De Manja. Familie-tafereel uit het Surinaamsche volksleven
(1866)–C. van Schaick– Auteursrechtvrij
[pagina 1]
| |
Rosalie en Mathilde.Als gij 's namiddags, ongeveer ten vier ure, in de Heerenstraat te Paramaribo waart, ter hoogte van de Weeskamer, tegenover de Malebatrumstraat, zoudt gij er geregeld, behalve Zaturdags, eene Mulattin vinden met een gevlochten mandje op 't hoofd, nu eens heen en weêr loopende, dan weer zittende op de onderste trede van een groot heerenhuis. Het is de dag- en kostschool der gezusters B. voor jonge dames uit den deftigen stand. Zij die daar heen en weêr loopt, of nu eens op stoep zit is Rosalie, een drie en twintigjarige slavin, die aan de familie L. behoort en hare jeugdige meesteresse afwacht, om hare schoolbehoeften te dragen en haar naar huis te geleiden. En geen wonder! al ware de afstand van de school naar 't ouderlijke huis ook niet zooverre, welke jonge dame van haren stand - haar Papa was immers Luitenant Kolonel, kommandant der troepen, - zou in die dagen, - men schreef 1836, zich vernederen met een pakje te loopen!... Men deed het immers vijfentwintig jaren later niet eens, toen er reeds meer dan ooit sprake was van emancipatie der slaven in Neêrlands West-Indië?! | |
[pagina 2]
| |
Die vernedering zou immers te groot zijn en te zeer aanleiding geven om in opspraak te geraken bij vrijen en slaven, aanzienlijken en geringen. Immers de gegoede kleurlinge Missie liet zich het kerkboek achterna dragen, als zij ging naar 't huis des Heeren. Zou dan de blanke zich zóó vergeten en zondigen tegen de regelen der welvoegelijkheid en 't algemeen gebruik!... Ongetwijfeld liep hij gevaar uit den gezelligen kring geworpen te worden en alle huizen voor zich gesloten te zien... - Ja! 't liep er op dat hij als een gevaarlijk persoon uit de Kolonie werd gezet. Wie zou zich daaraan wagen? Allerminst wel een hoofdambtenaar, of iemand zooals de overste, die waken moest tegen alle verzet en rebellie. Men vergete het jaartal niet, waarin ons verhaal aanvangt, en zie niet voorbij de koloniale wetten en besluiten, die voor als nog niet van kracht beroofd zijn. Immers 't nieuwe wetboek is nog niet in werking gebracht? al dagteekent de emancipatie der slaven aldaar van den eersten Juli 1863. Dan, ter zake. Rosalie was inderdaad eene schoone, rijzige, flink gebouwde kleurlinge, die veel werks maakte van haar toilet, en niet te onrechte den bijnaam droeg van proddo-missie Ga naar voetnoot1. Ofschoon de Kottoe Ga naar voetnoot2 in haren stand destijds niet algemeen gedragen werd, had Mevrouw L. hare onderhoorigen vrijheid gegeven dit artikel van weelde, des Zondags, of | |
[pagina 3]
| |
als zij van huis gingen te dragen, in plaats van 't gewone panjie Ga naar voetnoot1 of pantje. Haar jakje verried, wat kleur en snede betrof veel smaak, en de wijze waarop ze haar taai-hedde Ga naar voetnoot2 droeg bracht er niet weinig toe bij, om haar fraai gevormd gezicht voordeelig te doen uitkomen. Ofschoon zij eigenlijk waschvrouw of strijkster was, had Mevrouw L. haar in den laatsten tijd uitsluitend het fijnere werk opgedragen. Overigens was zij binnenshuis werkzaam als naaister en met de taak belast om hare jeugdige meesteres, wier vriendin of matie zij was te vergezellen naar en van school. Nooit kwam zij te laat. Ook nu zat zij weêr op haar post, geduldig het oogenblik afwachtende dat de klok op de Contrôle, of 't kantoor der Gouvernements-administratie, het uur van vieren sloeg, wanneer de schooldeur geopend werd en 't jeugdig personeel huiswaarts keerde. Nauwelijks klonk de vierde slag, of de lieve Mathilde wipte de deur uit, reikte haar schoolbehoeften over en greep het kleine mandje van Rosalie's hoofd, om er de geliefkoosde manja uit te nemen, die onder een doek verborgen lag en nooit ontbrak. Als naar gewoonte had Rosalie het bovengedeelte met | |
