| |
Bangkok, ongeveer 10 maart 1957
m.v. Stanvac Pendopo
Beste Hilbers,
Hartelijk bedankt voor je beide brieven, en voor het gratis advies omtrent Eefje in je laatste. Ja, Nettie schreef me maar steeds van hoe of wat, en wat die meester De Jager zei, en dat ze dacht dat hij misschien de verantwoordelijkheid voor zijn eigen oordeel niet durfde nemen en daarom zo verschrikkelijk voorzichtig was. Ik had al eens gezegd, stuur Eef dan naar de Stichting, dan weet je wat, en al is het geen Gospel wat ze daar zeggen, ik heb toch een groot vertrouwen in jullie overgehouden. Alleen is het zo ongerijmd dat er zoveel troubles zijn in de particuliere zaken, zoals Rie H. en N., W. en Slotemaker. En met jezelf, al is dat een heel ander geval in mijn ogen, meer zoiets als pure pech met een overigens aantrekkelijk lid van het vrouwendom. (Nettie schreef me laatst dat ze een kaart met Nieuwjaar had ontvangen, verzonden door: Charles & Eunice. Behalve zijn nieuwe voornaam heeft hij blijkbaar ook een nieuwe Dulcinea gevonden. Ik zal hem nog eens schrijven, als ik weer een beetje bij ben met de brieven aan jullie.)
Ik zal Röhrman, de handelaar in Singapore, eens flink op zijn tabernakel geven over die sigaretten. Ik heb ze maanden en maanden geleden aan hem betaald; en hij heeft me zelfs een keer gezegd, dat het eerste pakketje van 4 tinnetjes Churchman I al per boot onderweg was. Je zou ze alle 12 allang ontvangen moeten hebben. Het beroerde is dat ik in zulke dingen afhankelijk ben van anderen. Ik kan ze in Singapore zelf wel kopen, in de
| |
| |
winkel, maar dan betaal ik bijna het dubbele van de prijs bij Röhrman (ship's stores, duty not paid, staat er dan op). Bovendien kom ik tegenwoordig zo weinig in Singapore; they drive me and the shipslike a team of vul-maar-in. Dus ik heb het hem gevraagd, en hij bood zelfs aan ze in te pakken en te versturen. Ik betaalde toen en wachtte op je bericht van ontvangst. Heb hem nog eens gevraagd, toen hij aan boord kwam met drank en sigaretten, en kreeg toen bevestigend antwoord. Het is een beste kerel, die Röhrman, een beetje een zije, paar keer failliet geweest, maar door de boomtime weer in goede doen, zoals alle handelaars. Het is een man die je sympathiek moet vinden, en ook wel vindt, maar bij wie het nooit helemáál klopt. Maar in ieder geval krijg je die sigaretten, al zou je er nog twee contracten op moeten wachten. Die lummel.
Ja, die aanvaring. Je zegt dat niemand zich van alle botsingen in het eivolle Holland meer iets aantrekt, ‘tenzij je het toevallig zelf bent die gekraakt wordt’. Je moet weten dat het schip in een positie kwam, met een vaart van ongeveer 10 mijl (een mijl, een ‘knoop’ zeggen zein de romans, is 1852 meter, een minuut van de meridiaan) per uur, zwakke stroom achter, vol beladen, dus een totaal gewicht van ongeveer 7000 tonnen (een ton van 1016 kg), en dat hele zaakje ging recht op de Schotse benmhor af, die rustig langs de kade lag te laden. Dat het schip in een positie kwam waarin een aanvaring niet meer was te vermijden, voel ik als mijn schuld. Ik was (en ben nog steeds) de kapitein, en als zodanig is het mijn voornaamste taak om ervoor te zorgen dat zoiets fataals niet voorkomt, ook al staat een loods op de brug, wat het geval was, goddank voor mij. Niet dat de loods verantwoordelijk kan worden gesteld voor zijn evt. fouten, maar het is in de ogen van de Ned. Scheepvaart Inspectie, mijn hoogste baas, toch wel een ‘verzachtende omstandigheid’, zoals de psychiaters ook altijd bij moordenaars ontdekken. Omdat zijn vader hem op zijn derde jaar een zakmes cadeau heeft gegeven, bijv. (‘hem’ is dan die moordenaar).
