegie van de Staten van Holland en West-Friesland aan de Regenten van het Burger-Weeshuis en het Oude-Mannenhuis van Amsterdam, tevens Regenten van de Schouwburg, om toneelstukken te mogen laten drukken, uitgeven en verkopen. Het privilegie is een verlenging van het octrooi van 19-9-1684, weer voor 15 jaar, getekend 20-5-1699. Onder de tekst van het privilegie volgt de verlening van rechten: ‘De Regenten van het Wees- | |||||||
[pagina 10]
| |||||||
en Oude Mannenhuis, hebben in hun voorsz. qualiteit, het recht van deeze Privilegie, voor Meleager en Atalante; Treurspel, vergund aan Wilhelmus van Kessel, Boekdrukker te Haarlem’. De datering luidt: ‘In Amsterdam den 12. April, 1710’.
B. Atalante / in het hof van / Kalidon, / Treurspel. / door / L. Schermer. / [vignet met drukkersspreuk ‘Myn glas loopt ras’.] / te Amsterdam, / Voor de Erfgenaamen van Jakob Lescailje, op den / Middeldam, op de hoek van de Vischmarkt, 1711. Met Privilegie. / In deze uitgaveGa naar voetnoot1 ontbreekt de prent. In de Voorrede aan den Leezer zijn enige bekortingen aangebracht. Wat de tekst van deze Amsterdamse uitgave betreft, deze is, afgezien van spellingsverschillen en nogal wat slordigheden, gelijk aan de Haarlemse uitgave van 1710. De Copye van de Privilegie wordt nu gevolgd door de volgende rechtenverlening: ‘De Regenten van het Wees- en Oude Mannenhuis, hebben in hun voorsz. qualiteit, het recht van deeze Privilegie, voor Atalante; Treurspel, vergund aan de Erfgenaamen van J. Lescailje’. De datering luidt: ‘In Amsterdam den 4. December, 1710’. De rechten voor deze uitgave zijn dus ongeveer twee maanden voor de dood van Schermer verleend. Zelf moet hij in deze maanden, of eerder, hetgeen waarschijnlijker is, de druk van het treurspel hebben voorbereid voor de uitgave van zijn Poëzy, waarin het stuk weer de titel Meleager en Atalante draagt. Wat de reden van de titelwijziging geweest is, kon ik niet vaststellen. Evenmin of zij met medeweten van Schermer voor de Amsterdamse uitgaveis gekozen of dat het hier gaat om een nadruk buiten medeweten van de auteur. Toch valt er wel iets meer van te zeggen. Kort voor het verschijnen van Schermers treurspel werd in de Amsterdamse schouwburg een drama gespeeld met hetzelfde thema, onder de titel Meleager, Treurspel, door het | |||||||
[pagina 11]
| |||||||
dichtgenootschap ‘Constantia et Labore’ in vertaling, ‘Gevolgt na het Fransche van den Heer De La Grange’, in 1709 uitgegeven bij dezelfde drukker: ‘de Erfgen: van J. Lescailje’Ga naar voetnoot1. Is misschien de titel van Schermers toneelstuk gewijzigd door de drukker, of de schouwburgregenten, ter onderscheiding van deze andere Meleager? Er zijn ook wel enige aanwijzingen dat Schermer zelf de titel heeft veranderd, of althans zijn toestemming ertoe heeft gegeven. Zijn vriend Pieter Vlaming vermeldt in het gedicht Uitlegginge der Tytelplaat vóór in de Poëzy, Schermers toneelstuk onder de titel ‘Atalante in Calydon’. Behalve Schermers stadgenoot Jan van Belle, die spreekt van ‘'t Vorstelyk tooneelgedicht / Zyn [d.i. Schermers] Atalante en Meleager’Ga naar voetnoot2, schrijven de auteurs van de Lyk- en grafdichten achterin Poëzy opgenomen, over het treurspel met duidelijke verwijzingen naar de titel Atalante in het hof van KalidonGa naar voetnoot3. Indien er over deze titel een strijd zou geweest zijn, zouden Vlaming en de anderen deze zeker niet hebben gebruikt.
