Dichtbundeltje voor de Surinaamsche jeugd
(1853)–C. van Schaick– Auteursrechtvrij
[pagina 62]
| |
'k Wil eens kijken!’ zoo sprak Piet,
En zijn lei en rekenboek
Lagen spoedig in een hoek;
't Sommen maken wilde niet. -
‘Of ik heel den dag studeer,
‘'k Vind het,’ sprak hij, ‘nimmermeer!
‘Dat zijn sommen!... Mi Mama!
Die ze klaar maakt is een man.
Maar ik geef de brui er van.
'k Vat ze niet! - 't is uit! - kaba!
Pôti! wat mij 't meeste spijt
Is, ik ben mijn prijs ook kwijt.’
Nog, - terwijl het knaapjen sprak,
Klimt op eens de spinnekop
Heel bedaard nog hoogerop,
Tuurt, - springt - en - een kakkerlak,
Sluipend langs de linnenkast,
Houdt zij met haar pooten vast.
‘Wel gevat!’ zei Piet, ‘kom aan!’
En kreeg lei en rekenboek,
Een, twee, drie weêr uit den hoek.
‘Nog maar eens mijn best gedaan!
Misschien krijg ik, als die spin,
Door geduld dan ook mijn zin!’
| |
[pagina 63]
| |
't Knaapjen deed zoo. - En, ziedaar!
Wat hij vroeger niet doorzag,
Werd hem helder als de dag -
Al zijn sommen kreeg hij klaar. -
Wilt gij dat gij slagen zult?
Voeg bij ijver dan geduld!
|
|