Dichtbundeltje voor de Surinaamsche jeugd(1853)–C. van Schaick– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Naar plantagie. Naar plantagie! naar plantagie! Hal de drooge tijd is daar! Blijd toe! gaauw de stad ontweken! Pak den boêl maar bij elkaâr! Hoor! ik ken geen beter leven, Dan daar buiten - ver van stad. Zoo'n plantagie! kijk! 't is alles. 'k Wou maar dat ik er al zat! Heel vroeg op, en dan aan 't baden, Gaauw een dun kabaatjen aan. Stok en stroohoed aangegrepen, En zoo naar den grond gegaan. Nu aan 't loopen, draven, springen, Over zwamp en trenzen heen. [pagina 39] [p. 39] Visschen of kapellen vangen Met kreooltjens of alleen. Dat 's geen Surinaamsche jongen, Die van moê en smerig praat, Of om chika of patatter Niet meê naar de gronden gaat. 'k Vraag niet naar muskiet of chika, Naar mompier of naar patat. Lant ze steken! laat ze bijten! 'k Blijf er niet om in de stad. Naar plantagie! naar plantagie! Daar is 't luchtig! lekker! vrij! Nergens hebt gij beter leven, Zeg! wie gaat er meê met mij? Morgen zal de tentboot komen! 'k Wou dat het al morgen waar! Boi! kom, repje! jere, matie! Maak mijn goed en hangmat klaar. Vorige Volgende