| |
| |
| |
Willem Aantjes
De 6de november 1978 was een maandag. Op de eerste maandag van elke maand vergadert het dagelijks bestuur van ‘De Overwaard’ in het waterschapsgebouw aan de Grotewaard onder Noordeloos. In de loop van de ochtend Willem Aantjes voor mij aan de lijn. Zijn verblijf in Duitsland tijdens de oorlog wordt weer opgerakeld, ditmaal door dr. L. de Jong. Ik doe er - gelet op wat ik ervan weet - luchthartig over, maar Willem ziet het somber in. Wat wist ik ervan? Datgene, wat mij in april 1944 (ruim 34 jaar geleden) als commandant van de 6de compagnie Strijdend Gedeelte der Binnenlandse Strijdkrachten (standplaats Gorinchem) ter ore was gekomen.
In de Alblasserwaard zijn de lijsten van bij de bevrijding te arresteren personen door de bs opgesteld (ook de arrestaties zijn later door de plaatselijke groepen verricht). De conceptlijsten werden in de lokale gemeenschappen opgesteld. Op de conceptlijst van Bleskensgraaf stond Willem. Bleskensgraaf ressorteerde onder mijn collega van de 8ste compagnie, jonkheer Bicker, huisarts te Sliedrecht. Samen met Jaap Wieringa, commandant van de 7de compagnie in Leerdam coördineerden wij de lijsten. Voorkomen moest worden dat men voor hetzelfde feit in het ene ressort wel en in het andere niet gearresteerd werd. Met zijn drieën hebben wij rissen namen geschrapt, want men was ter plekke over het algemeen nogal arrestatie-happig. Wim zat in de map van dokter Bicker. De navolgende gegevens waren verzameld.
a. Op semi-vrijwillige basis gaan werken bij de ptt in Duitsland.
b. Op een ongebruikelijke manier naar Nederland teruggekeerd: door zich te melden voor een wachtbataljon.
c. Eenmaal in Nederland aangekomen dienst geweigerd en overgeplaatst naar het kamp Post Natal.
d. Vanuit dat kamp had dokter Bicker tweeërlei informatie: (1) een kampgenoot die niemand kwaad deed (veruit de meerderheid); (2) een kampgenoot die men in de gaten hield vanwege zijn mooie administratieve baantje.
Wij waren het erover eens dat het allemaal later nog maar eens nagepluisd moest worden, maar dat deze feiten Willem niet ‘arres- | |
| |
tabel’ maakten. Voor ons bleef Willem Aantjes vrij man. Voor mij persoonlijk was daarmede de zaak-Aantjes definitief afgesloten. Dat bleef zij voor mij ook toen er, nadat Willem vanaf 1959 in de landspolitiek terecht was gekomen, bij tijd en wijle berichten over zijn bezettingsverleden opdoken.
Mijn informatie had ik in mijn functie van compagniescommandant verkregen, ik vond het een zaak van eer daar niet mee te colporteren. Willem heb ik nooit gezegd wat ik wist. Het leek mij voor hem geen prettige wetenschap dat een collega in de fractie, later een lid van de door hem geleide fractie, zich in april 1944 met zijn ‘dossier’ (de informaties kwamen niet op papier) beziggehouden had. Pas op 6 november 1978 heb ik dit tegenover derden onthuld. Die maandagavond te 17.00 uur was het geval-Aantjes breeduit in de radionieuwsdienst. Onze in het voorjaar van 1944 in de toenmalige situatie verzamelde informatie bleek goeddeels te kloppen, edoch met een niet onbetekenend verschil: voor wachtbataljon moest ss gelezen worden.
De heksenketel begon. Telefoon roodgloeiend: geschokte partijgenoten, verbolgen oud-verzetsmensen, een telefonisch radio-interview met Hier en nu werd na het nieuws van zes uur uitgezonden, de avro stond op de stoep voor een radio-opname (dinsdagmorgen in de ether), Hier en Nu stapte met een tv-ploeg binnen (dat werd maandagavond te 21.45 uur uitgezonden), om acht uur was ook mijn kop in het nieuwsjournaal. Het Hier en nu-interview voor de tv (6 november 1978) volgt hier:
Schakel:
Het nieuws is hard aangekomen. Ik reken Willem Aantjes tot mijn vrienden en bovendien is hij mijn fractievoorzitter in welke kwaliteit ik hem hogelijk waardeer. En als je dan deze berichten vandaag hoort, althans met precies deze concrete inhoud, dan doet je dat wat. Ik was wat de hoofdzaak betreft al lang op de hoogte. Maar wat mij vandaag met name geraakt heeft dat zijn twee letters: ss.
