| |
| |
| |
Zestiende hoofdstuk
Het was geen comedie geweest van Hester Page dat zij, toen van Ruttenvelde haar vroeg hoe of 't haar ging, eerst een poos nadenken moest voor ze hem kon antwoorden. Ze was iemand die het leven klakkeloos accepteerde, de gedachte haar bestaan te kunnen wijzigen, was haar ten eenenmale vreemd.
Toch bestond er een essentieel verschil tusschen de Hester Page, die in den tuin van Hôtel Gloria door haar kinderen met bloemen werd getooid en de vrouw van thans. Misschien was deze verandering het best aan te duiden met de woorden dat ze over den top van haar leven heen was en nog eenvoudiger gezegd, dat ze begon oud te worden, wat de rechter trouwens reeds geconstateerd had. Ze behoorde tot die vrouwen, die op één dag de kentering volbrengen van jeugd naar ouderdom, wier levenscurve een enkele spits vertoont en de horizontale lijn van den rijpen leeftijd overslaat. Zoolang zij zich opwaarts bewegen is 't leven slechts een wachten op een groote vreugde, die zin verleenen zal aan haar bestaan en om wat er onderwijl met haar gebeurt bekommeren zij zich niet, dat bemerken zij ternauwernood. Dan overvalt haar het besef dat het verwachte een illusie was, dat de onbelangrijke beuzelarijen, waarmee zij zich, om den tijd te korten, onledig hebben gehouden, reeds het leven waren en dat dit nog een wijle zoo doorgaat tot den dood. Op het oogenblik dat deze groote te- | |
| |
leurstelling is verwerkt en aanvaard is de ouderdom feitelijk ingetreden.
En dit besef was het dat over Hester was gekomen.
Voordien had ze zich jong en boordevol toekomst gevoeld.
Op een kwaden dag ontdekte zij dat die toekomst al voor een groot deel op was, dat was de dag, waarop ze haar jeugd verloor. Het was niet moeilijk tot op den datum nauwkeurig aan te wijzen, wanneer zich dat proces in Hester had voltrokken: Het was geweest toen haar man gezakt was voor zijn doctoraal examen.
Ze had opeens begrepen dat dit geen gewoon zakken was, dit was een definitief afscheid van de studie, nog niet eens omdat hij twaalf maanden had gekregen, maar wegens zijn innerlijke houding tegenover het examen en tegenover het leven.
Bovendien, voor verdere pogingen in die richting ontbrak het geld.
Ze hadden zich nog een poosje staande kunnen houden met het maandgeldje, dat een oude kindsche oom den jongen Page, tijdens diens studietijd, had toegezegd. Ze huurden de étage aan het Slagpad en zwegen als volgens afspraak over de luguberte van de buurt. Zij praatte met de kinderen over den kastanje in den tuin van de overburen, dien ze nauwelijks zagen en over de vlaggen van het hôtel dat ze, als ze even het trottoir afliepen, konden zien. Ze probeerden nog te luisteren naar
| |
| |
den roep der coachende studenten langs het water, maar 't was alsof in 't grijze Slagpad alle blijde klank werd gesmoord.
Ze trachtten de bladderende verf, het groezelige behang te verbergen achter bonte sjaals en kussens, die geknipt waren uit oude japonnen van Hester. Ze sliepen aan den voorkant, de kinderen in 't zijkamertje, Hester en haar man op het divanbed in de huiskamer en sloten de ramen voor het roet van de locomotieven. Ze hingen gebatikte zijden schuifgordijnen voor de ramen en zetten bloemen in een aarden kan op de ronde middentafel. De kinderen prikten bonte knipsels tegen het behang en hingen papieren guirlandes door hun kamertje heen. Tegen de spijlen van het bed bonden ze kleurige molentjes met afgedankte haarlinten vast.
Bij de opvoering van ‘Faun en Satyr’ was nog even hun hoop opgeflakkerd. Page, die eensklaps, onder invloed van zijn vriend Paoli een sluimerend talent voor costuumontwerpen in zichzelf ontdekt had, was direct de heele rechtenstudie vergeten. Hij taalde niet meer naar de juridische loopbaan, waarvan hij zich jarenlang gouden bergen beloofd had en wierp zich hals over kop in dit nieuwe métier.
Hester was dankbaar voor het intermezzo. De kinderen genoten tusschen de zij en de dansattributen. Zijzelf voelde, dat door het koortsig bedrijf van teekenen en drapeeren haar vonnis slechts werd opgeschort. Nog even hoefde ze het essenti- | |
| |
eele van de geldquestie niet aan te raken; wel had ze geld noodig om de huishouding te laten marcheeren, om voor den avond zelf kleeren voor zich en de kinderen te koopen, om zich de stoffen voor het spel te verschaffen. De cheque van van Ruttenvelde, die haar op 't laatste nippertje had bereikt was een uitkomst geweest; maar aan het probleem zelf, waarvan ze leven moesten, nu de juridische loopbaan voor Raoul gesloten was, hoefde ze nog niet direct te denken. Misschien bracht dit nieuw ontdekte talent van haar man wel uitkomst.