[pagina 4]
| |
hare tanden afgebeten en de schil naar buiten omgehaald, opdat haar lobi matie Ga naar voetnoot1 terstond te gaste kon gaan. Geen dag ging voorbij, of Rosalie zorgde er voor, indien zij maar op de woi-woi Ga naar voetnoot2 of elders waren te krijgen. In trouwe! 't Was een prettig gezicht, die beide, meesteresse en slavin bijeen te zien..... Alleen het missie of pikien-missie Ga naar voetnoot3 deed u den afstand bemerken, die tusschen haar bestond, bijzonder verzacht door 't: mi goedoe, of mi Rosalie Ga naar voetnoot4. Sedert geruimen tijd waren zij slibies Ga naar voetnoot5. Mathilde's kamer was tevens die van Rosalie, die nimmer 't gewone spéri Ga naar voetnoot6 met de overige bedienden te deelen had. 't Is waar, zij was slavin en kon zich niet naar hartelust bewegen en gaan waar zij wilde; maar - als strijkster, naaister, nenne Ga naar voetnoot7 deed zij uitnemend haar best en werd zij door niemand overtroffen. Geen wonder, dat zij bij de familie L. hoog aangeschreven stond en veel boven anderen vooruit had. | |
[pagina 5]
| |
Zij was eer een kind des huizes dan slavin te noemen. Er komt bij, dat zij ongeveer van gelijken leeftijd was als Mevrouw, die slechts eenige jaren ouder, als kind met haar gespeeld had. Beide waren te zamen opgegroeid. Rosalie's moeder had Mevrouw gezoogd, en was sedert, als erfstuk in de familie gebleven, om 't opzicht te houden over de bottelarij en 't magazijn, de keuken en de bedienden. Toen de goede ziel haar einde naderde, had Mevrouw haar beloofd dat Rosalie nooit verkocht zou worden - en altijd in de familie zou blijven, tenzij Rosalie den onwaardeerbaren schat des vrijdoms, zoo drukte men zich uit, erlangde. Door die belofte gerustgesteld was de goede, oude ziel zachtkens ingeslapen en heengegaan naar 't vaderland waar geene slavernij meer gekend wordt. Vroolijk stapte de blondlokkige Mathilde naast de fiere Mulattinne de Heerenstraat door, lachend en snappende over 't schoolnieuws van den dag en de aardigheden en wederwaardigheden, die 't schoolleven oplevert. Juist waren zij ter hoogte van de Oranjestraat gekomen, toen Rosalie hare jeugdige meesteresse meêdeelde, dat zij iets nieuws had vernomen, dat pikien missie hoogst aangenaam zou zijn. Pikien missie moest eens raden. Reeds waren zij den grooten rijweg van 't Kombé genaderd, terwijl Mathilde nu eens dit, dan weder iets anders opgaf, maar nog was deze niet achter 't geheim gekomen, dat zij zoo gaarne ontsluierd zag. | |
[pagina 6]
| |
‘Joe kori mi!’ Ga naar voetnoot1 riep zij eindelijk uit, terwijl zij driftig de brug overstapte, die naar de zijlaan voerde, waar zij t' huis behoorde. Langzamer en met nadruk vervolgde zij: ‘ma a boen! mi mandi tranga na Joe! Jéri! foe tégo! Jéri! troe! troe! troe! datti mi swéri Joe!’ Ga naar voetnoot2 Dat trof Rosalie. Zij gevoelde dat zij de nieuwsgierigheid harer meesteresse te zeer geprikkeld en misbruik gemaakt had van haar geduld. Stilstaande riep zij op hartstochtelijken toon uit, terwijl zij de armen over de borst kruiste en innige deelneming en leedwezen uit hare schoone levendige oogen spraken. ‘Keh! mi switi, hatti-lobi Missie! No taki so! Mi lobi mi Missie Soté-Soté, troe! troe! troe! No mandi na mi! Jeri! Mi Sataki Sanmi ben Jéri te mamatem.’ Ga naar voetnoot3 En nu, onder belofte dat Mathilde t' huis komende zich goed zou houden, verhaalde zij met eene bewonderingwaardige welsprekendheid en levendige gebaren dat pikien Missie eene invitatiekaart had gekregen, om op 't gouvernement aan een bal voor jonge heeren en jonge dames, | |
[pagina 7]
| |
