gefeliciteerd te worden. Om vier uur woonden wij voor de eerste maal een vergadering van de ar-kamerfractie bij.
In de wandelgangen deed het mopje de ronde, dat je slechts de obers met hun dienstbladen behoefde te volgen om de fractiekamer die je zocht ook prompt te vinden. Dienstbladen met bier waren op weg naar de kvp, met sherry naar de vvd, met klare naar de arp.
Hoe zag die ‘jonge-klare-ploeg’ er in september 1964 uit?
Ze was twaalf mannen en één vrouw sterk. Fractiemedewerkers moesten nog uitgevonden worden, een van de leden voerde het secretariaat. Aan het hoofd van de tafel zat Jan Smallenbroek uit Assen, oud-belastingman, voorzitter van de Stichting 1940-1945, lid van Gedeputeerde Staten van Drenthe. Voorts - ik volg het alfabet - mr. Willem Aantjes, een zes jaar jongere streekgenoot, al vijf jaar lid van de Kamer, algemeen secretaris van de Nederlandse Christelijke Aannemers- en Bouwvakpatroonsbond. J.A. van Bennekom, onderwijsman, oud-directeur van de christelijke kweekschool in Middelburg, inspecteur Christelijk Nationaal Schoolonderwijs. Pieter Elfferich, een man uit de kring van de Christelijke Boerentuindersbond, wethouder van Delft, wisselend lid van de Eerste en Tweede Kamer. Mr. dr. N.G. Geelkerken, zoon van de befaamde ds. Geelkerken van ‘de sprekende slang’, advocaat en procureur te Leiden. G.A. Kieft uit Utrecht, ook al oud-belastingman, secretaris van de ncrv. Dr. J. Meulink uit Enschede, advocaat en procureur in die stad, later ook lid van Gedeputeerde Staten van Overijssel. Bouke Roolvink, machinebankwerker, oud-staatssecretaris van Sociale Zaken. Mej. mr. J.C. Rutgers uit Amsterdam, schoonzuster van Bruins Slot, sedert 1963 het eerste vrouwelijke ar-kamerlid. Prof. mr. Th.A. Versteeg, hoogleraar in het notariaat aan de Vrije Universiteit te Amsterdam. Tjebbe Walburg uit Sint Annaparochie, onze Fries, een self-made man die het als oorlogsvrijwilliger tot de rang van majoor der artillerie had gebracht. Tenslotte ‘jaargenoot’ Boersma. Tijdens de plechtigheid in de Ridderzaal hadden onze vrouwen, geheel toevallig overigens, knus naast elkaar in een zijnis gezeten. Zij zijn goede vriendinnen geworden. Jaap en ik stonden schouder aan schouder tijdens de beëdiging. Zo is het ook verder in het menselijke vlak gebleven. Schrijnend herinner ik mij het militaire vliegtuigongeluk dat zijn enige zoon
het leven kostte. Nog zie ik de gesloten lijkkist in het rouwcentrum in Zeist voor mij, zijn officierspet - jongensmaat nog - op het deksel liggend.