Na de eenige voorstelling, die ten gevolge van een verpletterende critiek nooit werd herhaald, bleef er van deze manie van Page niets over dan de affiche, die ze prikten op de deur en de gebatikte sluier, waarmee Satyr gedanst had en die hun voortaan tot lampekap diende.
Hester had na deze tweede mislukking met groote bezorgdheid haren man gadegeslagen. Het bleek echter dat hij over veel grooter veerkracht beschikte dan zij had vermoed. Hij kon zich met groote geestdrift inleven in de voorwerpen zijner belangstelling, was zoo'n tijd verblind in zichzelf en overschatte de portée van zijn werk. Doch zoodra niet sloeg de buitenwereld, hetzij in de gedaante eener examencommissie of in die der critiek, hem het speelgoed uit handen, of hij maalde er niet meer om het op te rapen, was niet eens erg ontdaan, doch zocht iets nieuws.
| |
| |
Het was in die dagen dat Paoli, die het gezin als huisvriend bleef frequenteeren, het denkbeeld opperde dat Page zich als juridisch adviseur zou vestigen. Page wou er in 't begin niet van hooren. Deze realiteit bleef al te ver beneden zijn illusies. Hij had te lang zichzelf gezien als toekomstig jurist. Doch de nood drong. Zijn vriend wist veel te vertellen van groote zakenlieden, die soms zaakwaarnemers boven gevestigde juristen verkozen; wat beteekende een titel nu heelemaal? Bovendien, hij was het tegenover zijn gezin verplicht. In een mengeling van zelfbeklag, zelfoverschatting en berusting werd toen het marmeren bord met de gouden letters besteld en de leege achterkamer en serre, tot wachtkamer en kantoor van Page ingericht, als tenminste het neerzetten in de serre van de paar rieten stoelen, de tafel en het bureau van Page den naam inrichten mocht dragen.
En nóg was Page er misschien niet toe overgegaan deze carrière te accepteeren, wanneer niet juist een nieuwe illusie in hem geboren was. Hij had gehoord dat er als Chineesch tolk schatten te verdienen waren. Zijn juridisch adviseurschap moest dus als overgangsmaatregel worden beschouwd, gedurende den tijd, dien hij noodig had om zich in dat nieuwe vak te bekwamen.
Op zekeren avond verscheen de vettige, dikke man, die in 't spel de rol van Silenus had vervuld en zich als professor King voorstelde. Van den beginne af probeerde hij bij Hester in 't gevlei te komen.
| |
| |
Hij bracht pakjes chineesche bloemen en wonderschelpen voor de kinderen mee, nesten van grappig gevlochten doosjes met flikjes en voor Hester zelf flesschebakjes van lak. Hij sjouwde in een koffer zijn verzameling krissen en Indische wapenen mee, die de kinderen huiverig mochten betasten en 't meisje lachte om den raren spitsen kop op 't gevest van één der krissen. Hester was bang voor King, ook de kinderen waren schuw voor hem, al waren ze blij met het zonderlinge speelgoed. Zat hij 's avonds in de huiskamer op den divan, met wijd uiteen geplante knieën, dan bewoog Page zich niet in den hoogen rieten grootvaderstoel, waarin hij zat met toegeknepen lippen, over elkaar geslagen beenen, met de vingertoppen tegen elkander. Nooit zat Page zoo lang zoo luisterend in de kamer als er bezoek was en Hester had een gevoel alsof hij haar met zijn stilzitten dwong tot een onnatuurlijke, geforceerde vriendelijkheid. Ze kon echter niet begrijpen, wat de dikke olieachtige man, dien men altijd onder zijn kleeren als den naakten dikbuikigen Silenus zag zitten, eraan had in die kamer te blijven, haar te vleien, te informeeren naar haar familie. ‘Ah zoo, dus U heet Deenik van Uzelf, familie soms van de ijzerwerken Deenik en Verschoor? Prachtige fabriek.’
Wat wilde hij? Wat wilde hij? Ze vroeg eens Page wat hij dacht dat King bedoelde. Hij antwoordde: ‘De Chineezen zijn een beleefd volk.’ Page kon zoo uit de hoogte antwoorden dat Hester zich dom
| |
| |
naast hem voelde en niet verder durfde vragen, maar ze voelde zich niet bevredigd.
