de stukken te bestudeeren, toen deze verwenschte kwaal me aan mijn bezigheden ontrukte en hier, in mijn ballingschap, heb ik, zooals je begrijpen zult, ruimschoots gelegenheid tot nadenken.
Ik kan, ondanks de bezwarende omstandigheden in 't rapport toch tot geen andere conclusie komen dan dat de verdachte uit noodweer heeft gehandeld. Immers, iemand, die uitgaat om te moorden (dubbel onderstreept) zal, wanneer hij een kris in handen heeft, steken, maar niet met het gevest slaan.
Ik geloof dat....’
Hij was moe. Hij dronk een slokje melk, ging met gesloten oogen een poosje achterover liggen. Dan verscheurde hij den brief en begon opnieuw.
‘....de verdediger zal ongetwijfeld op noodweer aansturen. Hij zal zeggen dat iemand, die wil dooden de kris in 't lichaam drijft en zich van de punt en niet van 't gevest bedient. Toch lijkt mij deze redeneering niet juist.
Vergeten we niet dat we met een vrouw te doen hebben, met een dame. Een vrouw, ook wanneer de zucht tot dooden haar bezielt, zal huiveren voor bloedvergieten in den letterlijksten zin. De handeling van steken met een mes, in casu een kris, zal te veel van haar zenuwen vergen. Ga de annalen van den misdaad na en ge zult zien, dat een vrouw, een beschaafde vrouw, andere middelen tot dooden kiest. Een revolver, omdat dit een intermediaire machine is tusschen den dader en