C. Meleager / en / Atalante, / Treurspel / op de bladzijden 1-72 in de eerste druk van het verzamelde werk Lukas / Schermers / Poëzy. / [vignet met drukkersspreuk ‘Myn glas loopt ras’.] / te Haarlem, / By Wilhelmus van Kessel, 1712. / In Poëzy ontbreekt De Voorrede aan den Leezer uit de uitgaven van 1710 en 1711, evenals de daarin aangekondigde ‘bredere verhandelinge’ over de Meleager-fabel. Voor de uitgaven A en C is door Wilhelmus van Kessel hetzelfde zetsel gebruikt, in beide uitgaven komen gelijke drukfouten, letterbeschadigingen en zwarte blokdelen van gerezen wit voor. Ik constateerde twee verschillen: in de rollenaanduiding boven het eerste toneel van het derde bedrijf is de foutieve punt achter Meleager gecorrigeerd door een (iets te hoog geplaatste) komma; de paginaaanduiding van blz. 43 is in de 1710-editie correct, in de 1712-editie is de 3 weggevallen. | |||||||
[pagina 12]
| |||||||
2. De ‘Voorrede aan den Leezer’A. Meleager en Atalante, Treurspel. Door L. Schermer. te Haarlem, Gedrukt by Wilhelmus van Kessel, 1710.
VOORREDE AAN DEN LEEZER.
1Uit de Herscheppinge van den geestryksten Dichter P. Ovid. Nazo, dien altyt 2bloeienden Lusthof, waar in niet alleen den Schilder, maar ook den Dichter de 3keurigste bloemen toelachen, om met eene onophoudelyke schakeeringe der aan- 4genaamste verwen hunne werken op te pronken, uit dien Lusthof, zegge ik, heb 5ik, op het voorbeelt van veele voornaame Dichteren, my verstout eenige bloem- 6pjes t'ontleenenGa naar voetnoot1, die, schoon zy, in mynen tuin overgeplant, als slechte af- 7zetsels zyn opgewassen, echter hunnen natuurelyken oirsprongk, gelyk d'opgaande 8zon haare blinkende straalen door waterwolken, doen uitschitteren; deeze, 9bescheide Leezer, zyn d'eerstelingen myner tooneelpoezye, te weeten, de Fabel 10van Meleager en Atalante; die buiten myn kennisse twee Fransche Dichteren 11voor lang al behaagde, om dezelve ten Schouburg te voeren, zynde het eene treur- 12spel van den Heere La Grange nu onlangs door zeeker konstgenootschap, uit zyne 13oirsprongkelyke, in onze Nederduitsche taale overgebracht. Die het der moeite 14waardig acht, de voorgenoemde spelen met het mynen te vergelyken, zal bevinden, 15hoe weinig onze gedachten en schikkingen over een koomen, dewy/ ik doorgaans, 16voornaamentlyk op het einde, geheel en al, myns oordeels niet zonder rede, afwyke 17van de geschiedenisse, zo als zy in het achtste boek der Herscheppinge (waar 18uit zo loffelyk de Heer Lukas Rotgans zyne Scilla getrokken heeft) beschreeven 19is. d'Oorzaake der geoorloofde uitweidinge zal ik in myne bredere verhandelinge 20over deeze Fabel voor myne Poezye aantoonen, uw aandacht hier niet langer wil- 21lende ophouden, om tot het werk zelf over te treeden.
B. Atalante in het hof van Kalidon, Treurspel. Door L. Schermer. te Amsterdam, Voor de Erfgenaamen van Jakob Lescailje, op den Middeldam, op de hoek van de Vischmarkt, 1711. Met Privilegie.