Vraag:
U heeft met de heer Aantjes over deze zaak gesproken in het verleden?
Schakel:
De zaak is voor mij een zaak geweest van direct na de oorlog. Ik was de man die een leidende functie had in de illegaliteit in de Alblasserwaard en de illegaliteit heeft de lijsten moeten opmaken van mensen waartegen wat was. En in dat verband is ook de zaak Aantjes onderzocht.
| |
| |
Men is toen tot de conclusie gekomen dat de feiten die bekend waren en die, met uitzondering van dat begrip ss, eigenlijk zakelijk dezelfde zijn als wat nu bekend is geworden, dat die feiten van die aard waren dat mede gelet op de ouderdom van betrokkene en verdere verzachtende omstandigheden, er geen aanleiding was om een procedure tegen Aantjes te starten, dat wil zeggen dat er noch een procedure van zuivering, noch een procedure van berechting zou beginnen. Zijn zaak is geseponeerd, zijn zaak is afgelegd, daar is een streep onder gezet.
Vraag:
Had hij bij die onderzoeken, toentertijd en ook bij de onderzoeken die door de ar zijn uitgevoerd, deze feiten moeten melden?
Schakel:
Aantjes heeft meerdere malen er van doen blijken dat hij in dit opzicht een bepaalde gang gegaan was door de jaren heen. Ik bedoel nu...
Vraag:
De ss?
Schakel:
Ja om te beginnen, ik hoop dat in komende uren heel duidelijk wordt wat ik daaronder heb te verstaan. Aan ss verbind ik altijd het idee van lui die naar het oostfront trekken en daar aanvallend bezig zijn. Nu, ik neem niet aan dat dat op Aantjes van toepassing is. Ik heb altijd begrepen dat de dienst die hij in Nederland zou vervullen dat waren bewakingsdiensten bij een kamp. En ik heb altijd gedacht dat dat een wachtbataljon was. Maar onder welke vlag dat wachtbataljon opereerde, ja dat is vandaag voor mij de pijnlijke noot in de verdere bekendmakingen.
Vraag:
En welke consequenties verbindt u hieraan voor de heer Aantjes?
Schakel:
Ik vind dat heel moeilijk op dit moment te stellen. Er moet natuurlijk een diepgaand intern beraad komen. Het fractiebestuur gaat zich over deze zaak met de heer Aantjes buigen. De fractie houdt er zich mee bezig, ik neem ook aan dat de voorzitter van het cda, de voorzitter van de arp er zich mee bezig zullen houden. Die zullen in goed samenspel met de heer Aantjes moeten bezien of er consequenties getrokken moeten worden en zo ja, welke dan.
Vraag:
U zegt niet bij voorbaat, gelet op deze feiten, moet de heer Aantjes aftreden?
Schakel:
Dat zou op dit moment een veel te voorbarige conclusie mijnerzijds zijn. Ik begrijp zeer wel dat een voorzitter van de cda-fractie in een zeer kwetsbare positie verkeert, ik begrijp heel goed dat Aantjes een zware gang zal gaan de komende uren en de komende dag. Maar ik ben
| |
| |
bepaald op dit moment niet zover dat ik zeg: Aantjes moet het politieke bos ingezonden worden.
Vraag:
U komt beiden uit de Alblasserwaard. U komt beiden uit een calvinistisch huis. In die tijd zijn een aantal jongens de gang gegaan die Aantjes is gegaan, dat wil zeggen naar Duitsland, vrijwillig. Anderen zijn in het verzet gegaan. Mij komt het oordeel niet toe om te zeggen wat goed of fout was. Ik wil wel van u weten hoe u verklaart dat de een de ene weg op ging en de ander de andere weg.