Ook Paoli, aan wiens loopbaan als danser door de mislukking van ‘Faun en Satyr’ een einde was gekomen, sloot zich bij de lessen van professor King aan. In tegenstelling tot King had Paoli de hebbelijkheid langs Hester heen te kijken. Hij kon haar soms beleedigend negeeren. Had hij zijn beige flambard en de regenjas met den leeren riem opgehangen dan ontwikkelde zich tusschen de mannen een gesprek, waar Hester buiten stond, met toespelingen op dingen, die ze niet vatte en waar zij haar niet over inlichtten. Het was altijd alsof Paoli boordevol lachen binnenkwam, een lachen dat Hester niet begreep. Onder het korte, zwarte snorretje en de opgewipte bovenlip waren in zijn olijfkleurig gezicht altijd zijn blinkend witte voortanden te zien alsof daar dat lachen, dat ontsprong aan een onbekend gebied, bevroren was. Dikwijls slenterde hij de kamer in met zijn grooten beigen hoed nog scheef op zijn blauw-zwarte haar, tikte met zijn gehandschoende hand Page op den schouder en ontdekte dan pas haar, waarna hij als verstoord en omslachtig beleefd den hoed afzwaaide, zijn lange haar achter de ooren streek en haastig den pigskin autohandschoen uittrok om haar een zoele, slappe hand toe te steken. Hij merkte het al niet meer, wanneer zij haar hand in de zijne had gelegd, maar wendde zich alweer tot Page, waarna zij, zonder Hester verderen uitleg te
| |
| |
geven, samen het huis verlieten naar het gebied van dit lachen, dat Hester niet kende en wat haar angst aanjoeg.
't Was dikwijls niet voor twee, drie uur, dat Page thuiskwam, na een avond, dat Hester zich eenzaam, bedroefd en angstig had gevoeld en ziek van verlangen. Doch niet zoo eenzaam als wanneer ze eindelijk den sleutel in 't slot hoorde steken en met kloppend hart lag te wachten tot de geliefde man de deur inkwam. Meestal hield zij zich slapend om Raoul de pijnlijkheid van excuses te besparen. Soms echter lukte deze comedie haar niet. Ze voelde zich zoo geschokt en nog verlatener, wanneer hij haar korzelig aanzag, het was alsof iets van de sfeer van Paoli om hem was blijven hangen. Vroeg ze hem, waar hij zoo lang had vertoefd, dan was het antwoord altijd dat hij en Paoli immers chineesche les hadden gehad bij professor King en dat ze daarna wat hadden nagepraat. Dan maakten ze samen de gebruikelijke grapjes, gaven elkaar een chineeschen kus, dat wil zeggen ze wreven met hun neuzen tegen elkaar, zeiden in 't chineesch goeden nacht en knipten het licht uit. Maar intusschen krampte Hester's hart samen van een ondefinieerbare angst en treurigheid.
Het was alsof ook de kinderen niet meer zoo lief waren als het idyllische tweetal, dat door den hôteltuin had gedwaald.
De stad, de volksbuurt hadden hun neerhalend
| |
| |
werk volbracht. Ze gingen nu beiden naar school. De jongen in de vijfde, het meisje in de derde klas. De jongen was geen droomend prinsje meer, maar een lang, mager kind in een trui met manchester broek. Zelfs zijn accent was niet meer geheel zuiver. Weliswaar had hij nog dezelfde droomerige oogen met de lange wimpers en het zelfbewuste en autoritaire was nog in zijn houding, doch hij had in zijn praten iets hards en bruusks gekregen. ‘Er is er een gekrepeerd,’ zeide hij eens, toen een van zijn schoolkameraadjes gestorven was. Verder was hij dien dag baldadig aan tafel en liet zijn boterham staan. Het meisje was een knap, vroolijk ding. Ze had zich aan de heerschappij van haar broertje onttrokken en anderen gekozen om te volgen; speciaal vriendinnen, gichelende meisjes, die ze soms in huis bracht en die zich verwonderden over het interieur van de Page's. De jongen was trotsch op zijn huis, eenzaam, gesloten en cynisch. Hij werd ruw door verzet. Het meisje geneerde zich ervoor en droomde van wit gelakte meubelen en schemerlampjes. De harmonie tusschen broertje en zusje was verstoord. De tuinen hunner fantaisie waren verwoest.
Er kwam dien tijd bijster weinig geld bij de Page's binnen. Het kleine maandgeldje. De luttele guldens van een enkelen cliënt. Maar dat beetje geld vloog nog vlugger weg dan Hester zich kon verklaren. Het doosje voor 't geld was in een ommezien leeg vóór dat de bakker en de melkboer en de huisbaas
| |
| |
betaald waren. De chineesche lessen bij King, die zeker niet goedkoop waren, konden onmogelijk zulk een bres in hun financiën schieten. Hester bracht de raadselachtige bezoeken van Page met Paoli aan King met het verdwijnen van het geld in verband, maar ze begreep niet hoe. Koopen deed hij niets ervoor, spelen deed Page niet. In 't heele huis was geen spel kaarten te vinden. Ook ging hij zich niet te buiten aan drank. Maar wat dan?
|
|