losmaken als kon hij maar niet gelooven dat zij daar werkelijk was. En dan achteruit loopende omdat hij haar bleef aanstaren, begon hij de tweede trap op te stijgen en weer volgde zij en begon dien eindeloozen bangen droom van trappen klimmen opnieuw, maar langzamer. Telkens zette hij zijn beide voeten op dezelfde tree en wachtte dan en telkens, trede voor trede volgde zij.
Toen ze op het bovenportaal aangeland waren bleven ze nog eens tegenover elkaar staan: twee menschen, die elkander monsteren. ‘Hester Page,’ prevelde hij. ‘Hester Page.’ Al zijn verlangen en al zijn twijfel lagen uitgedrukt in de wijze waarop hij haar naam noemde.
Zij kreeg den indruk dat hij nog niet heelemaal wakker was; als van een slaapwandelaar, steunend, klonk zijn stem. Hij zocht haar oogen maar zij wendde haar gezicht af. Dan opende hij de deur van de logeerkamer.
Vanuit de gang tastte hij om den hoek, naar het knipje van 't licht, want zelf waagde hij zich niet in de helle kamer. Nog eens streek zijn intense bange en verwonderde blik langs haar heen. Ze gehoorzaamde al. Met gebogen hoofd schreed zij de naar kamfer riekende kamer binnen en trok de deur achter zich dicht.
Van Ruttenvelde ging de badkamer binnen en liet het water uit de kraan van de waschtafel over zijn handen stroomen.
Hij dronk drie glazen koud water achtereen om