Schakel:
Daar zit een stuk kerkelijk beleven achter. Er is in de Alblasserwaard en niet alleen in de Alblasserwaard, maar zeker in de Alblasserwaard, nogal wat verschil of je opgevoed bent in de sfeer van de gewone gereformeerde kerken, hetgeen met mij het geval is; of je bent opgegroeid in de sfeer van de hervormde kerk, gereformeerde bond. En daarbij zijn dan bepaalde gemeenten waar dat nog heel sterke rechtse accenten krijgt, waaronder de geboorteplaats van Aantjes, Bleskensgraaf. Dat gaf een enorm verschil van instelling, juist in die tijd met betrekking tot de bezetter. Binnen de kring waarin Aantjes groot geworden is leefde en leeft ten dele nog een diep geworteld besef dat je alle overheden die over je gezet zijn, ook die Duitse overheid, hebt te gehoorzamen. In mijn kring is altijd de oude Calvinistische wijsheid beleefd dat je het recht van opstand hebt tegen een onrechtmatige overheid. En daar hebt u dan net het verschil of je in gehoorzaamheid buigt en gaat waar de bezetter je wil hebben, dan wel of dat je je daar met goed en bloed tegen verzet. Men moet voorts niet veronachtzamen de enorme hersenwassende beïnvloeding, jaar in, jaar uit, waaraan een heel volk, waaraan met name de jonge mensen binnen ons volk waren onderworpen. En als je dan bovendien, net als Aantjes, vanuit je religieuze overtuiging - natuurlijk met tegenzin - maar je bent de gang gegaan, naar Duitsland, maar daar zijnde, zin je op middelen om er onderuit te komen. Nu dan kan ik mij voorstellen dat je tot nogal wat in staat bent als je zo ver in het net gezwommen bent, dat je dan toch nog probeert om eruit te zwemmen. En nogmaals, ik weet niet of Aantjes zich bewust is geweest dat hij exact zich voor de ss verbond. Ik kan dat nauwelijks geloven. Ik geef hem op dat onderdeel vooralsnog toch nog helemaal het voordeel van de twijfel.
Vraag:
Zegt u nu, achteraf gezien, dit wetende had Aantjes niet de rol mogen hebben die hij nu speelt, bij voorbeeld binnen de christelijke politiek, binnen het cda?
Schakel:
Ja, maar Aantjes heeft zelf in verschillende interviews weinig twijfel doen bestaan over de dingen die gebeurd zijn vanaf zijn vertrek naar
| |
| |
Duitsland tot de bevrijding, dat is punt één. In de tweede plaats, in een aantal gevallen, met name speelde dat als een ministerschap of een commissariaat van de koningin in het geding kwam dan zwol de stroom van beschuldigingen tegen Aantjes weer aan bij het ar-partijbestuur en bij de ar-kamerleden op spreekbeurten. Naar aanleiding daarvan heeft Aantjes aan de partijvoorzitter een uitgebreid verslag gedaan van wat er geschied is.
Vraag:
U legt een zekere mildheid in uw oordeel over de hele zaak, ik begrijp dat, maar kunt u dat zelf nog enigszins toelichten?
Schakel:
Ik moet u zeggen, ik word voor de tweede keer met de zaak geconfronteerd. Ik ben er in 1945 mee geconfronteerd, toen ging het over een jongeman waarvan men na onderzoek van de feiten zei: gelet op zijn jeugd, gelet op de verzachtende omstandigheden, streep eronder, hij kan het leven verder in gaan. Ik wordt er nu voor de tweede keer mee geconfronteerd, met dezelfde zaak, dezelfde man betreffende, wellicht op een onderdeel - dat moet ik toegeven - nogal naar toegespitst. De twee letters ss. Maar het is natuurlijk duidelijk dat het thans gaat om een in de volle publiciteit staande vertegenwoordiger van mijn politieke stroming. Het gaat niet meer alleen om een individuele jongeman uit de Alblasserwaard, het gaat om een toprepresentant van een politieke stroming in dit land. En daar is natuurlijk niet meer van elkaar te scheiden, ook niet te onderscheiden en dat maakt het andermaal erg ernstig voor mij.
Vraag:
Acht u het mogelijk dat achter de tips die de laatste maanden zijn binnengekomen en naar aanleiding waarvan het onderzoek is gestart, dat die tips een politieke achtergrond hadden?