Ik heb dus de eerste week, althans de dagen na vertrek uit Bangkok (wij hebben een gedeukte boeg, maar verder geen schade en
| |
| |
kunnen gewoon doorvaren en op de normale tijd het droogdok ingaan, a.s. april), weinig meer gedaan dan brieven en rapporten schrijven, zgn. ‘verhoren’ afnemen aan mensen die iets hadden gezien en dat moesten verklaren, of niets hadden gezien en dat dan maar verklaarden. Tureluurs van al die verklaringen, maar het ergste was dat ik niet slapen kon en ook niet eten wou, vanwege de emoties. Dat heeft drie weken geduurd, en ik ben er twintig kilo lichter van geworden. Nu kan ik wel wat missen, dat is waar.
In Djakarta, bij de Scheepvaart Inspectie, is het meeste van me afgevallen. De si kan me nl. het bestaan bij de Koopvaardij op een al heel eenvoudige manier onmogelijk maken door mijn diploma voorgoed of voor een bepaalde tijd ongeldig te verklaren. Dat betekent dan dat je gebrandmerkt bent als een sukkel, en je komt na je strafperiode nergens meer aan de slag. Die kapitein Hemmes bijv. van de Oranje indertijd, in 1953, heeft een week schorsing opgelopen, en dat bleek genoeg voor de Mij. Nederland om hem maar gauw met vervroegd (en natuurlijk sterk verlaagd) pensioen te sturen. Je kunt wel denken: ik wou dat zoiets mij overkwam, maar 1e ik heb geen pensioen te wachten, en 2e waar vind ik weer zo gauw een bestaantje. De schade beloopt ongeveer 100 à 150.000 Amerikaanse dollars; de voornaamste schadepost is eigenlijk de vertraging van het grote Schotse vrachtschip die berekend wordt op ongeveer 10.000 dollar per dag. Enfin, laat ik maar ophouden over deze ellende. Met de Amerikanen, degenen die de schade moeten betalen, al is die dan gedekt door verzekering bij weer een dochtermaatschappijtje van de Standard-Oil (als er een cent te verdienen valt, en een directeursbaanrje valt te vergeven, richten ze gauw een lekker maatschappijtje op), is de zaak nog niet helemaal uit. We zullen zien, en ik zal je berichten. Maar ik denk wel dat het goed afloopt. Het is anders een benauwde tijd.
Gelukkig had ik weer wat boeken, en van wie anders dan van jou. Ontvangen, kort na elkaar:
Curiosities from Parliament |
La Grande Mademoiselle |
| |
| |
Lettres à ma Mère (Léautaud) |
De Adem van Mars (Vroman) |
Ik krijg een hele bibliotheek hier, en de mensen komen al bij me om boeken te lenen; de vrouw van de hoofdonderwijzer in Sungei Gerong heeft een hele stapel van jouw boeken. Vrouwen zijn hier de mensen die wel eens lezen; de mannen doen weinig meer dan drinken, klessen en bridgen. En werken, dat ook, ja. Zelfs erg veel.
De Curiosities kreeg ik het eerst en heb ik het eerst gelezen. Zulke boeken zijn als zout in de pap en geven misschien nog een beter idee van hoe het zat in die tijd, dan een vreselijk uitgebreide ‘historische roman’ of zo. Ik heb ervan genoten en prijs het bij iedereen aan.
