| |
| |
| |
Penang-Sungei Gerong, 13 mei 1958
m.v. Tankhaven two
Re: Regrets & omitted explanations.
Picture of famous sight in Old World City, as seen by certain Window Gazers.
Doings & Undoings of the Month Gone By.
Receipt of New World Writing, 11
Beste Heer Willem,
Ik heb je in een hele tijd niet geschreven, geloof ik, en als gewoonlijk voel ik het geweten knagen. Zo zie je dat je zelfs hier nog een achtergrond van de Christelijkheid blijft zien schemeren. De laatste keer dat ik je heb geschreven, was in Jesselton, althans op de weg daarheen, op 15 maart gepost, zegt mijn agenda. Dat is wel erg lang geleden; ik had niet in de gaten dat het nu alweer twee maanden later is. Om je op de hoogte te brengen van de onveranderde toestand: ik ben, hoewel nog steeds voorlopig, nog altijd kapitein van de Tankhaven II, die binnenkort onder Panamese vlag zou gaan varen. Een gerucht dat eerst heel dringend was, maar nog steeds niet werkelijkheid is geworden. Gelukkig, want ik voel zoiets niet als een vooruitgang. Houd er niet van tot de profiteurs en parasieten van de zee te gaan behoren. Maar ik heb verschillende Amerikaans sprekende individuen horen knauwen that they'll have to get rid of the Dutch flag. Dus dit is dan wel het definitieve einde van de onderneming van Jan Pietersz. Coen, op wie we zolang trots zijn geweest. En met recht. Amen.
Ik zal me hebben aan te passen bij een grondige verandering van de atmosfeer hier in het Oosten. Europa verdwijnt, ook de Engelsen die het nog het langst blijken uit te houden, en de Amerikanen en Russen, ook de Chinezen, nemen over. Java is al vergeven van de Russen, vertelde onze passagier van vorige reis
| |
| |
me. Hij kan het weten, want hij is een van die mensen die nogal eens op ‘inspectiereis’ gaan. Hij beweert dat je in elk stadje van Java Russen ontmoet, en als je vraagt (want ze doen amicaal en vriendelijk genoeg) wat ze daar dan eigenlijk doen, antwoorden ze dat ze gymnastiekleraar zijn. Allemaal. Zonder uitzondering. Verder spreken en schrijven ze perfect Indonesisch. De bezetting is goed voorbereid.
De zgn. koloniale training van de bevolking, een paar aangewende maniertjes die ze voorzichtigheidshalve nog lang hebben bewaard (want je kunt nooit weten) zal nu ook wel verdwijnen. Het zal Amerikaanser en Russischer toegaan hier, en ik ben benieuwd hoe dat op het leven terugslaat. Voor zover ik gelegenheid heb dat te bekijken, want ik ben natuurlijk meestal op zee, waar niets te beleven valt, behalve af en toe een aanvaring in Bangkok en andere plaatsen. Misschien wordt het een beetje als in Bangkok, maar de Siamezen hebben een heel eigen manier van leven, al profiteren ze graag van dollars en roebels, als ze die te pakken kunnen krijgen. Of als in de Filippijnen, hoewel die weer een Spaanse, Roomse en Amerikaanse achtergrond hebben cadeau gekregen. Of ze er goed mee zijn, weet ik niet, want de corruptie schijnt ook daar hoogtij te vieren. Maar het is er nog wel een vrolijke boel, als je geld hebt te verteren. In Bangkok is dat ook zo. Maar het arme Saigon is versomberd en verarmd, net als Djakarta. En als ik oude kapiteins geloven mag, was dat voor de oorlog de beste plaats in deze streken. Er was een beroemd bordeel, erg duur, maar ook erg goed. De meisjes daar hadden een echt contract en gingen om de zoveel jaar met verlof naar Frankrijk, net als echte ‘employees’. Wat is de wereld toch zuur geworden, vind je ook niet?
