Eerste hoofdstuk
Pas toen Lily's lichaam weggedragen was, keerde de rust weer in het deftige huis in de kleine provinciestad. De meubels werden niet meer verzet. Er werden geen ramen meer met een ruk opengegooid. Niemand liep ooit met een vaart, zingend langs de trappen, de groene ribszijden beddesprei zou niet meer gekreukt worden doordat een jonge vrouw er zich wanhopig schreiend op had neergegooid.
Haar lichaam was weggedragen, bedolven onder bloemen. Groene palmtakken en kransen als eerbewijzen voor den weduwnaar, veel losse witte bloemen als een laatste geschenk voor de doode. In de twee weken, volgend op haar sterven, die de notaris bij familie Böttcher op ‘Kastanjezicht’ doorbracht, werden de laatste rimpels, die zij in het stijve huishouden had gemaakt weggestreken, werd de echo van haar lach verdreven. Haar japonnen van licht neteldoek en mousseline, meisjesjurken haast, haar onderrokken van ritselende taf, haar flacons, een haarspeldebakje in den vorm van een kleinen vijver met in relief gewerkte visschen, haar borduurétui van blauw fluweel met zilveren inhoud, ze werden gewikkeld in zacht papier en weggesloten in een koffer op zolder.
Toen hij weerkeerde in zijn eigen huis vond de notaris nog slechts de zware, sombere meubelen, die hij haar opgedrongen had met de tapijten in gedekte kleuren en gordijnen, dik genoeg om het