Nu vangt zijn taak aan.
Zie eens! hij bezoekt andermaal de woning waar hij dien sleutel
haalde, brengt dien terug en verschijnt met een schop en een mandje, beide
benoodigd voor den arbeid, dien hij zal verrichten.
Hulp verlangt hij niet. Hij wil niet bespied zijn. Wat hier te doen
valt, moet alleen door hem gedaan worden.
Hij heeft zijn mandje gevuld, plaatst het op 't hoofd en gaat er
eenige schreden zijwaarts mee voort en ledigt het met de meeste behoedzaamheid
op vier graven naast elkander, als ware hij bevreesd de dooden in hunne
sluimering te stooren.
Wat hij alles gelijk verdeelt en netjes uitspreidt.
De laatste mand is aangebracht en geledigd.
Nu eens met de schop, dan weêr met de handen, brengt hij alles
bijeen en maakt het zoo vlak en effen, als 't noodig is. Om zeker te zijn dat
hij zich goed gekweten heeft, ziet hij alles nog eens bedaard na. -
Met onbegrensden eerbied staart hij op die graven, prevelt
binnensmonds, wuift met de hand, zet den hoed op.... keert nog eens terug,
ontbloot het hoofd, groet andermaal.... en vertrekt.
Alles is vast naar zijn zin.
Toch schudt hij het hoofd eer hij in die woning zijn gereedschap
terug heeft gebracht. Geen wonder! allerlei oude herinneringen komen bij hem
op.... wat zou die familie gelukkig geweest zijn, had Rosalie niet zoo
schandelijk gehandeld.... Die oude vrijman is James, die tweemalen 's jaars,
getrouw aan zijne beloften, de graven bezoekt van de kinderen van den overste
L. en dat van Kapitein Louis....