De Adem van Mars heb ik verorberd voor ik insliep, op een avond. Dat duurt niet langer dan een uurtje, het boekje, meen ik. Ik mag Vroman-op-papier graag, omdat hij Jood is en zo gedesinteresseerd (wat een woord) en altijd zo'n beetje apart van de wereld lijkt te staan. Hij is bioloog van zijn vak, en naar het schijnt wel een knappe. Hij heeft een versje geschreven over zijn benen, die hij bewondert en dankbaar is omdat ze hem zonder klagen zover willen brengen. Hij kan naar zijn hand kijken, en verwonderd zijn dat die hand zoveel voor hem doet, alsof het een zelfstandig en apart creatuur met een eigen ziel was. Het aantrekkelijkst vind ik zijn vrijheid van worries en zorgjes, waar ik altijd last van heb. Hij trekt zich daar niets van aan, en dat is een grote persoonlijke moed, vind ik. Op het ogenblik schijnt hij Amerikaan te zijn. Als ik in Singapore ben, tijdens de dokking van april, ga ik eens informeren bij de Am. Consul daar; door de aanvaring en de daarop volgende (nog lang niet verdwenen) zelfverwijten en gevoelens van onbekwaamheid en tekortschieten etc. heb ik niet de moed gehad me daar te presenteren als een fullfledged zeeman die in Amerika ‘natuurlijk’ emplooi zou kunnen vinden. Je moet zo vaak comedie spelen, en ik heb er zo vaak helemaal geen lust in, omdat het me niet interesseert, omdat ik eigenlijk van gevoelen ben dat noch zeeman, noch enige ‘functie’ in het bedrijfsleven iets met mijn bestemming te maken
| |
| |
heeft, gevolgd door gedachten die mij dan weer ‘redden’ voor mijn baantje. Gedachten als: wat denk je eigenlijk, dat jij buiten het bedrijfsleven of het beroepsleven zou kunnen, maatschappelijk gesproken. Als jij je baantje niet doet, word je uitgestoten en sta je met heel je famielje op straat. Waarop ik dan weer antwoord: en wat dan nog. Ik heb een hekel aan alles wat met fabricage te maken heeft, met organisatie en administratie en ook met geldverdienen. Ik wil alleen maar een huis, dat verscholen ligt achter een heleboel bomen, met Net en de kinders erin. Wie me wil komen opzoeken, komt maar, en verder hoop ik dat ik nooit op stap hoef. Nu, dat is dan mijn gebrek aan moed, nietwaar. Om dezelfde reden zit ik dikwijls te verlangen naar een jachtje, waarmee ik desnoods op mijn eentje de wereld rond zou willen, rustig varend en precies doende waarin ik lust heb, voor zover zee en wind me dat willen toestaan. Maar ook dat kost geld, misschien zelfs veel geld, want na een periode op zee (wij maken reizen die voor mij veel te kort zijn; ik heb te weinig tijd om me te herstellen van de stinkende wal) ben je niet altijd zo ouwemannig geresigneerd als ik me op het ogenblik voel. Ik voel me eigenlijk min of meer overgeleverd, aan mijn ‘rechters’. En wie zijn die rechters, maar enfin, dat doet er niet toe; dan moet ik maar zorgen dat ik me geen rechters op de hals haal.
La Grande Mademoiselle ziet er wel heel duur uit! Wat moet ik toch tegen je zeggen om je te bedanken voor al die dure boeken. Ik bewaar ze zuinig, en druk de mensen die ze lezen ook sterk op het hart om ze vooral goed te behandelen, met een stuk papier erom en zo. In ieder geval zal ik voor die sigaretten zorgen (ik dacht dat je ze al had opgerookt!) en verder hoop ik dat je me nog eens wat vraagt; dan kan ik ervoor trachten te zorgen. Ik wil ook graag betalen voor je boeken, maar dat heb ik ook geschreven aan mevr. Du Perron die me dat vijfde deeltje stuurde door toedoen van Fred Batten, maar ze heeft me geen draad antwoord gegeven; misschien is ze wel beledigd.
Het is een pracht van een mens, die Mademoiselle. Wat een vrouw. Zo zie je maar, dat moderniteit helemaal niet nodig is als er een gegeven karakter bestaat en leeft. Ik heb er in februari vaak
| |
| |
naar gegrepen, en misschien heb ik het wel drie keer doorgelezen in die tijd, zonder dat het goed in mijn geheugen bleef hangen, want intussen was ik in mijn bed maar aan het manoeuvreren met de boot en aan het antwoorden op vragen van advocaten enz. Heb je de verslagen gelezen van de rechtszaak over de Andrea Doria en de Stockholm? De kapitein van de Stockholm, een oudere man met meer dan 35 jaar praktijk op de Noord-Atlantic (429 crossings, staat er in het verslag, crossings als kapitein dan) is door zo'n advocaat, Mr. U.(nderwood) vijf uur lang ondervraagd, en het zou nog langer geduurd hebben als die man niet op de grond was gevallen en met een beroerte naar het ziekenhuis was gebracht. Ik wou dat Mr. U. een beroerte had gekregen, maar die krijgt zoiets hoogstens van verveling, van ijdelheid of van teveel roken. In ieder geval wens ik hem een voorspoedige beroerte toe. rip. Trouwens, alle advocaten.
