Uitstel van executie
(1932)–Jeanne van Schaik-Willing– Auteursrecht onbekend
[pagina 296]
| |||||||||||||||
NawoordIk wil me op een berg stellen en het panorama overzien van de toekomst. Ik wil nagaan wat er later met de helden van deze treurige geschiedenis is gebeurd. Van Ruttenvelde is nog wel het genadigst door het noodlot behandeld. Hij keerde niet meer uit Zwitserland terug. Hij was een van de vliegen, die door het web van het sanatorium gevangen werden. Weggejaagd was hij uit het gebied zijner natuurlijke belangstelling. Thans restte er slechts één ding, waarom zijn gedachten vrij konden cirkelen: zijn lichaamstoestand. Hij bestudeerde met spanning het kwik van zijn thermometer. Niettemin was hij eerder beducht voor genezing dan voor 't voortwoekeren der kwaal. Dit bekende hij zich niet, hij schudde zelfs mistroostig het hoofd en mopperde wanneer hij zag dat zijn verhooging aanhield. Terugkeer tot de maatschappij was echter voor hem ondenkbaar. Hij had zich geen vrienden verworven. Het contact met Mollanus, die in den tusschentijd tot raadsheer aan het hof van Arnhem bevorderd was, bestond nog slechts uit de tallooze brieven, die van Ruttenvelde schreef en nooit verzond. Tot het strafrecht behield hij de dubbelslachtige houding, die zijn geheele leven gekenmerkt had: Zijn verstand aanvaardde wat zijn gevoel verwierp. Op ander terrein zou hij zich van onder af aan een nieuwe carrière moeten | |||||||||||||||
[pagina 297]
| |||||||||||||||
scheppen, wat hem wel gelukt ware indien niet zijn energie gebroken was. Er was geen mensch ter wereld, die van hem hield, die belang in hem stelde, die hem over zijn lusteloosheid had willen en kunnen heenhelpen. Hij had zijn leven op één kaart gesteld, nu deze hem ontvallen was bleef hem geen enkel houvast. Sinds het vermogen tot liefhebben in hem was ontwaakt, kwijnde hij, daar hem een voorwerp tot liefhebben ontbrak. Hij bezat te weinig fantaisie om zijn genegenheid op iets anders te richten. Ja, fantaisie, de meststof, die den bloei des levens bevordert, ontbrak hem ten eenenmale en dientengevolge moest het zijne jammerlijk verdorren. Daarom was het gelukkig dat hij niet te lang hoefde te versmachten in de woestijn van zijn bestaan. Hoewel de doktoren geen belangrijke afwijking aan zijn long konden constateeren stierf hij eerder dan de kwade patiënten, die uitgezaagde ribben bij wijze van curiosa in een zijden zakdoek bij zich droegen, tot in den ouderdom. Slechts twee jaren duurde de marteling in de witte kamer, tusschen de wit geëmailleerde meubelen, het witte porcelein en glas; toen stierf hij, van hartzeer, van verveling? Althans niet door een afwijking, die de medische wetenschap constateeren kon. Laat ons zeggen omdat God zich zijner erbarmde. Hij liet zijn fortuin na aan het verkapte Sanatorium ‘Zum weiszen Bären’, terwijl het vruchtge- | |||||||||||||||
[pagina 298]
| |||||||||||||||
bruik van het op een ton geschatte kapitaal den kinderen Page toeviel. Bij het opmaken van het testament deed zich de eigenaardige moeilijkheid voor dat hij eigenlijk niet wist, hoe de kinderen heetten, terwijl informaties met groote omzichtigheid moesten ingewonnen worden, daar hij, met het oog op een mogelijke terugkeer in de maatschappij, niets van zijn interesse in het gezin wilde laten blijken. Er kwam aan het licht dat de jongen Joost Deenik, het meisje Elisabeth Page heette.
Hun vader, Raoul Page, was na de gevangenname van Hester een ander man geworden. Het is onjuist hem zijn lafhartige houding tijdens Hester's procedure kwalijk te nemen. Hij bestond eigenlijk niet als zelfstandig mensch. Hij was al die jaren slechts de schepping van de verbeelding zijner vrouw. Dit bleek pas, toen zij van hem weg was. Zijn chic kreeg al spoedig een burgerlijk cachet. Van zijn muren verdwenen de affiche en de brocaten lappen. Binnen het jaar tikte er in zijn kamer een koekoeksklok en hing er aan zijn wand een pijpenrek met een spreuk op een koperen plaat. Toen straatjongens met een steen het wit marmeren bord op zijn deur hadden stukgesmeten, verwijderde hij de scherven en verving ze niet door een ander bord. Hij accepteerde een betrekking als reiziger in stofzuigers en bevond zich daar wel bij. | |||||||||||||||
[pagina 299]
| |||||||||||||||
Joost en Elisabeth werden, bij de inhechtenisname van hun moeder, door tusschenkomst van een ambtenaar der reclasseering in gestichten ondergebracht. Toen ze bij den dood van van Ruttenvelde over een behoorlijk inkomen bleken te beschikken, werden ze daar weggehaald en op nette kostscholen geplaatst. De jongen liep het gymnasium af en ging in de rechten studeeren. Hij bleef een stille, eenzelvige natuur, onderhevig aan vlagen van melancholie. Slechts met de grootste moeite gelukte het zijn opvoeders hem bij zijn studie te houden. Hij had de neiging, die vroeger zijn vader noodlottig was geworden, om zijn belangstelling telkens op andere gebieden te richten. Hij droomde van een carrière als musicus, als dichter, hij had eenige versnipperde talenten, maar geen enkel zoo sterk dat het hem tot baken had kunnen dienen. Moeizaam haalde hij ten langen leste zijn titel, bleef wegens gebrek aan connecties een jaar lang zonder werk vóór hij een bescheiden betrekking vond, die hij boudeerend vervulde. Zijn zuster had meer realiteitszin dan hij. Ze had van haar schamele jeugd geleerd toe te grijpen, wanneer de kans zich bood en daarbij niet al te zwaar op de hand te wezen. Ze zag nuchter en zakelijk in dat kieskeurigheid voor haar, als dochter van haar ouders een luxe was, die zij zich niet kon veroorloven. Ze trouwde met een schatrijken, veel ouderen fabrikant, niet uit liefde, maar uit behoefte eens en voorgoed van | |||||||||||||||
[pagina 300]
| |||||||||||||||
armoede en zorgen verlost te zijn. Zij, die zich in haar kindertijd alle luxe had moeten ontzeggen, propte haar villa vol met alle vindingen tot verhooging van welbehagen, die ze met geld kon koopen. Wie haar salon betrad, met de gecapitonneerde Chesterfields, de lampen, de bibelots, de reukbranders en zachte tapijten zou zich moeilijk kunnen voorstellen dat dit het interieur was, geschapen door de dochter van Hester Page.
