Vals
de Jood
Ik ben in Duitsland en maak een Rijnreis
het panorama glijdt voorbij in de brede ruiten van de boot
wijnbergen en burchten, interessant is ook het schouwspel aan de waterkant
merkwaardige dieren huizen daar
een groot soort schapen of zijn het mouflons?
een wild zwijn staat bij een stalletje op stro, in een ongelofelijke smeerboel
het is heel vreemd en ik speel ermee
ik schik de beesten op in het raamkozijn van de gelagkamer
want de boot is nu een herberg geworden
de schapen kauwen slaperig minachtend
het zwijn kijkt bezoedeld
er ligt ook een das, lui, met gestrekte pootjes
hij slaapt daar heerlijk in het zonnetje en trekt zich er niets van aan
mijn omgeving is lastig over de das, het beest deugt niet
een opschepperig heertje met een kaasbol op zijn kop zegt dat het een schandaal is
ik vind het flauw, maar goed, hij zal weg
ik neem hem bij de hand en zeg: je moet hier weg, jongen
algemene consternatie: hij bijt, hijs gevaâluk, passuopmonneer!
ik vind het méér dan flauw en steek mijn vinger in zijn bek
hij flokt er goeiig op en kijkt me vriendelijk aan met zijn slaperige ogen
jij bent lief hoor, zeg ik, jij bent een eerlijke kerel
en ik streel hem over de platte kop
zijachtig zacht blauwzwart is zijn pels, het is een prachtig dier