Narrenwijsheid en ander onkruid(1961)–J.C. van Schagen– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 61] [p. 61] Nuits de mai 1940 Machines machines machines zwartrazen van machines in de stikkende nacht mensenvee bij godverdomme Avro-jazz en het waanzinhuilen als het komt en de valse donder als het inslaat vlammen en krijsen en een hoop lawaai voor nix. vrouwen doen hevig en nemen grote besluiten over kleine dingen lubbers warren en dazen warren en dazen hoe God de armzaligheid verdraagt! maar morgen komt de melkboer toch weer want de zon komt 's ochtends op en 's avonds gaat ze weer onder, het is allemaal goed geregeld en 's nachts is het donker en dood is dood kuddezweten in betonkelder allemaal wauwelen wawawa net als vóór een concert geweerkolven op betonvloer, slome slaven in uniform en waarom bloedt dat kind? als ze luizen heeft, heb ik ze nu ook DE SLAGEN, DE SLAGEN en dan de donderbreuken van 't beton, de gronden golven en we zijn opeens allemaal zwarte vleermuizen - een opgedrongen drom zwarte vleermuizen in kalkmist zitten! Godverdomme zitten! zitten en wauwelen wauwelen wauwelen! wauwelen, dat je 't branden niet hoort, daarbuiten! het is zo warm in die kelder en wat is nu mijn kop? is mijn kop nu de kelder of is de kelder mijn kop? [pagina 62] [p. 62] waarom is mijn kop zo groot? en buiten moet de zon schijnen en twee maal twee is vier maar mijn kop is meloen de stad in vlammen een opengereten vulkaan en de hoge witte wolk de grote eruptiewolk stil en statig in het avondlicht de majestueuze hoge wolk de spotwolk sereen verheven in de late zon hoe mooi is die wolk! zonsondergangen zijn ook heel mooi en zo prettig dat de zon morgen weer opkomt in het oosten daar kwamen de drie koningen ook vandaan en de lucht is blauw maar wat schommelt die wolk raar hospitaalschipje, vrouwen in witte schorten haar grote kinderogen in het wit gezicht je moet komen vorderen, zwarte schippers op zwarte schuiten goed zwart volk, in orde meneer en de vergulde petroleumlamp in 't roefje, als van groot- moeder en hout en touwen en ijzer en fittings en snoer en lampen en die auto hier en de Eben Haëzer twintig bedden intrappen die deuren, dondert niet en die boot verhalen naar boven de brug gek, ze doen alles wat ik zeg, ze zijn zeker óók gek we zijn nu gezellig allemaal samen gek [pagina 63] [p. 63] want de zon gaat onder achter van Nelle en in het oosten brandt de stad en morgenochtend komt de zon daar óók nog op God is gul en 's ochtends vroeg is het heel stil buiten en het gras is nat aan je schoenen maar ik ben zo moe puin en rookstank stank van zwartgebrande rotte vis wist jij, dat dojen naar rotte vis stinken? redeloze muren, als blinden met lege ogen en de woestheid der verwoesting en de zinneloosheid van wat bleef staan de oneindige stupiditeit van dit alles een oneindig schouderophalen staat over de stad van wie? van God of duivel of van jezelf? en de zon schijnt erop en de regen regent het nat en als 't geregend heeft stinken ze nog harder soms word je wakker 's nachts en er is iets dat snerpt er is iets valsigs, iets hesigs, heel ver, als je lacht net als het mee-zinderen van een blikje, als Willy piano speelt, soms je gaat aan je werk en alles is gewoon en als je even op- houdt om te zien wat je maakte dan is er een barst waarom is er almaar dat heimelijk scheuren? als je beweegt is er aldoor iets dat haakt er is iets valsigs iets dat liegt heel diep in jezelf waarom zien we elkaar niet meer aan? [pagina 64] [p. 64] wie hebben onze jongens in de rug geschoten? waarom liegen we nu allemaal? weet jij nu nog wat recht is en waar? wat trouw, wat verraad? alles is vals nu, alles liegt alles kan stikken en was God misschien ook maar luxe? Weet jij het? God liegt ook, ik hoef hem niet meer ik hoef niets meer ik wil niets meer ik spuw ik spuw en ik weet alleen nog dat ik het verdom om van de sokken te gaan en recht is recht en vals is vals en de trouw van vader en moeder Vorige Volgende