En Hester Page zelf? Mijn hart krimpt samen, nu ik moet beschrijven wat er van haar geworden is. Na een langdurig proces, dat alle instanties doorliep, werd ze, wegens moord met voorbedachten rade tot vijf jaar gevangenisstraf veroordeeld. Maar de vrouw, die na deze vijf jaren de gevangenis verliet, was de oude Hester Page niet meer. Ik spreek niet over de veranderingen, die haar uiterlijk had ondergaan onder invloed van het ongezonde leven. Ik spreek ook niet over het lijden, waardoor ze geteisterd was. Want het tragische in het lot van Hester Page was juist dat zij in de gevangenis had afgeleerd te lijden. Ze had geen berouw gekend, slechts verbittering. Deze innerlijk rijke vrouw, die haar geheele bestaan altijd had kunnen veranderen in een grootsch en boeiend avontuur van de ziel, had binnen de muren van haar cel dit spel van ziel en verbeelding verleerd. | |||||||||||||||
[pagina 301]
| |||||||||||||||
Ze was afgestompt. Haar gevoel zweeg. Voor 't eerst van haar leven was zij, die tot nu toe slechts getast en gevoeld had, gaan denken. En denken, daar was zij niet voor gemaakt. Het denken had zich in de gedaante van twijfel toegang tot haar verschaft. Twijfel omtrent haar huwelijk, haar man; ze was voor den eersten keer begonnen haar verleden den maatstaf van nuttigheid aan te leggen en 't resultaat was een beschamende conclusie. Waartoe had ze zich opgeofferd? Waarom was ze zoo gek geweest zich zooveel ellende te getroosten? Hoe kwam ze ertoe al deze beleedigende démarches te ondernemen voor een nonvaleur als Raoul? Op 't oogenblik dat de waardigheid harer ziel haar meer en meer ontzonk, begon zij over eergevoel en eigenwaarde te denken. Ze kwam in contact met andere vrouwen, die de grimmige conclusie, die zij uit haar mislukte leven trok, tot algemeene leuzen verhieven. Haar geest werd gevuld met revolutionaire theorieën, waarvan zij de portée niet beoordeelen kon, die ze nabauwde, zonder te begrijpen. Toen ze in de maatschappij terugkeerde voelde zij zich vervreemd. Haar kinderen, thans gewend aan 't ordelijk bestaan van een nette kostschool, ontweken haar. Ze vatte niet meer de bekoring, die er van den handelaar in stofzuigers was uitgegaan, dien ze in de kamer met de koekoeksklok en het pijpenrek vond. Ze leerde een jongen heethoofd kennen met ver- | |||||||||||||||
[pagina 302]
| |||||||||||||||
warde en vage idealen op economisch gebied en met onbekookte critiek op het wereldbestel. Het was aan zijn zijde dat ze na eenige maanden naar Rusland uitweek. Daar ga je dan, Hester Page, in je blauwe schipperstrui en sluiken rok. Met je tot een jongenskop geknipte haren om je bleeke nog jonge gezicht, waarin de gevangenislucht blauwe kringen om de oogen heeft geteekend. Wel ver ben je afgedwaald van het bedeesde kind van vroeger, dat in een priëel met bloemen werd getooid. Jijzelf bent de laatste die deze kleine met asters en eikeblaren omkranste elf nog zou begrijpen. Want destijds vertegenwoordigde je de onschuld der ziel, waaromheen je lichaam schuchter en bescheiden tot vrouw-zijn was gerijpt. Je had in een verdorven wereld het wonder der onschuld weten te bewaren en dat was de oorzaak van je onweerstaanbare charme. Toen op een nacht, in een onbezonnen oogenblik, heb je dit geheim prijsgegeven, je hebt die kostelijke, waterheldere ziel bezoedeld, het stof der wereld is erop neergedwarreld, vervlogen is het aroma, dat bijna niet aardsch meer was. Je hebt overgenomen de kleur en den geur van de vermoeide wereld en dat is je groote, onvergeeflijke zonde geweest, waarom ik zal blijven treuren, O, Hester Page. | |||||||||||||||
[pagina 303]
| |||||||||||||||
INHOUD
|
|