Maar hij had geen oog voor haar en begon vergenoegd door de kamer te slenteren.
‘Ik heb altijd wel geweten dat U een verstandige vrouw bent, mevrouw Page, een zeer verstandige vrouw, ik zei gisteravond nog tegen Uw man, je hebt een verstandige vrouw, een heel verstandige vrouw....’
Hij nam een kris van den schoorsteen.
‘Kijk, dit is de mooiste van de heele verzameling. Dat is de beeltenis van Ardjuna, hier op het gevest. Ziet U wel, hij heeft een spitsen neus, dat is omdat hij een edele held is, Ardjuna. Mag ik U deze als aandenken geven, met mijn oprechten dank voor alles, U begrijpt me? voor alles....!’
Hij keek haar met vochtig glimmende oogen aan. Men zag dat hij 't meende, wat hij zei. Hij was wel buitensporig verheugd over haar bezoek.
Hij drukte haar de Indische kris in handen. Ze keek verwezen naar het ding, naar het houten gevest, gesneden in den vorm van een wajangpop, met spitsen kop en haaks gebogen armen.
‘U wilt toch niet zeggen, U denkt toch niet....’ stamelde zij.
‘Heb je die drie duizend pop soms niet?’ schreeuwde hij opeens en kwam op haar toeloopen. ‘Geef op die drieduizend gulden, ik moet ze hebben, vandaag nog!’
Zijn gezicht, waarin nog de sentimenteele vreugdetranen van daareven blonken, hing als een in angst en dreiging verstard masker vlak voor het hare. Ze