We zijn een paar keer naar Penang geweest, en verder op diezelfde reisjes ook naar Port Swettenham en Telok Anson. Ik heb mondelinge verschillen van mening gehad met de barkeeper van de Mariner's Club in Port Swettenham, omdat hij achter zijn bar een opgezet model van een zeilbootje had staan, het enige ding waard om naar te kijken in heel zijn eenzame, vuilgeel geschilderde bar. Ik ben opgestaan van mijn kruk en ben
| |
| |
naar dat bootje wezen kijken. Kwam weer terug en ging weer zitten, toen iemand tegen me zei: You're not supposed to come behind the bar, sir. Vandaar the argument. Perfectly snotty gentleman, die al kwaaier werd toen ik doorging hem als barkeep aan te spreken (want ik merkte dat ik daarmee onverwacht succes boekte) en tegen twaalven, toen het tijd werd om weer naar het schip te gaan, zei hij dat hij me zou rapporteren bij mijn maatschappij. Waarop ik zei dat hij dan vast Duitse ouders moest hebben gehad, of op zijn allerminst Javaanse. Waarop hij weer dat hij nu certainly zou reporten. Waarop ik weer dat ik nu maar wegging, being it midnight and an honourable moment to close the debates, maar dat ik volgende keer terug zou komen om een afschrift van zijn report te halen.
Ik heb natuurlijk niets gehoord, maar ik houd toch niet van zulke gebeurtenissen. Overigens heb ik me die avond wel bezig gehouden met deze gentleman, die helaas barkeeper was en het niet wilde weten.
In Penang heb je ook een Mariner's Club, maar die is groter en veel vrolijker uitgerust. Je kunt er niet alleen op een kruk zitten met een glas bier voor je neus, maar ook in een mooie stoel met schuimrubber onder de edele delen, en een krant om in te kijken. Er is een leestafel, er zijn schrijftafels en de barkeep is een echte barkeep, die zich niet met je bemoeit als je niet vraagt of hij je iets wil brengen. Dat is een Chinees. De ‘manager’ van de club is wel een Engelsman, maar die blijft als alle opzichters op de achtergrond, of voegt zich bij zijn Engelse kameraden-gentlemen. Hollanders hebben nl. vaak de eigendunk van niet eens gentlemen te willen wezen, or rather, anything but gentlemen. Waar een goede Britisher niet tegen kan.
Ik ben er nu twee keer geweest, een keer met Kok, een eerste stuurman die vanwege zijn slechter wordende ogen binnenkort niet meer varen kan, maar gelukkig een baantje in Buatan heeft gekregen als behandelaar van de schepen die daar crude oil komen laden. Van het nieuwe veld van Lirik; ik heb je daar zeker wel van verteld? Intussen moest hij wachten op zijn entrypermit van Indonesië, en daardoor kwam hij tijdelijk bij mij aan boord.
| |
| |
We zaten daar te praten, en hebben als waardig besluit ieder vijf dollar op tafel gelegd om een schildje te kopen met de vlag van onze maatschappij en de naam van ons schip erop. Dat is daar de gewoonte. De wanden van de nog nieuwe Mariner's Club gaan hoe langer hoe meer schuil achter rijen eenvormige schildjes (in de vorm van een wapenschild) met allerlei ‘houseflags’ en namen van schepen erop. De Tankhaven II, die binnenkort verdwijnt om plaats te maken voor een Panamanian nonentity, prijkt daar nu ook. En eergisteren ben ik gaan kijken of het schildje er werkelijk hangt. Ik zei het het al. Het hangt er, net als dat van veel Hollandse en Engelse vrachtschepen. Ook Noorse, Deense en Zweedse schepen doen aan deze grap mee, maar Amerikaanse zie je zelden, Japanse helemaal niet, terwijl de zeeën hier toch werkelijk vol grote en tegenwoordig ook mooie Japanse schepen zijn. De Japanners hebben blijkbaar tijdens de oorlog geleerd hoe je schepen moet bouwen. De zeldzame vooroorlogse schepen die je af en toe nog ziet, zijn allemaal rechttoe, rechtaan gebouwd, en er is geen kraak of smaak aan. Maar de nieuwe zijn net als de nieuwe Duitse schepen; mooiere zijn er niet.
Die Mariner's Clubs zijn een Engelse uitvinding en wij in Holland, of liever: van Holland, kennen dat niet. Wij hebben alleen ‘Zeemanstehuizen’, meestal een oude, wat opgeknapte zaal met een paar juffrouwen die daar thee zetten onder leiding van de dominee die eens per week een opgewekt kletspraatje komt verkopen, ambtshalve. Ik heb een hekel aan roomsigheid, maar ik moet bekennen dat de roomsen ook deze zaak veel beter aanpakken. Een echt Zeemanshuis van Hollandse aard is alleen maar om hard uit weg te lopen, als je er bij ongeluk in terecht komt. Terwijl de paters desnoods in staat en bereid zijn om samen de bierton te legen. Als je maar terugkomt. Het venijn zit meestal in de staart.