De Voorrede aan den Leezer is gelijk aan die van 1710 met de volgende wijzigingen:
| |||||||
[pagina 13]
| |||||||
C. In Lukas Schermers Poëzy, te Haarlem, By Wilhelmus van Kessel, 1712 en in de herdrukken daarvan ontbreekt de Voorrede aan den Leezer. De bredere verhandelinge over deeze Fabel (r. 19-20) is nooit verschenen. | |||||||
3. Prenten en bijschriftenDe tekst van Meleager en Atalante in de Poëzy is verlucht met zes prenten, vijf voorafgaande aan elk bedrijf en één voor het tweede toneel van het vijfde bedrijf. De gravure voor het derde bedrijf komt reeds voor in de Haarlemse editie van 1710Ga naar voetnoot1. De drukker Van Kessel (of Schermer zelf) zal ter voorbereiding van de Poëzy-bundel de prenten hebben laten vervaardigen. Naast de titelgravure en de zes Meleager-prenten komen daarin nog veertien prenten voor. Slechts de titelgravure is gesigneerd, J. van Vianen vervaardigde deze naar een ontwerp van J. Goeree. E. de la Fontaine VerweyGa naar voetnoot2 zegt, dat de overige prenten ook met vrij grote zekerheid aan Jan van Vianen kunnen worden toegeschreven. Met Jan Goeree en Jan Wandelaar behoorde Van Vianen tot de belangrijkste illustratoren in classicistische stijl voor letterkundige werken in de achttiende eeuw. De Meleagerprenten ‘hebben geheel de statige allure van het tijdperk van Lodewijk XIV’. Jan van Vianen was een leerling van Romeijn | |||||||
[pagina 14]
| |||||||
de Hooghe, maar hij werkte veel regelmatiger en strenger dan zijn leermeester. Bij de dood van Schermer schreef hij een troostgedicht voor de ouders van de dichterGa naar voetnoot1. De prenten zijn voorzien van zesregelige gedichten met rijmschema ababcc. Deze bijschriften vormen tezamen een inhoudsoverzicht van het treurspel. In de edities van 1710 en 1711 zijn zij achter elkaar onder de titel Inhout der Bedryven afgedrukt, in de Poëzy staan zij onder de prenten. Er zou twijfel kunnen rijzen over het auteurschap van deze bijschriften. In zijn ‘Aan den lezer’ zegt Pieter Vlaming: ‘geen sieraden, waar mede dit werk opgetooit is, en die de zedige dichter Bruin met geestige vaersjes noch meerderen glans bygezet heeft, zullen het zelve, men houde dit oordeel my ten goede, zoo helderen luister geven, als de beminde naam van Schermer ...’. In de tweede druk van Poëzy (1725) heeft Vlaming ‘met geestige vaersjes noch meerderen glans bygezet heeft’ gewijzigd in ‘met zyn byschriften meerder licht bygezet heeft’. Naar het voorbeeld van Schermers eigen bijschriften voor Meleager en Atalante heeft Claas Bruin de bijschriften vervaardigd die bij de overige veertien prenten in Poëzy voorkomen. Hieraan bestaat geen twijfel. In de tweede druk van Poëzy namelijk heeft Vlaming een aantal nog na het verschijnen van de eerste druk van Poëzy in de nalatenschap van Schermer gevonden gedichten opgenomenGa naar voetnoot2 en hieronder vinden wij nu vijf bijschriftenGa naar voetnoot3, passende bij prenten in Poëzy. Schermer had bij zijn voorbereiding voor zijn verzameld werk dus gereed: de zes bijschriften voor de Meleager-prenten en nog vijf van de veertien verder benodigde. De Meleager-bijschriften waren reeds gepubliceerd en werden in de eerste druk van Poëzy opgenomen, de vijf andere bleven in portefeuille achter tot Vlaming deze veertien jaar later in handen kreeg en kon publiceren. | |||||||
[pagina 15]
| |||||||
4. OpvoeringenUit een door mij ingesteld onderzoek in de boeken van het Burgerweeshuis te Amsterdam, waarvan de regenten ook het beheer over de schouwburg voerden, is gebleken, dat waarschijnlijk op 15 januari, een maand voor de dood van de dichter, Schermers treurspel Meleager en Atalante in première is gegaan. Na zijn dood is het nog enige malen gespeeld, maar het is bij een enkele opvoering gebleven, het stuk verdween spoedig van het repertoireGa naar voetnoot1. | |||||||
