| |
| |
| |
De verlossing
Fase één
Ja, wijder en wijder werd de opening in de muur. Zachtjes aan drongen de trillingen van het lieve leven tot me door. Ik zag weer hoe mooi de natuur was, hoe de wolken zich tegen het avondrood aftekenden. Ik ging weer normale boeken lezen, ik genoot van verzen. Ik besloot nu eens eindelijk Shakespeare te verkennen en raakte gefascineerd door Hamlet. Mijn oudste zusje Bea, die heel haar leven met ziekte te kampen heeft gehad, moest in Rotterdam behandeld worden. Mijn moeder, wier lievelingskind zij was, begeleidde haar en ging tijdelijk bij familie in Rotterdam logeren. Ze verzocht mij Sigrid, de jongste van het gezin, in de wandeling Bob genoemd, gedurende die tijd bij mij in huis te nemen, wat ook ertoe bijdroeg, dat de tovermedicijn, waarmee Alwyn me voedde, met een scheut natuurlijkheid werd verdund. Gedurende deze weken van kentering, waartegen Alwyn geen reden had om zich te verzetten aangezien hij per slot bereikt had wat hij wilde, deelde hij mij zijn besluit mede medicijnen te gaan studeren. Voor het uitbreken van de oorlog had hij in België al dit plan gekoesterd, omdat het aanzien van het instituut, waaraan hij als hygiënist natuurgeneeskundige was verbonden,
| |
| |
door een officiële medische graad verhoogd zou worden. Bob was intussen weer afgereisd.
Toen gebeurde dat, waarvoor ik nooit een verklaring heb weten te vinden maar wat me van kind af aan werd gegund. Er begonnen verbeeldingen in me op te borrelen, waarvan de samenhang met mijn dagelijks bestaan me ontging en nóg ontgaat. Wat de werkelijkheid me onthield bloeide in de fantasie op.
Er zijn schrijvers, die hun vak beschouwen als een middel om met behulp van voorbeelden hun overtuigingen aan de man te brengen. Misschien ben ik wel te vaag om er overtuigingen op na te houden. Word ik met een these geconfronteerd dan schiet het één of ander stukje leven in kleur, dat protesteert tegen de mij voorgehouden zekerheid. Was men bij me aangekomen met mijn zonet aangegloeide brokje leven als bewijs voor het een of ander, dan was zeker de negatie daarvan in me ontwaakt. Ik erken domweg geen zekerheden, alleen leeft in me het besef, dat het bestaan te groot, te raadselachtig, geheimzinnig is dan dat wij domme mensen er iets van zouden kunnen begrijpen. Het ‘zo moet het wezen’ komt bij mij over als een soort godslastering, (wanneer het woord ‘god’ daarbij maar niet geassocieerd wordt met Onze Lieve Heer).
Wat mij naar de pen doet grijpen is, dat ik overmand word door dromen, waarvan de zin me meestal ontgaat. Het is me overkomen, dat ik zelfs op het ongelegenste moment, werd overrompeld door woorden, zinnen, zich groeperend tot visioenen, zó, dat ik me vaak heb afge- | |
| |
vraagd of ik het wel was, die beschouwd mocht worden als de schrijfster van iets, waarvan de lettertekens door mijn pen op papier waren neergezet.
Dus er begonnen weer verhaaltjes te ontstaan, die ik zelfs opstuurde naar het destijds vigerende tijdschrift ‘Het Getij’. Het hoort bij de kleur van die maanden, dat Victor van Vriesland (nu vermoed ik aangelokt door het gepubliceerde) zich aanmeldde.
Ik geloof oprecht, dat Nederland dankbaar mag zijn voor de invloed, die Victor in ons taalgebied heeft uitgeoefend. Ik kende hem, zoals ik reeds verteld heb, doordat hij mede-leerling was van mij op het Haags gymnasium. Hij zat twee klassen hoger dan ik.
Hij heeft de school daar niet afgemaakt maar verdween voor enige jaren naar Frankrijk. Vic kennende ben ik ervan overtuigd, dat hij ook daar de weg heeft weten te vinden naar de figuren, die van belang zijn geweest. Toen hij terugkwam en zich in Rotterdam vestigde was het Nederlands cultuurleven nog min of meer in een mist gehuld, waarbinnen men het nagloren van de beweging van Tachtig vermoedde. Willem Royaards, die op toneelgebied de artistieke scepter zwaaide, heeft in zijn rayon, door stijl van spreken en bewegen de tot hogere waarheid bevorderde aesthetica gestalte gegeven. Het is zeer begrijpelijk, dat er mensen dankbaar zijn geweest, dat ze door deze demonstraties verlost werden van de platitudes van het dagelijks bestaan. Maar deze in kunst omgezette schoonheidsillusies hebben verhinderd, dat de
| |
| |
dingen des levens op andere waarden werden onderzocht. Niet alleen door mij zouden kerkklokken, die de gruwel van een wereldoorlog aankondigden, alleen naar hun betoverende klank beoordeeld worden.