De Engelsen doen het weer anders, laten de godsdienst en de propaganda voor Labour en Conservatives buiten de deur, indien de klanten daarover tenminste niet zelf een debat beginnen. Ze maken er een gewone bar en eetgelegenheid van, waar je ook kunt lezen en schrijven en praten, en waar je met rust wordt ge- | |
| |
laten als je je rekening betaalt en je rustig gedraagt. Maar behalve zeelieden en mensen die met de zee te maken hebben (loodsen, shipping agents enz.) komt niemand binnen. Er is dus altijd ruimte genoeg, je zit onder je eigen soort (‘officieren’ en ‘crew’ zijn zorgvuldig gescheiden) en je hebt niet het gevoel te moeten bedanken voor de liefdadigheid. But, you understand, really, old chap, I can't refuse these foreigners very well, the situation being what it is, but of course the place is really meant for us. Je heb onmiddellijk zin om met onzin te antwoorden als je zoiets hoort. Zoiets van: why do us chaps in overalls, never get no bitterballs? Dat versje van John O'Mill, de Engelse leraar? Dit zijn de onhebbelijkheden van Engelse gentlemen en ‘managers’ die in werkelijkheid alleen barkeeps zijn. Of oilers van een pompstation, of klerk in een kantoor, hoewel de laatsten meestal vervangen zijn door mannen met een donkere huid.
Zo'n ‘club’ wordt gebouwd met geld van de verschillende scheepvaartmaatschappijen die met die bepaalde haven te maken hebben. En Penang is een belangrijke haven voor Malaya. Bovendien hebben we pas een periode van hoogconjunctuur achter de rug, en er was een heleboel geld in circulatie. Dus een nieuwe club voor Penang. Ik vind het wel prettig. Er is daar zelfs gelegenheid om een kamer te huren als je toevallig moet overnachten, en alles is airconditioned, dus lekker koel. Maar ze vragen flinke prijzen, wat ook wel kan, want we verdienen goed, nog altijd. De zaak is opgezet door zakenmensen, en die hebben de reële opvatting dat iets niet kan voortbestaan als het zichzelf niet kan bedruipen.
Ik heb je vorige keer verteld...
| |
Sungei Gerong-Belawan
26 mei 1958
m.s. Tankhaven TWO
Er is hier een lange hik van dertien dagen, en ik weet nog wel wat ik je vorige keer verteld heb, maar niet meer wat er gebeurde toen ik daarover wilde uitweiden. Vermoedelijk werd ik
| |
| |
weggeroepen, of liep ik zelf naar buiten om eens te kijken, of ik kreeg slaap en ruimde de boel op, of misschien ook had ik langzamerhand teveel bier naar binnen. En dat is iets waarvan ik erg veel slaap krijg, hoewel ik vaak heb opgemerkt dat ik daarop maar kort slaap. Na ongeveer vijf uur ben ik dan alweer wakker. We hebben geen reisjes gemaakt waarover iets te vertellen valt, behalve dan tussen 30 april en 8 mei naar Padang, dat toen al was ‘ingenomen’ door de Javanen. We moesten olie brengen voor het leger en dat hebben we gedaan, hoewel aan boord enige oppositie was tegen het varen naar ‘oorlogsgebied’. Ze hadden wel gelijk, die jongens, maar aan de andere kant is oorlog tussen Indonesiërs onderling toch eigenlijk geen echte oorlog. Overigens bevonden wij het in Padang niet pluis. We moesten aan boord blijven, zoals tegenwoordig in de meeste Indonesische havens. Het schip wordt hoe langer hoe meer een gevangenis, met het verlof in Holland als reglementair luchten. Je wordt er mensenschuw van.
