Dichtbundeltje voor de Surinaamsche jeugd(1853)–C. van Schaick– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Dieren kwellen. frits. Kijk eens, wat zoo'n hagadis Toch een aardig diertjen is. O! hoe vlug en wat al kleuren! 'k Gaf twee centen, als ik 't had: konstant. En ik wou dat onze kat Hier was, om 't van een te scheuren! frits. Foei! zwijg met die zottenpraat. 't Dier doet immers niemand kwaad, Waarom zou 't niet mogen leven? [pagina 64] [p. 64] konstant. Wel, 't is maar een hagedis! Of er al een minder is, Dat zal waarlijk niet veel geven. 'k Ving er laatst een bij de sloot, 'k Sneed een stuk van ieder poot En toen liet ik haar weer loopen, Kijk dat was een zot gezicht! frits. Wreedaard! houd den mond toch dicht! O, dat zult ge eens duur bekoopen! Als men zoo met u eens deed, Stukken van uw voeten sneed, Zeg eens, zou u dat behagen? 't Dier dat zoo gemarteld werd Voelt, zoowel als wij, de smert. Kan 't ook al zijn nood niet klagen. Wat gebeurde? - Een maand daarna, Had Konstant van zijn Papa Tot geschenk een aap gekregen; Aanstonds sloop hij stil naar 't hok, Plaagde en sloeg hem met een stok, Maar - helaas! hij liep er tegen! [pagina 65] [p. 65] Pas ving hij weêr aan te slaan, Of zijn aap vliegt op hem aan, Slaat de klaauwen in zijn oogen, Bijt en krapt hem... altijd voort, Maar geen mensch die Konstant hoort, Of te hulp komt aangevlogen. Eindlijk heeft hem zijn Mama - Wel een uur of twee daarna, - Bijna dood terug gevonden! Wel herstelde Konstant weêr, Maar hij heeft geen oogen meer En leed vreeslijk aan zijn wonden. Vorige Volgende