deel te nemen. De Ordonnans had die vóór twaalven te huis gebracht. Dat de vrede spoedig geteekend was en het voorgevallene geen spoor van misnoegdheid, of wrok achterliet, laat zich zeer goed begrijpen. Als altijd waren zij weder de beste maties en vroolijk en opgeruimd trad Mathilde de vestibule binnen, om papa op zijn bureau te begroeten, parasol en hoed af te leggen en naar mama te gaan, die zich in de bovenzaal bevond. Nemen wij ter loops een kijkje van dit Surinaamsch voorhuis. Door massieve, hooge, dubbel openslaande deuren, van even massief slot en knippen voorzien, die aan kerkerdeuren doen denken - ofschoon die sluiting voor niets dienst doet - treedt gij binnen. Vóór u uit even als ter rechterzijde treft gij er nogmaals twee deuren aan. De eene leidt naar een grooten tuin, - de andere naar 't heilige der heiligen, zoo als de overste zijn bureau gelieft te noemen. Van netheid, smaak of kunst is geene sprake. De vestibule is hoog van zoldering, die op tal van balken en kruisbalken rust, zoodat gij er gemakkelijk een last of wat koorn op bergen kunt. Een en ander is wel bedisseld, maar al zijt ge niet sterk van gezicht, en al is de afstand boven u wat hoog, al spoedig bespeurt gij dat er de schaaf niet overheen heeft geloopen. De donkergroene kleur van 't hout overtuigt u even spoedig, dat verwer of schilder evenmin als bij het overige houtwerk, in het binnengedeelte, te hulp zijn geroepen. Alleen de vloer is donkerblauw geschilderd. | |
[pagina 8]
| |
Een en ander heeft iets sombers, dat niet weinig verhoogd wordt door de jalousiën buiten de geopende vensterramen en de neêrhangende Amerikaansche blinden aan de binnenzijde, die door den wind op en neêr bewogen eene liefelijke koelte door 't vertrek verspreiden, terwijl de ondergaande zon, alsof zij u vriendelijk tegenlacht, van tijd tot tijd hare stralen, onder en ter zijde van de bewogen blinden werpt. Pracht en praal en wat naar weelde zweemt zoudt gij hier vruchteloos zoeken. Die groote, langwerpig-vierkante tafel in 't midden dient om dameshoeden, mantels en wat des meer zij op te leggen. - En die twee hoedenstanders wijzen u genoegzaam aan waarvoor zij bestemd zijn. Thans prijken er een paar tuinhoeden aan. Die beide canapé's van inlandsch hout en inlandsche makelij, in den rug en de zittingen met stroo gevuld, wijders met gebloemd katoen bekleed, geven u uitmuntend gelegenheid, als gij wachten moet, om er op uw gemak uit te rusten. Die twee, drie oudmodische stoeltjes trekken u misschien nog meer aan. Doe of gij t' huis zijt en maak het u gemakkelijk. Wilt gij eer gij naar boven gaat en tot den huiselijken kring wordt toegelaten, uw toilet nog eens nazien en in orde brengen? gindsche spiegel is er voor bestemd. Vergeet echter niet uw hoed en rotting beneden te laten, wilt gij althans niet zondigen tegen de étiquette, waar men hier zeer nauw op ziet. Die schot- of wandlantaarns met stolpen, evenzeer als die | |
[pagina 9]
| |
groote kloklantaarn, - worden 's avonds verlicht en zijn er niet uit weelde geplaatst. Vergeet intusschen uwe handschoenen niet! Men ziet hier zeer nauw; en te recht!... Wij hebben hier te lande evenzoo onze zeden en gebruiken, als in Holland en elders. Al zijn we hier maar in eene kolonie, zooals men in 't moederland wel eens smadelijk lachende en de schouders ophalende zegt, ongemanierdheid en onbeschaafdheid vinden in de kolonie evenmin toegang als in Holland. Die koloniale gebruiken mogen soms zeer verschillen met andere elders, zij maken er niettemin aanspraak geëerbiedigd te worden. Hebt ge soms nog behoefte aan een glas goed gekoeld water?... Zie hier! Beide Indiaansche kruiken zijn gevuld - en dit blad met glazen, op dat kleine hoektafeltje, bijzijden de achterdeur, is er voor ieder, die er lust en behoefte aan heeft opzettelijk neêrgezet. Doch! keeren wij tot ons onderwerp terug! Mathilde hield trouw haar woord en liet in 't minste niet blijken, dat zij kennis droeg van de verrassende tijding, die Rosalie haar had meêgedeeld, - ofschoon mama, waarom begreep zij niet, er haar in den loop van den dag niets van meldde. |
|