Dichtbundeltje voor de Surinaamsche jeugd(1853)–C. van Schaick– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 40] [p. 40] De groote regentijd. Kaba! die groote regentijd!... Hoe komen wij hem door!... Och! waren wij hem maar weêr kwijt! Ik gaf er graag wat voor. Zoo'n bui naakt u maar droef te moê. De lucht is broeiend heet. Dan moet nog deur en venster toe. Troe! troe! of men ook zweet! Zoo'n enkel buitjen kon nog gaan. Hallo! dat was nog wat! Maar regen, regen alweêr aan, O foei! hoe naar is dat. Dan raast, en plast, en kletst hij weêr Daar boven op ons dak. En suisend stroomt hij op ons neêr, Alsof de hemel brak. Vaak golft het water langs de straat, Dat men niet loopen kan, [pagina 41] [p. 41] 't Is of men soms door trensen gaat, Men wordt er aklig van. Kaba! die groote regentijd!... Hoe komen wij hem door!... Och! waren wij hem maar weêr kwijt!... Ik gaf er graag wat voor!... Vorige Volgende