Er is een Zwitser, Schneeberger, met ons meegevaren, om voor de lading te zorgen. Dat was een aardige vent, en een hele afwisseling aan boord. De Sales Company (dat is de afdeling die de olie verkoopt aan de pomp, aan het publiek dus) had bedongen dat onze lading van tevoren betaald zou worden in Djakarta, volgens ‘loading figures’, en niet zoals gewoonlijk, volgens het aantal liters of tonnen of barrels of gallons of weet-ik-wat dat in Padang werkelijk zou worden afgeleverd. Er is altijd een klein verschil tussen die twee cijfers. Maar de Indonesiërs hebben betaald, en ze hebben ook niet gemopperd toen wij erheen gingen, zijnde een schip met Hollandse bemanning. Wij zijn zo'n beetje de laatsten van de Mohikanen.
Schneeberger was de enige die de wal op mocht. Hij is zelfs in Padang geweest, om zoveel mogelijk paperassen, reçu's en andere waardevolle zaken op te halen, en natuurlijk ook om eens te kijken hoe het eigenlijk ging. Hij was er in de vroege morgen van de 5e mei, en vertelde dat hij vijf lijken op straat had zien liggen. Die waren nog niet weggeruimd. Kolonel Hussein doet dus niet helemaal niets, al heeft hij niet erg goed gevochten.
| |
| |
's Nachts kwamen de guerrilla's naar Padang, uit de bergen, werd Schneeberger verteld, en dan werd in de straten van Padang nog ferm geschoten. Nu, wat ervan waar is, weet ik niet, maar de stemming onder de Indonesiërs die ik op de steiger ontmoette, in Emmahaven dat nu Teluk Bajur heet, was moedeloos en onverschillig (als ze Sumatranen waren) of nerveus en onzeker (indien Javanen). Schneeberger schreef in zijn rapport aan Berlin, de Stanvac-baas van Indonesië, dat the population of Padang gave the impression of complete indifference. Niemand doet een slag werk. Bankpapier is erg schaars en lonen kunnen niet worden uitbetaald, want Hussein en zijn vrinden hebben al het bankpapier meegenomen op hun vlucht uit Padang. Hij liet me zijn rapport lezen, wat een bijzondere gunst is, als je begrijpen wilt dat ‘zeelui’ bij de Amerikanen (en al is Schneeberger een Zwitser, hij is professionally toch een beetje opgevoed door ‘Us Yanks’) zo ongeveer staan aangeschreven als grondwerkers bij ons in Holland. Geen beroerde kerels, niet altijd tenminste, maar eigenlijk tellen die kerels niet mee. Maar ik had mijn eigen verhaal aan hem laten lezen (ik geloof dat ik nog steeds veel nut heb van mijn training op de Stichting. Tenslotte heb ik daar duizend ‘rapporten’ gemaakt, zodat ik op het ogenblik echt niet opzie tegen nog een verhaaltje of twee. Het wordt hier zelfs een soort van aangename verstrooiing, gemengd met sweet memories) en dat vond hij een goed verhaal. Zodoende konden wij het best met elkaar vinden, en ik hoop dat hij zijn eigenwijze en onjuiste mening over ‘zeelui’ voor de rest van zijn leven heeft herzien.
Na Padang niets bijzonders meer, tenminste wat de reisjes betreft. Malaya en Belawan en zo. Geen Bangkok of Saigon of Jesselton, of iets anders dat aardig is.
Wel hebben we een kleine ontploffing gehad in de fan van de pompkamer, en dat was gevaarlijk. We hebben geboft, want het is bij een brandje in de motor van de fan gebleven. Goddank niet doorgeslagen naar de pompkamer zelf, want dan zat ik hier denkelijk niet rustig achter mijn schrijfmachine. Die plof heeft intussen weer veel opschudding teweeg gebracht op het Marine
| |
| |
Department en aan boord. Weer een rapport, ditmaal een lang and to the point one.
En verder kreeg in Port Swettenham de vijfde machinist ineens pijn in zijn buik. We lagen op steigerruimte te wachten, voor anker, op zondagavond, en moesten die jongen met de motorsloep naar de wal brengen. Onmiddellijk doorgestuurd per ambulance naar het hospitaal in Kuala Lumpur, waar hij geopereerd werd voor appendicitis. Ik heb alweer een zwetend voorhoofd opgelucht afgeveegd. Dat is nu al de tweede keer dat ik hier zo'n acute appendicitis meemaak. Zoiets komt op binnen twee uur; je begrijpt het niet. Zo gezond, zo bijna dood.