5. WaarderingEr is over Schermers Meleager en Atalante niet veel geschreven, in hoofdzaak enkele opmerkingen bij een bespreking van het totale werk van de dichter. Naar de gewoonte van de tijd prijzen de tijdgenoten het spel uitbundig, zonder enige kritische zin. Pieter VlamingGa naar voetnoot2 acht het treurspel ‘grootsch’, M. BodiscoGa naar voetnoot3 noemt het ‘dat doorwrogt Juweel’, J. van BelleGa naar voetnoot4 een ‘Vorstelyk tooneelgedicht’. Jeroen van der MolGa naar voetnoot5 beweert dat het stuk reeds zoveel eer geniet als ooit in Nederland een spel van Vondel genoten heeft en H. van de GaeteGa naar voetnoot6 meent dat de jonggestorven Schermer spoedig als Sofokles herleven zal op het Amsterdamse schouwtoneel. W.J. HofdijkGa naar voetnoot7 wil over Schermers treurspel niet reppen, ‘het ruste in vrede bij het “klassieke puikwerk” van dien tijd’. Dr. W.J.A. JonckbloetGa naar voetnoot8, die vele bladzijden aan Schermer wijdt, wil niet ingaan op diens Meleager en Atalante, ‘dat niets van eene tragedie heeft’. Dr. J.A. WorpGa naar voetnoot9 zegt dat Schermer | |||||||
[pagina 16]
| |||||||
voor zijn toneelstuk geen gebruik gemaakt heeft van de Franse treurspelen over hetzelfde thema en noemt Ovidius als bron, wijst op de vertalingen naar Ovidius in het treurspel en vermeldt de verandering van de fabula door Schermer aan het slot. Hij oordeelt: ‘Schermers treurspel is minder gemaniereerd en onmogelijk dan J. Pluimers Piramus en Thisbe ...’. Willem KloosGa naar voetnoot1, die fel van leer trekt tegen Jonckbloet, meent dat de tragedie niet als speeldrama bedoeld zou zijn, hij noemt Meleager en Atalante ‘een allerbekoorlijkst en levendig dramatisch gedicht’, tegelijk ‘kinderlijk-naïef en klassicistisch-deftig’. Hij bewondert vooral de jonge dichter, omdat deze ‘met vaste hand zulk een breed tafreel van woelig jachtbedrijf en mannenbeweging van 't begin tot het einde te schildren wist’. In een andere studie uit diezelfde tijdGa naar voetnoot2 had Kloos eveneens een te eenzijdige aandacht voor de lyrische en prosodische kant van Schermers treurspel getoond: ‘Zijn verzen zijn welluidend en levendig, zooals geen zijner tijdgenooten, zelfs niet de één geslacht oudere Lucas Rotgans, de koper-stemmige maar ook veel monotonere, ze te maken vermocht. Ja, als Rotgans wel koper lijkt, door zijn zwaar-luid geschal, dat eentonig en toch niet leelijk, want volklinkend uit een klaroen schijnt te komen, dan is Schermer, daarbij vergeleken, veel fijner, hooger en rijker, ongeveer zooals een concert van fluiten mag zijn’. G. KalffGa naar voetnoot3 vermeldt Atalante in het hof van Kalidon als nietvertaald treurspel, maar spreekt er geen oordeel over uit. J. te WinkelGa naar voetnoot4 wijst op Ovidius als bron voor Schermers treurspel, ‘waarin geheele stukken voorkomen, die hij uit Ovidius vertaald heeft’. Te Winkel geeft een korte samenvatting van de inhoud, aan het einde waarvan hij tot een oordeel komt: ‘Dat Meleager nu [als hij Plexippus heeft gedood] door zijne ouders voor een laaghartig sluipmoordenaar gehouden | |||||||
[pagina 17]
| |||||||
wordt, en dat eerst nadat zijne moeder Althea daarom van droefheid gestorven is, zijne onschuld aan het licht komt, maakt een zonderlinge indruk. Wel woedt in dit treurspel een hevige hartstocht, maar van inwendigen strijd is nauwelijks iets te bespeuren. Ook zijn de samenspraken te lang en vooral is dat ook het verhaal van de everjacht. Alleen in den uiterlijken vorm beantwoordt het stuk aan de eischen der Fransch-classieke tragedie’. Gerard KnuvelderGa naar voetnoot1 noemt in navolging van Kloos Meleager en Atalante een ‘dramatisch gedicht’ en oordeelt: Het moge als drama zwak zijn, als gedicht heeft het kwaliteiten’. Hij vergelijkt de beoordeling van de everjacht door Te Winkel (‘te lang’) en Kloos (‘met ere genoemd’) en zegt daarvan: ‘een verschil in waardering dat begrijpelijk wordt als men zich rekenschap geeft van het standpunt van waaraf beide beoordelaars - het dramatische en het «verskundige» - spraken’. Slechts de tijdgenoten aanvaarden Schermers toneelstuk als tragedie en achten het treurspel zelfs groots en vorstelijk. Alle latere beoordelaars achten het stuk als tragedie niet geslaagd, Te Winkel slechts naar de inhoud, op de uiterlijke vorm van de tragedie heeft hij geen kritiek. Kloos en Knuvelder noemen Meleager en Atalante een dramatisch gedicht en hebben slechts bewondering voor de lyrische en prosodische kant van het treurspel. |
|