Vijftiende hoofdstuk
Het in orde brengen van eenige paperassen nam meer tijd in beslag dan van Ruttenvelde vermoed had, zoodat het drie uur was vóór dat hij de deur achter zich dichtsloeg om naar het Slagpad te gaan, waar op No. 12 de Page's moesten wonen.
Het was buiig weer, zon en donkere luchten wisselden elkaar af en er stond een bolle bries. Doch de wind sprak niet van ruimte. De wind in de stad is aan de aarde gebonden. Hij waait stof en papieren omhoog, rukt aan de ijzeren stangen van markiezen, doet zinken teilen kletteren.
De menschen, die Han op straat passeerde, hadden in tegenstelling tot het gezelschap, waartusschen hij zich de laatste weken had bewogen, allen iets gejaagds. Hun kleeren waren verschoten of uit de plooi. Al liepen vrouwen en meisjes nog in helle japonnen met lichte schoenen, de zomer was voorbij en dat vergat men niet, ook niet gedurende de momenten, dat de zon, onverwacht warm door de wolken brak. De wereld was als een ontbladerende bloementuin, die naar hark en schoffel verlangt om voor den stillen winter in gereedheid gebracht te worden.
Het Slagpad, waar de Page's moesten wonen, lag dichter bij zijn huis, dan van Ruttenvelde ooit had kunnen vermoeden. Het mondde uit in de Oosterzijde, de straat, die den tegenovergestelden oever volgde van de rivier, die even voorbij Han's huis te bereiken was. Vermoedelijk was van Ruttenvel-