Het voor mij wel prettige gevolg hiervan was, dat ik de volgende middag, toen we gemeerd waren in Port Swettenham, per taxi naar K.L. ben geweest, om hem zijn spullen en papieren te brengen, en natuurlijk vooral om te kijken hoe het ging. K.L. heeft de reputatie van een uitzonderlijk mooie stad te zijn, hoofdstad immers van de Federation of Malay States. Nu moet je met zulke reputaties critisch omspringen, want men is hier in de buurt nog altijd niet veel gewend op het stuk van stedenbouw. Een stenen huis op het ‘platteland’ is immers al iets bijzonders. Dat heet dan al gauw in de hele omgeving ‘Rumah Batu’, zoals in de Middeleeuwen waarschijnlijk een stenen gebouwtje al gauw ‘het kasteel’ werd genoemd. Dus ik ging met gemengde verwachtingen naar Kuala Lumpur. Het valt werkelijk erg mee, vooral omdat Government House, het grote postkantoor, het station van de Spoorwegen en meer zulke showpieces (ook de moskee moet ik meetellen) in een heel gekke stijl gebouwd zijn. Vol heel dunne torentjes met onderweg naar boven telkens een helgekleurde verdikking, als een omgekeerde peer of waterdruppel. Verder spitse bogen, doet je denken aan Moorse bouwmanieren, zoals ik die gezien heb op plaatjes. De steensoort is heel lichtbruin, zo licht dat het bijna wit lijkt. En dan al die bogen en pilaren, je verwacht zoiets niet en het eerste halfuur kijk je je ogen uit. Verder vond ik het een gezellig-aandoende stad, er zat iets Europees en intiems in dat riviertje dat door de stad slingert, met gazons en grote bomen erlangs. (Klang-river). Doet
| |
| |
een beetje denken aan de Utrechtse singels. Bruggetjes erover, huizen er omheen. Wel een gezellig stadje. Veel kleiner natuurlijk, als stad tenminste, dan Utrecht. Het grootste deel van de inheemse bevolking woont er nog omheen, in hun uitgestrekte kampongs, die niet opvallen, omdat ze zo helemaal samensmelten met de ‘natuur’, het oerwoud. Het oerwoud in K.L. is nog zo dichtbij, dat soms nog tijgers op visite komen. Een paar maanden geleden heb ik in de Singapore-krant gelezen dat een tijger was geschoten in het stadspark van K.L. Waarom zo'n mooi beest nu geschoten moet worden, is iets dat ik niet begrijpen wil, maar enfin, het is dus nog mogelijk en dat is een goed ding. Ik hoop dat de tijgers nog eens gezamenlijk wraak komen nemen op de dappere schutter, en hem met zijn hele familie als diner gebruiken. A la guerre comme à la guerre.
Verder is een kilometer of tien van K.L. af, een nieuwe en bijzonder lelijke stad in de maak. Er wonen al zo'n tienduizend Engelsen zou ik zeggen. Ze hebben het oerwoud weggebulldozerd, met tijgers en varkens en al, en daar staan nu netjes in de rij honderden heel erg lelijke prefabricated huisjes, of wat daarvoor door moet gaan. Afschuwelijk, als je naar die bazarrommel kijkt tegen de achtergrond van de bergen en de bossen. De gekke torentjes van K.L. doen het beter. De mensenplaag is langzamerhand geen plaag meer, maar een catastrophe.
| |
Singapore, 27-6-58
Ik krijg hier vannacht, waar we even komen om eten te halen, je brief van 17 juni, en ook drie pakketten boeken van Kemink. Heb die nog niet open gemaakt. Ik vind het toch zo fijn dat je Nettie af en toe opzoekt.
Mijn moeder is bezig dood te gaan. Waarschijnlijk kanker. Ongeneeslijk, zegt de dokter. Kan maanden duren, met ups en downs. Heb haar 200 gulden gestuurd. Ze moet hulp hebben. Zal Christientje daaromtrent telegraferen. Ik hoop op tijd met verlof te komen. Dat zal waarschijnlijk november zijn. Ik zal haar missen. Meer dan wie ook, denk ik soms. Maar je moet niet
| |
| |
vergelijken. Bedankt voor je f. 100.-; zal terug betalen, schrijf me je gironummer. En wees zelf niet zo somber! Dag Wim, blijf maar lang gezond, voor jezelf en je vrienden.
Frans.
|
|