Ik moet zeggen, dat ik veel hulp en zelfs vriendschap heb ondervonden, in mijn geval. Pothof zei: het had mij ook kunnen overkomen, en je kunt op mijn steun rekenen. Pothof is nu op het Marine Department, en heeft zich als de handige, zeer intelligente jongen die hij is, de functie van ‘port captain’ gecreëerd. Pothof mag mij wel, zoals ik hem ook wel mag, en hij vindt mij een opgewonden standje, en ondanks mijn zo langzamerhand 36 jaren, eigenlijk nog een jongen van 18. Jij wordt nooit wijzer, zegt hij dan; laat ze klessen en lach maar wat. Ik word altijd driftig en begin een ‘argument’ voor ik het zelf weet. Kom je de zaak weer op stelten zetten? vroeg Drijver dan, als ik op het Marine Department verscheen. Drijver was een geboren oliediplomaat, niet erg geliefd, maar ik kon nooit een hekel aan hem hebben. Hij trachtte ons een dubbeltje af te zetten, maar zelf verdiende hij meer dan 3000 guldens per maand. En als hij een beetje meer belasting moest betalen, zette hij de zaak op stelten, tot aan New York toe, en dan kreeg hij gedaan dat de ‘maatschappij’ het verschil bijpaste, op de een of andere manier.
Door een verhoging van zijn duurtetoeslag bijv., hcl genaamd, een toverwoord dat ‘leven voor niets’ betekent, vanwege de high cost of living. Die costs zijn werkelijk zeer high, en als je
| |
| |
dus gedaan kan krijgen dat een ander die voor je betaalt, zo iemand als Rockefeller bij voorkeur, moet je die kans niet laten glippen. Drijver was diep overtuigd van deze waarheid, maar als ik ‘iets gedaan probeerde te krijgen’, toen Net hier woonde en de casts of living ineens skyhigh werden, liep Drijver rood aan, want dat zou het uitgeven van centen betekenen, die niet op zijn rekening terecht kwamen, en zelfs niet in de beurs van zijn huisvrouw. Ik werd dan ook kwaad, en soms moest ik hem uitlachen, waardoor hij nog roder en bozer werd. Want de zeeman is in het koloniale Indië altijd een soort arrebeier geweest, wie de toegang tot sozen en ‘exclusieve’ clubs graag werd ontzegd. (Nu de Hollanders hier zo achteruit gaan in aantal, wordt hij niet alleen graag toegelaten in de grote, leegstaande gebouwen, die nog van vroeger over zijn, maar zelfs uitgenodigd, om mee te doen als figurant.) Drijver had dan ook bepaald geen achting voor ons, vond ons lastige en altijd veel te dure huurlingen.
Maar als ik min of meer in moeilijkheden zat, hielp hij mij, en dat deed hij voor de meesten van ons. Half minachtend en halfwaarderend noemden wij hem ‘Pa Drijver’ en als je ruzie kreeg met een satelliet van hem op het Marine Department, zeiden we: nou, dan moet de baas, (of ‘Pa’) het maar uitmaken. En dat deed Pa dan.
Drijver is met pensioen gegaan, een pensioen van meer dan duizend gulden per maand, en toen hij wegging, via Australië en Japan en Amerika, om eens wat van de wereld te zien (per svoc-tankers natuurlijk, want waarom zou hij dure passage betalen) was het hele voorruim van de tanker nodig om zijn bullen in op te bergen. Ik moet zeggen, tot mijn spijt, dat de mensen van de svtm hem niet goed behandeld hebben. Er werd gecollecteerd voor een afscheidscadeau, en omdat wij aan boord betaald worden in Singaporedollars, vroegen ze ons flink wat te geven voor het scheepsmodel dat men voor hem wilde laten maken. Het is eigenlijk wel een mooi verhaal. Omstreeks dezelfde tijd stierf de oude Van 't Hoff, een kapitein die eigenlijk geen kapitein was, maar door de conjunctuur omhoog was gevallen. (Ik ben nu in een stemming om te zeggen: net als ik.) Drijver had
| |
| |
hem steeds uitgescholden en de hand boven het hoofd gehouden. Hoff was een figurant aan boord, maar enfin, hij verdiende een centje voor zijn oude dag. Hij kreeg een bloedziekte, of een beenmergziekte, en hij ging ineens dood. Zijn collega-kapiteins vroegen Drijver hoe hij zou worden begraven (want dat is contractueel de plicht van de reder in zulke gevallen), en Drijver zei, in substantie: nou, we zullen hem onder de grond stoppen, en een paaltje op het graf zetten met een kaartje eraan. Waarna felle verontwaardiging bij de collega's. Telegrammen naar alle schepen om te collecteren voor een grafsteen. Er werd tegelijkertijd gecollecteerd voor het afscheid van Drijver. Met het gevolg dat alle collectebussen van Drijver werden leeggeschud in die van Hoff's grafsteen. Hoff heeft een stuk marmer gekregen alsof hij de Maharadja van Mysore was geweest. En Drijver kreeg niets