Victor zelf was als dichter al door Albert Verwey ontdekt. Hij was het, die de vale wolken liet splijten. Een stralend landschap verscheen, dat ons de glorie van intermenselijke relaties openbaarde. Om misverstanden te voorkomen, de wereld, die hij voor ons ontsluierde had absoluut niets te maken met het slagveld, waarbinnen de gevechten voor sociale rechtvaardigheid woeden, waar het bestaan van nu op is afgestemd. Men zou zelfs kunnen zeggen, dat hij een tot in het karikaturale benadrukte tegenstelling creëerde tot onze wereld.
Politiek had Vic wel enige belangstelling voor de Zionistische beweging doordat zijn broer, met wie hij het huis aan de Rotterdamse Nieuwe Haven deelde, daarbij persoonlijk sterk betrokken was. Toch was het niet dat, waar het Victor om ging. Hem was het te doen om bevrijding uit de leugens, de gênes, de verkrampingen, die we, van wat ik nog maar Victorianisme zal noemen, hadden overgehouden. Hij nodigde ons uit te kijken naar de zo boeiende wereld, die er tussen mensen bloeit en schroeit. Met minachting voor voorzichtigheid bevorderde hij die flora en die vlammen. Ook leerde hij ons Jugendstil-achtige onnatuurlijkheden verachten. Alles wat door de lenzen van de esthetica bekeken werd had afgedaan.
Victor was geniaal in het ontdekken van figuren, die
| |
| |
gevoelig waren voor deze nieuwe onafhankelijkheid van versleten voorschriften. In onbegrensde gastvrijheid ontving hij mensen, die, zoals later bleek een rol zouden gaan spelen in het culturele leven. Hij maakte hen bewust van hun eigen onontgonnen gebieden.
Vic had eerder dan anderen de buitenlandse literatuur verkend. Als iemand de kunst van het lezen verstond en daarbij het kaf van het koren wist te scheiden, dan was hij dat wel. Door geen enkele misplaatste gehoorzaamheid gehinderd, had hij voor ons geproefd wat er, in Frankrijk vooral, aan waardevol proza of poëzie was verschenen.
Ik voel me diep dankbaar voor hetgeen Victor me heeft geleerd. Hij heeft me wegwijs gemaakt in de literatuur en me gewezen op de fouten in mijn eigen probeersels. Deze bekentenis is niet gebonden aan een bepaalde tijd, maar is de conclusie van mijn oordeel over Victor van Vriesland als persoonlijkheid in het algemeen, als factor in het letterkundig leven van Nederland. Zijn huis had men kunnen vergelijken met een kokende zee van talent-explosies. Hoewel Victor de grendels van de maatschappij vrolijk geforceerd heeft mag men de doorbraak, die hij bij velen bevorderd heeft, absoluut niet vergelijken met de Belgische anti-wetmatigheden, waarover ik eerder bericht heb, die op satanismen uitliepen. Victor gooide vensters open opdat de verfrissende lucht van de natuur de kunst een nieuwe adem inblies; van weeë tot perverserieën nopende verdoving was geen sprake. Alleen moet ik wél toegeven, dat het openzwaaien van de luiken voor Victor zoveel betekende, dat hij er zich niets van
| |
| |
aantrok dat zijn manier van leven slachtoffers maakte. Van solidariteit met die slachtoffers was geen sprake. Had hij eenmaal, tot eigen tevredenheid weer eens een schilderij van het echte leven onthuld, dan maakte hij rechtsomkeert en trok zich van de soms desastreuse gevolgen geen snars aan. Het woord zuinigheid kwam in zijn woordenboek niet voor. Hij had best bij gebrek aan lucifers, zo te zeggen, een bankje van honderd in de vlam van de open haard kunnen houden om een sigaar aan te steken. Dit om de sfeer te karakterizeren. Heel wat mensen, speciaal vrouwen, hebben bittere tranen moeten schreien in het kielzog van zijn artistieke revolutie. Zijn vermogen heeft hij op een haast clowneske wijze erdoor gespeeld, wat niet belette dat hij daarna makkelijk een taxi had kunnen wenken in Rotterdam om hem even naar Groningen bv. te brengen of oesters te bestellen in een duur restaurant, terwijl de echtgenote van de vigerende periode zich kapot werkte om in zijn behoeften te voorzien. Dit alles neemt niet weg, dat ik weinig mensen ken, begiftigd met zulk een verfijnd onderscheidingsvermogen voor gevoelsnuances. Hij wist ze te genieten, zoals een wijnkenner de kwaliteit van wijn apprecieert. Hij steunde je door zijn begrip voor wat er in je omging, maar het uiterst gedifferentieerde notenschrift van het leven, dat hij beheerste werd door hem niet verbonden met een gedragskeuze. Integendeel, hij hield zich daar verre van. Betekende kiezen niet eenzijdigheid?...
