Op de kortste dag van het jaar, 21 december, hield ik bij de behandeling van de begroting van ok en w, de brief van de minister-president en die van de minister van ok en w mijn maidenspeech over het omroepbestek.
Onze oudste zoon Maarten Anrie Arnoldus (vernoemd naar vader en mijn twee tijdens de oorlog overleden broers), geboren 5 januari 1947, in 1964 leerling van de christelijke hbs in Gorinchem (van welke school ik meer dan dertig jaar voorzitter was) reed 's morgens mee naar Den Haag. De kerstvakantie was voor hem - voor ons nog niet - begonnen.
Je hebt in Nederland twee soorten politici. De categorie die het privé-leven volledig afschermt van het publieke politieke bedrijf, en de groepering die beide in elkander doet overvloeien. Ik behoor tot de tweede club. Kijkend en luisterend Nederland kon in voorkomend geval bij ons in de huiskamer mee aanschuiven. Wij rekenden ons met de ganse familiale club tot de vaderlandse inventaris.
Opgroeiende kinderen betalen in niet onbetekenende mate het gelag van vader-politici. Buitenstaanders hebben daar hoogstens een vaag begrip van. Mede om die reden heb ik geen gelegenheid voorbij doen gaan om ze te laten delen in de zonzijde van dat bedrijf.
Stamhouder Maarten zat op de gereserveerde tribune toen ik als zesde spreker mijn eersteling over het voetlicht bracht. Achter de regeringstafel de heren Marijnen, minister-president, Bot, minister van ok en w, van Aartsen, minister van Verkeer en Waterstaat, Grosheide en Van Laar, staatssecretarissen.
Ik leverde het betoog zonder één snippertje papier op het katheder. Dat maakte indruk in het parlement (parler = spreken), dat zich allengs tot een lirement (lire = lezen) devalueerde.
De aanwezigen luisterden met stijgende belangstelling. De perstribunes vulden zich. Onze oudste zat te glimmen van plezier. Samen met hem at ik bij Formosa. Omdat wij in verband met de studie van de kinderen zelf geen televisie hadden (ik heb dat tv-toestel onder andere buiten de deur weten te houden onder het motto ‘straks komt er kleuren-tv, dan nemen wij er één’; toen die op de markt kwamen was er geen houden meer aan: op 6 oktober 1967 begon in huize Schakel het televisie-tijdperk), togen Anna en ik 's avonds naar Ubel en Liesbeth Brandsma, ons doktersechtpaar in Noordeloos. Het nieuws bracht mij met uitgestrekte arm op de