Schakel:
Ik geloof niet dat hier enige partijpolitieke vete uitgevochten wordt. Dat houd ik tegen. Ik geloof veeleer dat uit de kring van mensen - en die is er, dat was mij bekend, die op het standpunt stond dat wat er gepasseerd was met Aantjes van een dusdanige aard was dat hij niet het ambt van minister of van commissaris van de Koningin mocht bekleden. Die daar dan ook blijk van geven, als dat wenkte. Dat uit die kring, kringen, op dit moment concrete seinen zijn uitgegaan naar hetzij dr. De Jong, hetzij naar de minister-president, hetzij naar de minister van Justitie, dat kan ik niet overzien. Maar mijn taxatie is dat uit die kring de zaak op gang is gebracht en bepaald niet uit kringen van mensen die het cda partijpolitiek niet toegedaan zijn.
Vraag:
Men zegt vaak dat het een Antirevolutionaire kring is.
Schakel:
Dat is, dacht ik, niet ver van de waarheid. Er zijn uit de kring die ik
| |
| |
aangeduid heb nogal wat Antirevolutionairen, overigens niet uitsluitend Antirevolutionairen. Daar zitten ook nog wel wat andere mensen bij en het zijn ook mensen die in het verzet een rol gespeeld hebben.
Mijn opmerking over bepaalde stromingen in de Nederlands Hervormde Kerk schoot verschillende Gereformeerde Bonders in het verkeerde keelgat. Anna werd er de rest van die avond - ik zat bij Aantjes - telefonisch mee achtervolgd. Nu was het zeker niet mijn bedoeling geweest om de Gereformeerde Bond in de Nederlands Hervormde Kerk in haar geheel in de verkeerde hoek te plaatsen. Als illegaal werker had ik in de Waard van menige ‘Bonder’ herbergzaamheid ervaren. Vele van mijn medewerkers kwamen uit die kerkelijke hoek, een van mijn naaste verzetsvrienden, de in 1945 in fort De Bilt gefusilleerde Hendrik van Bezooijen (ik heb dat vreselijke nieuws overgebracht aan de vrouw met wie hij net getrouwd was), was lid van de kerkeraad van de gereformeerde Bondsgemeente Hoogblokland (de predikant was de voortreffelijke vaderlander ds. Rongen). Gelukkig heb ik gelegenheid gekregen om een en ander in De Waarheidsvriend (orgaan van de Gereformeerde Bond) recht te zetten.
Om half negen stond ik voor de deur van de woning van Willem aan de Koningslaan in Utrecht. Persfotografen en een begin van volksoploop. Bovenaan de trap dankte Gisela, de vrouw van Wim, mij voor de radio- en televisie-interviews waarvan zij kennisgekomen had. Binnen in de vergaderkamer waren Piet Steenkamp (voorzitter cda, met griep uit zijn bed gekomen), Dick Kuijper (vice-voorzitter arp - voorzitter De Boer was in het buitenland), van het bestuur der cda-fractie: Lubbers (tweede man), Van Leijenhorst, Eversdijk en ik, en ten slotte onze voorlichter Piet van Tellingen, een man die Wim bijzonder is toegedaan.
Wim gaf zijn lezing van de affaire. Dat klonk toch anders dan het publieke strafgericht dat zich die avond in radio en televisie aan hem voltrok. Ons unaniem advies aan hem: zijn werkzaamheden als fractie-voorzitter opschorten, hangende het onderzoek het lidmaatschap van de Kamer niet neerleggen, integendeel ‘in functie’ verweer leveren. Persoonlijk - Wim kennende - had ik het vermoeden dat hij af zou treden. Hij zou daaromtrent in de komende nacht met zijn vrouw beslissen.
Piet Steenkamp leidde ons gesprek. Aan het einde vroeg ik of ik ons samenzijn met gebed mocht eindigen. Wij hebben toen gebe- | |
| |
den voor Wim, zijn Gisela, zijn kinderen, zijn hoogbejaarde moeder, het tere plantje van ons cda, voor duizenden eenvoudigen in den lande (als één lid lijdt, lijden alle).