niemendal. Eén kapitein, een van de oudste, Steygerwalt, lag met zijn schip in Sungei Gerong, en had zijn Drijverbus al naar het Marine Department gebracht. Langs de kant liggend en bevrijd van worries, werd hij, natuurlijk, loeiend dronken, zoals zijn gewoonte is. In die staat hoorde hij van Drijver's plannen met het lijk van Hoff. En ook van het verzoek van Henning, om een steen bij elkaar te kopen en de begrafenis een beetje netjes, o.a. per uniform en zo, te laten verlopen. Steygerwalt is op zijn fiets gesprongen en naar het Marine Department gezwaaid, alwaar hij zijn bus nog ongeopend terugvond en onmiddellijk heeft ingepikt. Hij kreeg nog last met de Indonesische douane, want er zat vreemd geld in en dat mag niet aan wal gebracht worden, maar als Steygerwalt dronken is, is iedereen bang van hem omdat hij dan voor niemand bang is. Zodoende kwam hij goed en wel weer aan boord. Met de bus.
Heb ik je dit verhaal al eens verteld? Ik geniet er nog van, en ik geniet van al zulke verhalen. Er zijn er nog wel meer, als ik me ga bedenken. Er lopen hier karakters rond, dat kan ik je verzekeren. Ik heb alweer een vel vol getikt, en nog steeds heb ik je niets van de aanvaring verteld. Ik kan dat niet. Net als Pothof zei: ze kunnen nergens de vinger op leggen, Frans, maar hoe is het nu eigenlijk gebeurd? Pothof zat tegenover mij als ‘de maatschap- | |
| |
pij’ en ik heb gezegd: als je het precies wilt weten: ik weet het niet.
Dat was al heel veel, en benadert de waarheid heel dicht. Ik heb wel vermoedens, maar wat ik vermoed kan Pothof ook vermoeden, en uiteindelijk wil ik het touw waaraan ik opgehangen zou kunnen worden, niet zelf kopen. De vraag is trouwens, of zulk een touw bestaat, want als ik nuchter naga wat ik er zelf van gezien heb, plus wat ik kan vermoeden, is het wel zulk een toeval, dat ik... nu, dat ik er toch verantwoordelijk voor ben. Als er geen loods aan boord was geweest, zou het niet zijn gebeurd. Je moet hierover niet praten, want de grapevine omvat de hele wereld, en het kan mij mijn bestaan kosten. 150.000 dollar vinden ook Amerikanen veel geld. Laat mij hierover ophouden; het is een les voor de rest van mijn leven, wil ik hopen, als ik het overleef. En ik kan naar waarheid zeggen dat ik niet aan mijn eigen leven heb gedacht toen ik zag wat ging, of zou kunnen gaan gebeuren. Maar we hebben het niet gehaald, het scheelde 20 meter. Ik heb niet veel gegeten in februari, maar wel wat gedronken. Mijn bierrekening bij de steward beliep str$ 120,-, en ik moet zeggen dat ik vandaag, op 11 maart, mijn vijfde kist bier alweer leeg heb. Een kist bevat 20 flesjes. Een karton is het eigenlijk. Het gaat verschrikkelijk hard, dat bier. 's Middags drink ik misschien 4 of 5 flesjes, voor het eten, maar als het half een is, heb ik geen zin meer om te gaan eten, dus dan eet ik niet, maar ga slapen, als we tenminste op open water zitten. Gelukkig hebben we een vertrouwde tweede stuurman, en nu we voor een of meer reisjes incompleet varen (d.w.z. zonder derde stuurman, wegens personeelsgebrek) staat die tweede stuurman tot 6 uur 's avonds op de brug. Dan komt de eerste stuurman, een man van 61 jaar, bij wie ik me niet helemaal zo rustig voel als bij de tweede. Hij blijft tot 12 uur 's nachts. Dan komt Henkie weer tot 0400 uur, en daarna ikzelf tot 0800. Vervolgens Dies bergen tot 1200, enz. enz. Zodoende heb ik weinig gelegenheid tot doordrinken, nu we incompleet varen, bedoel
ik. Toen er nog een derde stuurman was, gingen we wel eens 's avonds aan de gang, van achten tot ongeveer elf uur. Dan werd het een halve kist per dag, soms meer door
| |
| |
het weggeven. Ik deed het alleen als ik gezelschap had, en om aan de praat te blijven. Het is niet zo'n prettig leven als het ook mij soms lijkt. Maar waarmee ik moet ophouden, is het roken. Ik rook tot mijn mond in brand staat en dan houd ik nog niet op. Ik vind bier lekker, vooral ook door dat roken, en vooral omdat ik dan slapen kan en niet aldoor lig te piekeren. Langzamerhand wordt het wel minder, dat gepieker, en die onzinnige wenserij van dat het niet gebeurd was, dat het niet had behoeven te gebeuren. Ik vraag me af waarom ik toch telkens vraag: laat het toch niet gebeurd zijn, terwijl het zo evident gebeurd is, zelfs zo dat niemand ‘ergens de vinger op kan leggen’. Dat is voor de verzekering goed, dus in zekere zin stellen ze dat tenminste op prijs, maar ik schaam me er ook voor.