Het is niet mijn taak een levensgeschiedenis over Victor van Vriesland te schrijven. Hoewel hij als essayist en
| |
| |
vooral als dichter waardevols heeft gepresteerd, hij was niet de grootste dichter van zijn generatie; maar als literaire persoonlijkheid was hij als een Domtoren, die ver boven de omgeving uitreikte. De stad, het land, dat die toren moet missen, is kaal en verarmd. Dat er binnen de Domtoren allerlei minder fraaie sculpturen te ontdekken waren, wie zal het ontkennen! Schönheitsfehler, ze zullen worden weggewist door de tijd, maar het silhouet zal, naar ik hoop, in de herinnering blijven leven.
Het was dus Victor, die kwam opdagen. Veel bijzonderheden van dat bezoek zijn weggevaagd. Wel weet ik me nog de heerlijkheid te herinneren van een nachtwandeling, die we samen maakten, samen, dat wil zeggen, Alwyn, Victor en ik. Het doelwit was het kasteel Rhijnauwen, dat in de buurt van Utrecht ligt.
Het is geen gewoonte om diep in de nacht de natuur te verkennen, onbesmet als ze dan is door de bevuiling van het dagelijkse verkeer. Het wandelen zonder fietsen, karren, auto's in de buurt, was als het zich bewegen in een droom, waarbij alle vorm, alle geluid, toegang scheen te verschaffen tot het absolute, het raadsel, het bovenwerkelijke. Samen luisterden we naar die betovering. We zwegen, elk woord zou een inbreuk betekenen. Het was als op een evenwichtslat balanceren boven de eeuwigheid. Als ik het woord ‘samen’ gebruik, betekent dat een eenheid tussen Victor en mij. Dat Alwyn ook bij ons was drong nauwelijks tot me door. Maar ik voelde, dat Vic en ik de stilte, de sterrenwereld op gelijke wijze ervoeren.
| |
| |
We luisterden samen naar muziek zonder geluid.
Na de naar de ochtend verschoven nachtrust vertrok Vic. Hij gaf me bij het afscheid een boek cadeau. Het spijt me, dat ik niet weet welk boek het geweest is. Het was een moderne Duitse roman. Er kwam ergens een zin in voor, waarbij een jongeman tegen een vrouw zei: ‘... (een vrouwennaam) ... ich möchte ein Kind haben, von Dir’.
Op het schutblad had Vic geschreven:
‘Von Dir’
Vic
De plaats, waar deze opdracht op sloeg was niet aangestreept.
| |
Fase twee
Ons huisje bestond uit twee verdiepingen plus een zolder. Vóór keken we op een kanaal, achter hadden we een bescheiden tuintje. De benedenvoorkamer hadden we verhuurd aan een meisjesstudente. Op een gegeven moment klopte deze Noortje bij ons aan om te vertellen, dat ze bericht had ontvangen, dat haar zusje plotseling ernstig ziek was geworden, dat ze onmiddellijk naar huis moest reizen. Nu had juist deze middag haar vriend Bernard bij haar op bezoek zullen komen. Die had geen telefoon, tijd om er heen te gaan om hem te waarschuwen had ze niet meer, of ik nu zo vriendelijk wou zijn hem te vertellen wat er thuis bij haar gebeurd was, waardoor ze haar afspraak niet kon houden.
| |
| |
Tegen een uur of vier belde de jongeman bij me aan, een donkere, innemende, levendige jongen van een jaar of twintig. Het leek me zo honds om hem aan de deur af te schepen, daarom nodigde ik hem binnen. Ik vond hem aardig, hij vond mij, geloof ik, ook aardig. Ik vroeg hem of hij, nu hij dit hele eind voor niets was komen aanfietsen niet even een kopje thee, dat ik toch klaar had staan, wilde drinken. Een gesprekje volgde, waarover? Over een boek, dat ergens lag? Over een plaatje tegen de muur?...