De televisie had inmiddels honderden lieden in opgewonden staat voor het pand bijeengebracht. Wim, nooit bang in zulke situaties, liet ons uit, gaf een kort exposé, de lampen flitsten. Een deel van het publiek gedroeg zich agressief. Ook ik kreeg mijn portie: het was een grof schandaal, dat ik met mijn verleden ‘die ss-er’ nog in bescherming durfde te nemen. Slechts met moeite slaagde ik erin mijn auto uit de volksoploop te loodsen. De nacht van maandag op dinsdag heb ik slecht geslapen.
De fractievergadering van dinsdagmorgen werd een dramatische. Wim deelde zijn voornemen tot aftreden als kamerlid mede. Vanuit de fractie kwam een geweldige aandrang dat niet te doen. De Kamer was ook buiten onze fractiekamer in rep en roer. Vondeling riep mij als meest betrokken lid van het presidium bij zich en deelde mede, dat hij bij de aanvang van de plenaire vergadering te twee uur zou voorstellen om het onderzoek naar de geloofsbrieven van Aantjes van 1959 - het jaar van zijn intrede in de Kamer - te heropenen. Met name zijn Nederlanderschap zou getoetst moeten worden (ss'ers verloren hun Nederlanderschap). Ik deelde het Wim tijdens de fractievergadering mede.
De fractie bleef aanhouden. Er waren er zelfs die de suggestie deden om daarover te stemmen. Toen heb ik ingegrepen: ik had de vorige avond mede beleefd, ik kende het voornemen van Vondeling (wist ook niet waar dat toe zou kunnen leiden), ik stelde dat er maar één was die besliste en dat was Aantjes. Die bleef bij zijn voornemen. De kogel ging om half elf door de kerk. Het besluit zou door Wim zelf in een in der haast belegde persconferentie bekend worden gemaakt. Nieuwspoort was te klein. Wij kwamen in de Schepelzaal terecht.
Met goedvinden van de andere leden van het presidium ben ik naast Wim gaan zitten. In lijfelijke zin, maar met name overdrachtelijk bedoeld: een stukje christelijke solidariteit met een vriend en broeder in het donkerste uur van zijn politieke carrière. Dat is in het land goed begrepen. Ik heb er honderden brieven over gekregen. Van tweeërlei aard.
Afkeurende, met name uit de kringen van het voormalig verzet, zelfs enkele van naaste medewerkers, die mij op grond van dit gedrag afschreven. Tot op de huidige dag! ‘Als oud-lkp'er ben ik
| |
| |
geschokt door de wijze waarop U als voormalig verzetsman heeft geprobeerd de zaak-Aantjes te bagatelliseren, evenals uw aandeel in het gladstrijken van de onregelmatigheden en de seponering daarvan.’
Maar de overgrote meerderheid waren betuigingen van dank en waardering. ‘Het moet ons even van het hart, dat wij heel blij waren met de manier waarop u Aantjes terzijde stond, als een vader, die zijn kind, dat in moeilijkheden verkeerde geen moment uit het oog verloor’ (brief Krimpen a/d IJssel). ‘Ik ben dankbaar en trots (dat mag toch), dat u liet zien hoe christenen met elkaar omgaan, wat ze doen en niet doen’ (brief Rockanje). ‘De foto in Trouw spreekt boekdelen. Ik zal deze bewaren’ (brief uit Heelsum). ‘Ondanks alle narigheid, die ik op de televisie zag, kwam er toch een gevoel van warmte in me’ (brief uit de gevangenis). Bijzonder trof mij een sympathieke brief van prof. J. Verkuyl, de man die met mijn benadering van Zuid-Afrika de grootste moeite heeft.
Aantjes heeft na het onderzoek door de Commissie van Drie (Enschedé-Boukema-Bauk) en de Bijzondere Commissie uit de Tweede Kamer onder voorzitterschap van Schelto Patijn nog enige tijd op het standpunt gestaan dat hij weer als kamerlid zou kunnen functioneren. Ik deelde die mening niet. Vond ook dat het op mijn weg leg daarvan publiek getuigenis af te leggen. Ik vatte het samen in de slagzin: ‘Het is nadelig voor de politiek, het is nadelig voor het cda, het is nadelig voor Aantjes.’
Toen Wim tenslotte van zijn kandidatuur afzag, heb ik hem het navolgende briefje geschreven:
Wim
Bedankt
Veel sterkte
Maarten
|
|