Enfin, de klap op de vuurpijl (als ik schrijf, zegt W.F. Hermans, zet ik 100.000 gemeenplaatsen achter elkaar) was toch wel echt Léautaud, hoor. Ik begrijp niet dat je wel eens bezwaren tegen hem hebt gehad, of tegen Du Perron. Het mag niet allemaal even geniaal of ter zake zijn, maar je moet toch ook het gevoel hebben dat je met iemand in dezelfde kamer zit te praten? Dat je gezelschap hebt? Er is in ieder geval geen show in, en als dat zo zou zijn, is de show onschuldig en vergeeflijk. Zoals in dat toneelstuk. Maar dat kende ik nog niet, en ik heb het goed gelezen. Er is intussen het derde deel van het Journal van Léautaud verschenen, en als ik thuis kom misschien al wel het vierde deel. Ik ga dat allemaal kopen en misschien nog laten binden ook. Niet dat ik er elke letter in lees, maar het slingert wel een hele tijd op mijn tafel, en ik geloof dat ik ‘zowat’ alles lees. Toen ik dat deeltje brieven aan zijn moeder had gelezen, heb ik mijn twee delen Journal op zijn moeder nagezocht, en het een of ander gevonden, een beetje vertaald voor het publiek, maar toch nog wel waar. Ik wil graag alles weten van Léautaud, en daarom vind ik ook alles de moeite waard en ‘mooi’. Wat de werkelijke waarde van dat deeltje brieven is, kan me geen zier schelen, ik weet alleen dat ik er helemaal in meeleef en dat ik aan zijn kant sta, al heb ik misschien wel enig begrip pour Madame Oltramare, of hoe ze heten mag, hoe ze is gaan heten. Ik vind haar niet veel zaaks; mijn moeder is veel
| |
| |
en veel beter. Nettie is ook veel beter. Nu leeft dat kleine Carolientje weer, en speel jij dat nu maar eens klaar, meneer Willem Roeland. Dat kindje kon zo lachen, als ik in de wieg keek. Ze is nu al een jaar, en ze kruipt al door het flatje, schrijft Net, en ook schrijft ze dat Carolientje ‘een verschrikkelijk koppig achtergrondje blijkt te hebben. Wat een kleine apekop kan dat soms zijn’. In augustus ga ik het zelf weer zien, en dat is dan de ware vreugde van wat je ‘het leven’ noemt. Al dat varen en geld verdienen betekent nooit iets werkelijks voor me, zelfs Léautaud en Du Perron niet, dat zijn maar spiegels, tweedehands. Al kan ik die spiegels niet missen. Heb ik je nu genoeg geschreven? Vannacht om 2 uur, 0200 op zijn scheeps, of om precies te zijn 120200, d.w.z. het tweede uur van 12 maart, zijn we bij het loodsschip van Bangkokriver Bar. Dan krijgen we weer een loods aan boord en dan gaan we weer de rivier op. Op hoop van zegen, maar ik kan je wel verzekeren dat ik die loods dan niet weer vertrouwen zal, en stokstijf op de brug zal blijven, net zo lang tot we stevig aan een steiger gemeerd liggen.
Het allerbeste, en de groeten aan ja, aan wie?
Frans.
|
|