Ik vroeg naar zijn studie. Rechten was het, niet dat hij zich daar nu zo voor interesseerde, maar als je vader jurist was en je broer, een stuk ouder dan hij, daarin succes oogstte... Och ja... nee, hij had eigenlijk heel andere interesses en hij vertelde hoe Royaards een zomer in Arnhem in Sonsbeek de Midzomernachtsdroom had uitgevoerd, waarbij hij had mogen meedoen. Hij had het een geweldige ervaring gevonden. Hij was er nooit meer van los gekomen. Op het Arnhemse gymnasium, waar hij vandaan kwam, werd trouwens veel aan toneel gedaan en daarbij kreeg hij altijd hoofdrollen. Hij had dolgraag naar het toneel gewild, maar ja, met zoiets kon je in zijn familie eenvoudig niet aankomen!
‘Wat een onzin!’ riep ik.
‘Meent u dat werkelijk?’ vroeg Bernard.
‘Allicht’, antwoordde ik. ‘O, die mensen, die zich verbeelden dat alles wat buiten de universiteit valt taboe is, ik krijg er wat van. Ik kan er trouwens ook van meepraten. Ik moest van mijn familie (of liever... bij mij had
| |
| |
een oom het voor het zeggen) zo nodig ook rechten studeren. Ik verveelde me domweg dood. Ik ben in Leiden bij een college van Professor Kan gewoonweg in slaap gevallen. Gesnurkt schijn ik ook te hebben’.
‘Prettig dat jij, pardon u, er ook zo over denkt’.
‘Kom nou, zo oud ben ik toch heus nog niet, zeg maar gerust “jij”, (ik was twee en twintig)’.
Bernard: ‘Ik ben stiekem altijd nog met toneel bezig. Het heeft me notabene nog bij mijn studie geholpen ook. Ik had die beroemde passage: “Zijn of niet zijn”...’
Jeanne: ‘Uit de Hamlet’ Bernard: ‘Ja juist, die had ik zo maar voor mezelf uit mijn hoofd geleerd. Dan kwam ik op met een boek in de hand. Toevallig was het een zeldzaam geleerd werk. Hoe gaat dat? Zo'n bladzij prent zich gewoon in je geheugen zonder dat je er erg in hebt en laat nu bij een tentamen voor mijn kandidaats het gevraagde antwoord met die passage te maken hebben, maar ik wist, door die bladzij alles veel mooier dan nodig was. De prof. was domweg beduusd!’
Jeanne: ‘Zeg, doe het es voor mij, dat “to be or not to be”. Wacht even, ik moet even naar het theewater kijken’.
Ik holde weg, pakte mijn Hamlet, sloeg een sjaaltje om mijn hoofd en toen Bernard gekomen was na zijn: “Te zijn of niet te zijn, ziedaar de vraag”
bij
“Stil nu, gij!
“De schone Ophelia! Nimf, dat uw gebeden mijn zonden mee herdenken!”
| |
| |
viel ik in met:
“Eedle prins!
Hoe is 't u sinds langen tijd gegaan?”
en nadat wij, elkaar aflossend gekomen waren bij:
Hamlet: “Aha zijt ge eerbaar?
Oph.: “Watprins?
Hamlet: “Zijt gij schoon?
Oph.: “Wat meent uw Hoogheid?
Hamlet: “Dat, als gij eerbaar zijt en schoon, uw eerbaarheid aan uw schoonheid geen verkeer moet gunnen”.
vielen we schaterlachend achterover in onze stoelen. Ik herinner me niet ooit zo gezellig met iemand thee gedronken te hebben.
Alwyn kwam thuis. Hij gedroeg zich vriendelijk en zoals ik het nu zie, gelaten. De scherpe kantjes van de verbijstering van de huwelijkse staat waren er af.
Ik vroeg Bernard te eten en toen kwam zijn eigen beroerde studentenkamer ter sprake en dat hij al zo vergeefs aan het uitkijken was naar iets beters.
‘Misschien is er van onze zolder iets te maken’, opperde ik. Aan Noortje, die op datzelfde moment tragische omstandigheden te verwerken had werd door niemand van ons gedacht. Na tafel klom ik met Bernard naar boven en lachend verzonnen we een gek soort inrichting, heel ongewoon; Vic's lessen waren niet voor niets gepredikt. Molton grijsbruine bedde-onderleggers als gordijnen en tutti quanti. Opeens was het laat. ‘Wat zal je naar huis karren in het donker. Noortje's bed staat toch leeg’, opperde ik en zo gebeurde. Maar toen de volgende
| |
| |
ochtend Noortje thuis kwam om nog iets te halen, was het allerminst doodeenvoudig een spiernaakte Bernard in haar bed te vinden liggen. Ruzie - afgelopen was het met hun relatie, maar Bernard kwam wél bij ons op zolder wonen.
|
|